vrijdag 23 november 2018

12.1

van je hart je blik
(ik moest er onder lachen,
kon het niet helpen
en wist daar ga ik)

wie vraagt:
wie vraagt mag raden
wie vraagt is gezien
wie vraagt moet weten
wie vraagt moet het zeggen

kalmer bij de ganzen,
de spreeuwen, het groen, het licht,
het onzegbare een moment gezwegen;

bij ons wellicht, van de zomer,
verloren natuurlijk, evengoed
maar gezien, even

zijn wij er nog?

ik ga niet!


zaterdag 10 november 2018

800 jaar bestaan

Op een zomeravond een paar jaar geleden, reed ik naar Netersel om er een groepje senioren te interviewen. Ik had een jaarboek te vullen en nog niks over Netersel. Dus liet ik ze uitgebreid aan het woord en schreef een stuk getiteld: Wat doen we met Netersel?
Nu doen ze zelf wat: 800 jaar bestaan. Ze vonden een akte uit 1219 en hebben onlangs hun aanloop ingezet. Was iets geweest voor een jaarboek.
Je moet ergens beginnen. Als je een oude akte vindt waarin je dorp bij naam wordt genoemd*, weet je één ding zeker: dat het er voor die tijd al was en je dus een onbekend aantal jaren te laat bent. Maar je moet ergens beginnen.

(Voor alle duidelijkheid: we hebben het hier niet over een ondubbelzinnige stichtingsakte. Er staat niet "Michiel Michiels Netrusem fondatat anno domini MCCXIX"**. Het is geen charter. Het is gewoon een velletje perkament met een hoop persoons- en plaatsnamen, waaronder die van Netersel. Happaert staat er bijvoorbeeld ook in. We weten niet eens goed wat het betekent want het is in het Latijn. De enige die er pap van zou kunnen maken is mijn nicht Pleun en ik heb geen idee waar die ergens uithangt.
Maar goed dat wij in Hapert wel beschikken over een akte waarin ondubbelzinnig staat: "Anno domini MCLXXXVI  Verdonschotum adversum Michiel Leijten lapis primo vicem happaert in terra ponerat".*** Anders hadden we volgend jaar weer 800 jaar bestaan)

Als er over twee jaar een document opduikt uit 1122 met Netersel erin, in de abdij van Egmond, om maar een zijstraat te noemen, besta je gewoon 900 jaar. Net zo makkelijk. Wat is er feestelijker dan terugschrijdend inzicht.

Misschien is het zinniger om 100 jaar te bestaan. Het is natuurlijk onzin om te geloven dat Ons Lieven Heer Netersel tussen Nieuwjaar en Driekoningen 1920 kant en klaar op de wereld heeft gezet (én Bladel, én Hapert, op het Kempisch Bedrijvenpark na) maar dat is nou krek wel wat iedereen gelooft. 


* "Netensel" (Welvaerts), "Netrusel" (Camps).
** "Michiel Michiels stichtte Netersel in 1219".
*** "In het jaar 1186 legde Michiel Leijten schuin tegenover Verdonschot de eerste steen van het dorp Hapert".

vrijdag 21 september 2018

Hoogeloon op 't Zand

Hoorde vanmiddag dat Loon Op 't Zand akkoord is gegaan met de uitbreiding van de Efteling. Herinnerde me ineens dat ik deze al een paar weken in concept heb staan:





woensdag 19 september 2018

Uit het jaar 0

Vandaag kregen we van een stagiair het aandoenlijke verzoek om informatie over de gemeente Bladel "in de periode rond het begin van de jaartelling". Je wilt dan per se niet vragen: bedoelt u niet de gemeente Bladel-Netersel?

vrijdag 14 september 2018

Christushoofd

INGEZONDEN STUKKEN.

De inzender van het volgende rekwest aan Z. M. den Koning verzoekt ons daarvoor een plaats; zooals men zien zal, geldt het een klagt over een hoogst oneerbiedige en krenkende spotternij.

"Aan Z. M. den Koning.
Sire!

Geeft met verschuldigden eerbied te kennen N. N. enz. wonende te Groessen, gemeente Duiven, provincie Gelderland”
“dat zijne zuster Anna Sophia in de vorige maand overleden is, en na het overlijden door hem volgens hier staand gebruik aan bloedverwanten en vrienden prentjes, zoogenaamde bidprentjes, zijn toegezonden;
“dat hij op den zesden Julij ll. per post heeft verzonden o. a. een enveloppe, met het adres aan den heer A. Hoppenreijs te Doesborg, waarin vijf van de bedoelde prentjes, daaronder één met een Christushoofd;
“dat gezegden heer A. Hoppenreijs van het postkantoor Doesborg is bezorgd voornoemde enveloppe met vier prentjes, terwijl het vijfde, waarop het Christushoofd, zich niet meer in de enveloppe bevond;
“dat op den zevenden Julij daaropvolgende van het postkantoor Doesborg is verzonden naar Wehl een verzegeld pak, waarin de voor Wehl bestemde brieven en couranten;
“dat op dien dag aan den heer R. C. pastoor van Wehl is bezorgd de courant de Tijd.
het bidprentje hierboven bedoeld was midden in die courant gestoken, en is bij opening er uit gevallen met eene kleine hoeveelheid zand, dat ook nog op de courant was vastgeplakt;
“dat gezegd bidprentje, het Christushoofd voorstellende, op hoogst ongepaste manier is misvormd, door met inkt een hoed op het hoofd, een grooten bril voor de oogen en een pijp in den mond te teekenen;
“dat dit prentje onder mijne berusting is.
Zoodanig schandaal, door of van wege ambtenaren of bedienden bij het postwezen gedaan of toegelaten, is grievend voor het christelijk gevoel en eene opzettelijke schending van den eerbied, aan de godsdienstige overtuiging der Katholieken verschuldigd, en geheel in strijd met den wil van Uwe Majesteit en met de grondwettige regten van de belijders van de katholieke godsdienst;
Waarom adressant zich verpligt gevoelt met den meesten eerbied dit feit ter kennis van Uwe Majesteit te brengen, met het nederig verzoek, om aan de beambten op die kantoren waar dit feit kan gepleegd of toegelaten zijn, een eerste vermaning te geven, om zich te onthouden van dergelijke, voor het godsdienstig gevoel der Katholieken stootende handelingen.
'tWelk doende enz."
Groessen, 15 Julij 1870.


Klinkt bekend, of niet? Is goed gekomen:



maandag 20 augustus 2018

Tirannie van de vraag

Een columniste overkomt iets herkenbaars: ze zit op een terras en iemand vraagt hoe het met 'r gaat, een vage kennis, die het luchtig wil houden en de virtuositeit bezit om dat met zwier en omhaal van woorden te doen. De columniste spreekt van een 'genre' en voelt zich voor het blok gezet. Er wordt van haar geëist dat ze zich "voegt naar andermans genre". Ze begrijpt dat ze een schijnbaar vluchtige anekdote dient op te dissen die niettemin iets diepzinnigs in zich bergt. Uiteindelijk - nog voor ze een woord heeft uitgebracht - is het haar rij-instructeur die haar redt: die placht haar voor te houden dat de meeste ongelukken gebeuren "doordat mensen voortdurend in elkaars plaats denken".
Ze vervolgt: "Het probleem van vraag-en-antwoord is dat het laatste de logische consequentie moet zijn van het voorgaande. De vraag doet zich misschien sympathiek voor, maar blijkt een tiran die alles en iedereen aan zich wil onderwerpen; ieder antwoord dat de vraag serieus neemt, is een "ja" op zich, een bereidheid met de vraag mee te buigen, mee te doen aan een gesprek dat vaak geen gesprek is maar een set eisen."
De columniste (is ze dat wel?) is Niña Weijers (het golfje op de tweede n-van-Nina zit linksboven op het toetsenbord, pal onder de escape). Ze schrijft dit in de Groene Amsterdammer, waarop ik vorige week een abonnement heb genomen. Nou, dat heb ik er dus al uit! De verhalenbundel Days of Awe van de schrijfster A.M. Homes ("personages die lijden onder hun onvermogen 'nee' te zeggen") heb ik al besteld (op mijn boekenkraam, vroeger op de markt, onderscheidde ik de categorieën "literatuur" en "romans" en rangschikte ik het weinige dat ik had van A.M. Homes steevast onder de laatste; had ik het dan zo mis?) en de burn-out die één op de zeven Nederlanders oploopt omdat zijn of haar werkzame leven een antwoord dient te zijn op een vraag, voel ik al wekenlang aankomen. (Maar dat komt wel goed. Binnenkort heb ik een week vrij en ga ik op bezoek bij een columniste uit Maarn. In Maarn zitten de mensen alle dagen op de terrasjes in hun achtertuin. Ze geven je koffie en appelgebak en vragen hooguit of je slagroom wil. En dat het nu alweer kwart over één is, overleef ik ook wel. Ik kan best een antwoord zijn op de wereld-die-soms-een-vraagteken-lijkt, ik wil alleen af en toe op mijn gemak op een terrasje kunnen zitten)

zondag 19 augustus 2018

Leven en sterven van Petrus van der Heyden

Er was eens een man die ze Pietje noemden, Pietje van der Heyden. Iedereen kende hem. Op een dag belandde hij op een foto en via die foto in een boek. Nog later, via het boek, op een fotokopie.

Het diminutief maakt Pietje groter dan hij was.

(Ik zeg wás want hij is al lang dood. Hij had al niet lang meer op de foto. Ongetwijfeld zijn er nog die hem zich herinneren. In hun (oude) geheugens leeft hij nog, in hun verhalen bestaat hij nog, hun verhalen bestaan nog)

Piet leefde in een kleurloos universumpje dat ooit een tijdje heeft meegelift met de aarde. Dáár was hij Pietje, alleen dáár was hij een beetje groter dan hij was. Sindsdien is hij weer aan het krimpen en anno 2018 zijn hij en zijn universum zo klein geworden dat ik ze met het blote oog niet meer hoef te zien.








zondag 12 augustus 2018

Broodje van eigen deeg

Als ik met Ingrid in de rolstoel rondjes rij rond het ziekenhuis in Den Bosch vindt iedereen me geweldig.
Ik moet ervoor waken dat ik dat zelf niet ga geloven.
Ik ben gewoon een mafkees die op zaterdagmiddag aan zijn islamitische buurman gaat zitten uitleggen dat hij (ik) vernoemd is naar een man die lang geleden in de bossen een hert tegenkwam met een neon kruis in het gewei en toen maar weer naar huis ging.

Et in Mesopotamia ego

Vanmiddag heb ik Abdullah uit zitten leggen wat een heilige is. Een heilige!
En de parabel van de toren van Babel.
De bedoeling is nota bene dat ik hem leer schrijven, voor zijn inburgering. En ik begin over heiligen. Soms lijk ik wel gek. Of tenminste niet geschikt om mensen te leren schrijven.
Gelukkig vertelde hij dat hij was geboren in Abu Kamal, een stad op de oever van de Eufraat en dat Babel in het tegenwoordige Irak lag. Een context voor mijn gebazel.

Losse handen

Vandaag bedacht ik dat het misschien wel juist goed zou zijn als wij, mijn collega's en ik (gemeente, vast in dienst) elkaar op het werk zouden negeren. Niet ostentatief of geforceerd, nee, gewoon niet meer de hele dag door samen klitten in dat zitje bij de koffieautomaat, niet altijd maar elkaar bevestigen, niet altijd maar praten, praten. Als we gewoon ons werk zouden doen, niet meer en niet minder. Niet dat er werelden voor ons open zouden gaan, er is natuurlijk wel dat eeuwige werk maar dat we zouden denken, verrék, ik ga d'r niet dood van. Zoals iedereen ooit wel eens verbaasd heeft vastgesteld dat je niet meteen omvalt als je met losse handen fietst.
Ik ben vast begonnen.
School maak ik nog niet.

zaterdag 11 augustus 2018

Kunstenaars

Op het heem komen wel eens twee vrouwen.
De een heet Helma, de ander Annie. Annie is niet jong, niet slank, niet fit, niet ter been. Als ze ons bezoekt, wordt ze gebracht door Helma. Helma knipperlicht dan de passagierskant van haar auto naar een plek pal voor de ingang, torst Annie naar binnen, plempt haar in de grote stoel, heur vaste plek, en zet dan buiten de auto in het vak.
Helma had ik veertig jaar geleden willen ontmoeten, Annie is het vleesgeworden symbool van die misser.
Twee woensdagen geleden kwam ze te spreken over mijn tante, die een paar dagen daarvoor was overleden. Ze had het gelezen in de krant.
"Mijn tante", zei ik.
Even keek ze in mijn richting, een heel klein beetje verrast dat ook ik wortels had in Bladel. Daarna hervatte ze het gesprek met Helma en de anderen.
Even dacht ik, een heel klein beetje verrast, dat ik als voorzitter zomaar zou kunnen besluiten om de grote zaal van ons etablissement voortaan te gebruiken voor experimentele en controversiële tentoonstellingen, verzorgd door homoseksuele Japanse en Chinese avantgardisten. 
Kunstenaars, bedoel ik.


dinsdag 31 juli 2018

In het licht van de eeuwigheid

Ik kan niet plannen. Ik maak voortdurend dubbele afspraken. Of ik spreek dingen af waar ik helemaal geen zin in heb. Duurt nog drie weken, denk ik dan, ik red me er wel uit. Wie dan leeft, wie dan zorgt.
Natuurlijk is dit niet het echte probleem. Zo'n care-free tiep ben ik helemaal niet. Het echte probleem ligt dieper. Het echte probleem is echt een probleem. De verwoording hierboven dient alleen maar om een niet zo modieus, reëel gebrek, salonfähig te maken. De keiharde waarheid is dat ik geen nee kan zeggen, never nooit nie. Ik ben zo assertief als een badspons. En daar kun je vandaag de dag gewoon niet meer mee aankomen. Vin ik zelf ook! Tijd voor hulp. Tijd voor een beetje coaching. Hóóg tijd. Vin ik zelf ook! Aan het volk van Bladel heb ik beloofd om alle woensdagavonden op de heemkamer te zijn en nou beloof ik vanavond aan Ingrid om aanstaande woensdagavond naar Den Bosch te komen omdat het daar door drukte en omstandigheden even niet van gekomen is. De familie S. heb ik een coherent en steekhoudend verhaal beloofd over onze lokale geschiedenis, dat ik vanwege drukte en omstandigheden die ik had kunnen en hád voorzien, niet afkrijg. Vrijdag ga ik naar de begrafenis van mijn tante, hoewel ik op het werk de enige ben die nog over is (niet op vakantie is, bedoel ik, niet nog in leven of zo). Voor 21 september moet er een geupdate historische rondwandeling (probeer daar uw hoofd maar eens omheen te krijgen: een geupdate historische rondwandeling) door Bladel te zijn. Voor dementen. Iemand moet al een beetje na gaan denken over de begroting van volgend jaar en bij gebrek aan enig financieel vernuft in de hele, hele verre omgeving heb ik beloofd om dat dan maar zelf te doen, hoewel ik er vollédig van verstoken ben. Mijn oom die nog wel leeft, heb ik een exemplaar van het jaarboek met het verhaal van Karel van Heijst beloofd; het staat waarschijnlijk in de editie van 2011 waarvan we er... geeneen meer hebben. Bij Abdullah zou ik gaan eten, een dove Armeniër zou ik waarschuwen als we bij halte Turfweg zouden zijn (is gelukt, al had ik er nog nooit van gehoord; blijkt tussen Veldhoven en Steensel te zijn); mijn medecursisten dat we morgen wel wat eerder kunnen beginnen waardoor ik in de spits met de trein naar Breda moet (duurder en drukker); verschillende meisjes dat ik met ze zou trouwen (kleuterschool). Had juffrouw Sjan me maar nee leren zeggen in plaats van met rechts te schrijven. Jong geleerd is oud gedaan, hing er nota bene aan de muur! Maar ja, we konden nog niet lezen hè. En juffrouw Sjan deed niet aan coaching, dat kenden ze toen nog niet.
Het is niet anders. Ik krijg het n-woord niet uit mijn strot. Coaching en wonderen daargelaten, zal ik ermee moeten leren leven. Steeds weer de stress van die onvervulbare beloften, het negatieve zelfbeeld dat erdoor opgeroepen wordt, steeds weer het wegleggen van een goed boek omdat je je niet kunt concentreren vanwege die stress, steeds weer dat schrijven, schrijven, schrijven tot diep in de nacht omdat er weer eens een dilemma aan zit te komen.
Prijst u gelukkig, nee-zeggers!
Alleen één ding hè: ík kom in de hemel! En jullie hebben een hoop uit te leggen aan de ouwe Sint P.
"Jaaaah, maar de coach had gezegd..."

vrijdag 27 juli 2018

Overkomst

Van de week loopt C. binnen, telefoon aan zijn oor. Hij heeft zijn broer aan de lijn. Ik moet hem zelf maar even spreken.

C. loopt al drie woensdagen achter mekaar binnen. Een man van weinig woorden die zich hoegenaamd niet interesseert voor lokale geschiedenis. Fietsen is zijn ding, van Parijs naar Brest en vice versa. Niettemin raken we aan de praat. Op de heemkamer kan ik dat, aan de praat raken, aan de praat bréngen. Op de heemkamer bent u in mijn territoor and you wíll talk.
Een week later verschijnt hij opnieuw, dit keer met een sjieke rol behangpapier waarop alle C.'s die ooit in onze streek hebben geleefd. In druk! Op een sjieke keukendeur hoort een sjieke stamboom. Neem wel de Bodoni MT mensen. Past in elke keuken!
Hij wijst naar een plek laag in de boom, naar een voorouder die overkwam uit Riel en de Vorselse molen pachtte of kocht, rond 1710 als ik me goed herinner. Meteen schiet me het lange artikel van J.W. Hagen te binnen  in ons jaarboek van 1992, dat handelt over de staatse jaren van onze molens. Ik pak het uit de kast en laat het hem zien. De voorouder komt er inderdaad in voor.

Dat is dan wel weer leuk, dus C. koopt het boek. “Is ook wel iets voor mijn broer”, meent hij.

Broer woont in Oudekerk aan de Amstel, wist ik al. Is hoogleraar aan de VU. Vraagt of hij kan komen kennis maken. Wil eens zien wat voor boeken wij zoal hebben.
Ik vraag waar hij is.
Hij is thuis.
“Dan wordt het lastig”, merk ik op, “het is nu tien voor twee. Tegen de tijd dat u hier bent zijn we alweer gesloten.”
“Hoe laat gaat u dicht?”, vraagt hij, in zijn stem een zweem van ongeduld.
“Om vier uur”, antwoord ik.
“Luister, als ik nu aanrij, ben ik er om kwart over drie. Okay?”
“Ja natuurlijk”, ik, blij verrukt.


Ik ben dat niet gewend, zo’n mobiliteit. Om tien voor twee te bedenken dat je om kwart over drie honderd kilometer verderop wilt wezen. Zonder dat daar iemand op sterven ligt. Ik moet denken aan wat wijlen de oude, uit Rotterdam overgekomen mevrouw Kranenburg uit de Van Dissellaan placht te zeggen: “Bladelse mensen komen hun dorp niet uit."*



* Kan zijn dat ze zei "katholieken komen hun dorp niet uit", dat weet ik niet meer.
 

zaterdag 21 juli 2018

Wasgoed

Daarnet op de radio: een vrouw kan tijdens een vakantie in Praag niet op het meervoud komen van het woord "slot", in de betekenis van kasteel, burcht. Het woord "sloten" dringt zich op maar ze denkt dat dat iets heel anders betekent. Dingen op fietsen en in deuren. Ze concludeert dat er voor het woord "slot" in de kasteelbetekenis geen meervoud bestaat.
Ik moet zeggen dat ik zelf ook even twijfelde en de geruststellende uitleg van de dienstdoende taalkundige nodig had voordat ik het volgende kon bedenken.
Taal is de concretisering van een model. Dat model heet grammatica. Erbinnen bestaat de entiteit "zelfstandig naamwoord". Deze heeft de eigenschap dat ze kan vermeervoudigen. Van elk concreet zelfstandig naamwoord bestaat dus een dito meervoud. Dat doet de grammatica. Uw wasmachine draait omdat er grammatica inzit. Zo simpel is het. Betekenis, uw wasgoed,  doet er niet toe.
Het feit dat we bij "sloten" uitsluitend denken aan fietsen en deuren duidt erop dat we bomen kappen om het bos niet te hoeven zien.


maandag 16 juli 2018

De sigaar

Gisteren doken er op Facebook een paar grootboeken op van de oude sigarenfabriek van Claassen. Verkoopboeken, van kort voor de oorlog. De orderadministratie. Veel namen, aantallen en (administratieve) nummers. Lokaal-historisch niet zo heel erg interessant maar als tentoonstellingsobjecten natuurlijk van grote waarde. Mijn naam erbij. Allicht. Misschien wil de eigenaar ze wel afstaan als ik hem (naar waarheid) vertel dat ik tot mijn negentiende in Hapert heb gevoetbald en lieg dat ik er tot mijn 56e ben blijven wonen, geen carnavalsfeest heb overgeslagen (hé, ik was verkleed, toch?!) en altijd ben blijven schrijven met de mij door juffrouw Schoenmakers op 1 augustus 1968 verstrekte kroontjespen. En dat de zeurpiet uit Bladel, die liever wat bouwstenen had gehad voor een alomvattende naoorlogse geschiedenis van de Kempen mijn tweelingbroer is en dat die overweegt om te verhuizen naar Amsterdam.
Opgeruimd staat netjes, zal ik erbij zeggen.

Lezen en schrijven

Aan het eind van de dag bel ik mijn vriendin.
"Hoe was jóuw dag?" vraagt ze (zij is aan het revalideren, zij mag eerst).
"Relaxed", antwoord ik. "Vanochtend gelezen, vanmiddag naar Turnhout gefietst. Een uur en twaalf minuten volgens Google. Ik wist niet dat het zo dichtbij was. Altijd gedacht dat je in Turnhout al bijna in Antwerpen was. Leuk fietsen ook, langs het kanaal."
Over het lezen geen woord. Lezen doe ik alleen. Over lezen kan ik alleen maar schrijven. In Turnhout bleek ook al snel dat ik er liever over lees dan er ben.

dinsdag 10 juli 2018

Automatiek der herinneringen

Op 4 augustus hou ik mijn referaat voor de familie Van Sambeeck over de geschiedenis van Bladel. Ik geloof dat ik elders al heb aangegeven dat we dat normaal niet doen. Normaal leiden we onze gasten rond en vertellen het een en ander over de objecten waar hun oog op valt. Een coherent verhaal hebben we niet. Onze historie is nostalgie. We zijn een automatiek vol herinneringen. Je haalt er wat uit en wij eten mee.
Enfin, dat voor een andere keer.
Ik had gedacht als volgt te beginnen: "U dient zich te realiseren dat de geschiedenis van Bladel in niets afwijkt van die van Hapert of Reusel. Of van enig ander Kempisch dorp."
Een mooi begin. Een geleerd begin.
Een fout begin.
De geschiedenis van Bladel verschilt wel degelijk van die van Hapert en Reusel. Ik ken gewoon de verschillen niet. Ik niet.
Tja.
Naar verluidt is het een geslacht van schoolmeesters, de Van Sambeecken. Ik hoop het. Die kennen de verschillen vaak ook niet.

zondag 8 juli 2018

Smoes

Gisterochtend geen Abdullah. Om elf uur had hij bij mij moeten zijn voor zijn wekelijkse taalles. Om kwart over elf liep ik naar beneden en belde aan. Thuis was hij ook niet.
Dan maar een keer niet, overwoog ik, ik app hem van de week wel. Het kwam me wel goed uit ook. Kon ik mooi het Brakman-Vestdijk-brievenboek uitlezen. Het ligt al zes weken op de grond naast de bank, 160 pagina's och arm. Heb er al twee keer omheen moeten stofzuigen.
Gisteravond wel degelijk een Abdullah. Ik had het idee dat ik laat thuis was maar niemand sliep nog. Muziek van de kant van de markt, gelach en gepraat van om de hoek, in de woning van Abdullah groot licht en veel volk. Ik dacht al dat hij me gezien had toen ik aan kwam rijden, er gaat hier geen auto voorbij of Abdullah registreert hem. Hij kwam naar buiten gelopen en bood zijn excuses aan. Hij had bij vrienden geslapen in Eindhoven, er waren feesten en gezelligheid geweest, zijn taalles was hij glad vergeten. Ik stelde hem gerust, maakt nie uit, volgende week beter. Hij luisterde amper, lachtte, praatte me bij over zijn week (de baan in Tilburg gaat niet door, te weinig groeikansen) en nodigde me uit om iets te komen meevieren met hem en zijn vrienden, wat weet ik niet, zoals steeds als hij op zijn gemak is, praatte hij veel te vlug, vakantie misschien, is er vakantie? 
Ik verzon een smoes want ik feest niet, iets wat ik lang niet heb hoeven doen, een smoes verzinnen. Dat Syrische feestbeest denkt zeker dat alle Nederlanders hetzelfde zijn.

maandag 25 juni 2018

Apollo 8

De onbetrouwbaarheid van het geheugen is altijd mijn ding geweest. Dat zult u al wel gemerkt hebben. Ik bedoel niet dat ik een slecht geheugen heb of dat dat van u niet deugt, nee, wat ik bedoel is dat het mij iedere keer weer verbaast hoe mijn en uw geheugen ons bedriegt.
 
Dit had ik willen bloggen, bedacht op de fiets:
 
Als hoegenaamd niet in cultureel erfgoed geïnteresseerde jeugd verzamelde ik ruimtevaartpostzegels. Ik heb ze nog allemaal. De allereerste zegel in mijn album is deze (plaatje postzegel). Toen al begreep ik heel goed dat deze zegel niks met ruimtevaart te maken had en toch laat ik hem tot op de dag van vandaag het spits afbijten. Hij staat tenslotte vol ruimte en Star Trek begint immers ook met "Ruimte. De laatste grens".
 
Zoek ik thuis die postzegel op en wat denk je: alles helemaal verkeerd in mijn hoofd. In the beginning stond God op de maan, niet op de aarde en we lezen expliciete ruimtevaart.
Ik kan alleen maar dit zeggen: Apollo 8 staat niet op de foto en de Engelse Bijbel begint écht zo, zij het niet op de maan.
 

zaterdag 23 juni 2018

No milk today

Vandaag heb ik moeten meemaken hoe mijn secretaris aan een familie die ons wilde bezoeken om onderricht te worden in de geschiedenis van Bladel (vaders geboorteplaats) liet weten dat dat niet mogelijk was omdat wij daar te weinig van af wisten. Stelt u zich dat eens voor. Je belt naar Apple en krijgt te horen dat ze daar geen telefoontjes hebben.
Ik begrijp het wel. In haar beleving hebben onze tentoonstelling en onze vierladenkasten met geschiedenis weinig te maken. In de mijne ook niet. Maar dat is nog geen reden om nee te verkopen. Dan stampen we er maar een uit de grond.

zondag 10 juni 2018

Verzin een heks en perish before her

Het weekblad Rond den Heerd meldde op 26 december 1880 dat de boedrukkerij Splichal-Roosen te Turnhout het plan had opgevat een volksuitgave (goedkoop!) uit te brengen van de werken van Jan Renier Snieders, die van het pad, niet die van de laan. Dat was nodig want boeken als Amanda, De Meesterknecht en (voor ons natuurlijk van uitzonderlijk belang) Het kind met den Helm waren nergens meer te krijgen. De dan nog springlevende auteur had zich enthousiast betoond en de drukker kon gaan zetten. "Nog nooit zal in België eene zoo schoone en tevens goedkoope uitgaaf verschenen zijn. En een werk, dat vroeger in den handel 2 of 3 franken kostte, zal men zich nu aan den geringen prijs van 1 frank 50 centimen aanschaffen." Intekenaars wel te verstaan: "Buiten inteekening zal de prijs der boekdeelen aanzienlijk verhoogd worden."

Jan Renier Snieders is vergeten. Echt waar. Niemand kent hem nog. Ook zijn pad niet. Vraag maar na hier. Het leent zich niet voor scooters en e-bikes en dan boeit het niemand. In onlangs van kracht geworden privacywetgeving wordt gerept van het "recht om vergeten te worden". Voor Jan Renier is het het lot. Wel kent iedereen Zwarte Kaat, de heks die nooit heeft bestaan. Ze kwam uit de duim van Jan Renier. Ze heeft hem dik overleefd.
Wij heemkunde hebben zijn boeken nog. De hele serie drie keer. Ik sta op het punt om er twee bij het oud papier te zetten.

Sorry Jan Renier, de Bleijenhoek moet opgeruimd.

zondag 3 juni 2018

Kaartje sturen

Dinsdag is Charlotte jarig. Charlotte is de zus van Ingrid. Omdat ik haar de afgelopen maanden beter heb leren kennen en veel meer waardeer dan in de jaren dat ik verkeerde met Ingrid, wil ik haar graag een kaartje sturen.
Dat zeg ik makkelijker dan dat ik het doe. Ik haat 'kaartje sturen'. Kaartje sturen is voor mij een opgave. Ik weet namelijk niet wat ik moet schrijven. Niet een klein beetje niet maar hoegenaamd niet. Zodra ik een kaart uit het cellofaan haal, laten mijn woorden mij taalloos. Het wit van het kaartje heb ik dan nog niet eens ervaren.
Het zou helpen als ik de wens mocht typen. Ik bedoel opmaken in Word. Dan kan ik eraan schaven tot ik een ons weeg en komt er misschien iets tot stand waarvan in ieder geval de intentie gewaardeerd zal worden.
Natuurlijk is dat uitgesloten. Het zou gelijk staan aan een klap in het gezicht. De jarige zou zich niet meer jarig voelen en ik zou de contactenlijst uitvliegen.
En ik zou hem niet hoeven schrijven, de birthday wish. Het is mij een raadsel hoe mensen het in een crisissituatie als kaartje sturen voor elkaar krijgen om foutloze teksten te schrijven, in een mooi handschrift ook nog in het geval van Charlotte (dat heeft ze gemeen met Ingrid). Ik kan dan niet eens schrijven, period. Als in: letters maken, laat staan netjes, zonder doorhalingen, in rechte regels en leesbaar. De lieden die onlangs liepen te klagen dat 'de edele kunst van het schrijven', of zoiets, aan het uitsterven is, of zoiets, zouden moeten worden doodgegooid met de ballpoints en vulpennen uit hun eigen goedkope pennenbakjes. De Engelse woorden in deze blog zijn overigens one hundred percent intentional omdat ik aanneem dat degenen die zich dáárover opwinden grotendeels dezelfde zijn.
Ik heb een uur gedaan over deze blog.
Ik weet nu een tekst.
Dat doet het bloggen.
Een leuke tekst ook nog.
Nu nog het schrijven.




zaterdag 7 april 2018

Sister Act

Wat ik wel leuk vind om te doen af en toe - enfin, wat ik daarnet even lag te doen, ik moet niet overdrijven - is mezelf tot object maken van een telefoongesprek tussen een zus en een zuster, zoals Ingrid dat dezer dagen bijna dagelijks doet.

Z: Hoe gaat het met Hugo?
Z'r: Hugo heeft niet zo'n goeie dag vandaag. Veel meer dan zichzelf van zijn bed naar zijn bank slepen heeft-ie nog niet gepresteerd, met een tussenstop aan zijn schuiftafeltje om twee koppen koffie, wat beschuiten, een ei en zijn supplementen naar binnen te werken. Op de bank heeft hij afwisselend liggen piekeren, naar die gedeelten van een bekend radioprogramma liggen luisteren die gaan over boeken en wat gelezen in het bovenste van een stapel dikke boeken die allemaal vrij vooraan een ticket uit een parkeergarage hebben inliggen.
Z: Hij gaat toch wel in de auto vandaag?
Z'r: Zeker. We blijven met hem oefenen. Klopt het dat zijn neef jarig is?
Z: Ja.
Z'r: We wisten niet goed wat we aanmoesten met het cadeau dus we hebben beneden maar een verjaardagskaart gekocht en er wat geld in gestoken.
Z: Helemaal in zijn lijn. Zo origineel als een kopieerapparaat. Valt er met 'm te communiceren vandaag?
Z'r: Er komt geen woord uit mevrouw.
Z: Dus u weet niet waarover-ie piekert?
Z'r: Jawel. Vannacht praatte hij honderduit. Hij schijnt bij verstek veroordeeld te zijn tot voorzitter van een historische vereniging die op sterven na dood is.
(H: Dat is niet alleen een uitdrukking die je kan verwachten van een ziekenhuispatiënt, het is ook zo)
Z'r: Hij heeft het niet zo begrepen op de secretaris. Jeanne? Jannie?
(H: Jeanne!)
Z'r: Op zijn werk schijnt het al niet veel beter te zijn. We hebben een beetje de indruk dat hij niet zo'n heel leuk leven heeft.
(H: Oh?)
Z: Hij heeft niks te klagen.
Z'r: Het is mooi weer vandaag. Misschien zetten we hem zo meteen nog even op de fiets. Komt u hem nog bezoeken vandaag?
Z: Vandaag niet. We zien 'm vanavond. Wij moeten ook naar die neef. Heeft-ie aan mijn man gedacht?
Z'r: Uw man?
Z: Mijn man is ook jarig vandaag. Die ziet-ie vanavond. Als-ie dit jaar weer geen cadeau bij zich heeft, hang ik 'm bij zijn ballen aan de infuuspaal! 





vrijdag 6 april 2018

Weanen

De 07.351.12'en zijn klaar. Dankzij Cordelia. Als zij er niet was geweest, was ik er de rest van mijn lopende levensjaar aan kwijt geweest. Een eind aan mijn leven had ik er niet om gemaakt, een eind aan mijn samenwerking met B&W misschien wel.
Cordelia moet u weten, is juriste, ze verdient twee keer zoveel als ik, was even opgebrand maar heeft na twee maanden weanen bij ons haar stoma afgeworpen, ze heeft het zwart op wit en wij vinden het ook. Ze staat te trappelen om verder te gaan waar ze gebleven was.
Maar wat denk je? Haar afdeling wil haar niet terug!

Stel je dat nou toch eens voor. Cordelia is kerngezond, van goede wil en kei-slim en nu willen ze haar niet meer. Ze snapt er niks van. Ze is immers geen spat veranderd, toch? Is ze niet even sociaal als altijd, betrokken, fris, vrolijk, leuk om te zien? Waarom willen ze haar dan ineens niet meer?
De jongste twee weken is ze al niet meer zo bezig met de 07.351.12'en. In plaats daarvan delft ze een loopgraaf en barricadeert die met jurisprudentie. Cordelia vindt mij leuk, als u lelijk naar mij kijkt, slechte dingen van mij denkt of voordringt bij de koffieautomaat hangt u de jure ondersteboven aan de infuuspaal voordat u Hugo kunt zeggen, bij uw edele delen! en nou moet het meiske alles uit haar arbeidsrechtelijke kast halen om haar eigen plekkie op haar eigen afdelinkje weer te mogen innemen.

Je krijgt oog voor contrasten op 3A van het JBZ.

Maar doe mij maar het omfloerste licht van de Sint Jan, vanmiddag.

dinsdag 3 april 2018

Cela's 3000

Binnenkort treft u hier met enige regelmaat verwijzingen aan naar de blog van Graciela Sotelo-Benavides. Graciela is de echtgenote van mijn goede vriend Ko. Zij komt uit Peru. Zij blogt over haar leven in Nederland. In het Spaans. Dat wil zeggen: zij gáát dat doen. Sinds vorig jaar kerst probeer ik haar over te halen. Tot eergisteren, Eerste Paasdag, stribbelde ze tegen maar nu is ze overstag. Ze heeft de zin, ik zou bijna zeggen, de onontkoombaarheid van de onderneming ingezien. Ze gaat ervoor. Tegen Hemelvaart is haar blog in de lucht.
Er wonen 3.000 Peruanen in Nederland, die zich allemaal in Chela's wederwaardigheden herkennen en haar verhalen met plezier zullen lezen. Ook alle Peruanen in Peru, of waar ook ter wereld eigenlijk, zullen graag willen weten hoe het een landgenote vergaat in den vreemde. Sterker nog: als Cela het een beetje slim speelt, heeft ze in no time de hele Spaanstalige wereld aan haar voeten. Waar mijn blog met de wereld noch met de markt iets uitstaande heeft, vult de hare een gat dat groter is dan dat van Mark Zuckerberg twintig jaar geleden. Het publiek staat al klaar, de content ligt voor het oprapen, Ko is bekend met de technologie (en ook zelf een verwoed blogger) dus Celita (ik, eergisteren), wat let je?
Cela is een beetje verlegen. Zij treedt niet graag voor het voetlicht. Vertellen over haar leven in Nederland - iets wat haar aan de telefoon met haar vriendin Jacqueline uit Oss makkelijk afgaat - valt haar moeilijk voor zo'n enorm publiek. Ik heb haar eergisteren dan ook geadviseerd om een schrijfblok te pakken en droog te oefenen. "Denk niet aan de 3.000", hield ik haar voor, "denk aan Jacqueline. Doe net alsof je met haar zit te bellen. Doe ik ook altijd." Dat gaf de doorslag.
Aangezien Graciela een goede vriendin is van mijn momenteel gehospitaliseerde vriendin Ingrid en daarom net als ik regelmatig de gang maakt naar het Jeroen Bosch Ziekenhuis, handelt haar eersteling (natuurlijk na uitvoerige en Peruaans-uitbundige blijken van betrokkenheid) zeer waarschijnlijk over de onredelijke parkeertarieven van het JBZ, de onwil van huisartsen om mensen door te verwijzen naar medisch specialisten (zoals ze geacht worden te doen; je moet het sowieso treffen met je huisarts zal ze betogen, anders ben je genaaid) of om iemand met 39 en een halve graad koorts thuis te komen visiteren (het vroor 7 graden!); over de marktwerking in de zorg, die de schuld is van alles, behalve dan dat zorgmanagers niks toevoegen en toch tonnen verdienen en pero, bankdirecteuren net zo goed, no? en dat de ene gemeente zóveel zorg vergoedt en de andere maar zóveel of juist meer (hoe dat nou toch mogelijk is in één land als Nederland); over de prijs van een brood bij de Albert Heijn, een fles wijn in een restaurant en over hoe je tegenwoordig niet eens meer veilig een zebrapad over kunt.
Als ze de taal wat beter beheerste, zou ik zeggen: pak ons er ook bij!




Laatste hand

Vorige week maandag alweer (ik ben wat laks met het uitwerken van mijn handgeschreven concepten), in de ochtendspits, stond een groepje mannen in oranje jassen bij de kruising in Hapert ingespannen te turen naar het stoplicht voor rechtsaf. Een rode, oranje en groene pijl schoten in razend tempo en in willekeurige volgorde over het bord.
Toen rechtsaf in orde leek, versprong de show naar de lichten voor rechtdoor.
Ik moest denken aan Urbanus: "Test. Test. Ook test."
Ik werd er vrolijk van.
"Nu alleen de Castersedijk nog en we kunnen", dacht ik.

zaterdag 31 maart 2018

Gvd

Overdenking en gedicht bij het gvd dat Th. van L. de oude ontviel toen ik hem van de week tegenkwam op de Willem van Oranjelaan en vertelde van een levensgevaarlijk geval, dichtbij.

Gvd is strikt genomen geen dialect. Ze zeggen het in heel Nederland en al sinds Bonifatius.
Mijn associatie met dialect wordt denk ik getriggerd door de manier waarop Th. - en vroeger bijvoorbeeld ook mijn opa - het uitsprak.

Dat gaat ongeveer zo: een driedubbele g, dan de diepte in om de o op te halen, een bruggetje over, dan even adem in en dan, en dan: slinger je uit alle macht je domme discus naar de stomme einder.

Als het niet het pietluttige piepen is
van een naam;
niet het holle haken
naar een zin.
Niet het tellen van een ziel,
niet het omheinen van de lucht.

Als het is wat er uit je strot komt
als de Dood hem dichtknijpt.

Als het scheurt en brandt en wroegt en krimpt en nie kan en...
stokt.
Als het geen angst wasemt maar is;
als het harten breekt en wiegt,
niet wint

dan... vooruit.


dinsdag 27 februari 2018

Outlook

Aan elke wand een letter: de N aan de kant van Casteren, de Z aan de kant van Dalem, de O aan de kant van Eersel en de W aan de kant van Bladel. Zo leerden we de windrichtingen. Voor mij niet minder dan een levensles. Waar op de globe ik ook ben, ik weet altijd waar het noorden, het zuiden, het oosten en het westen is: het noorden aan de kant van Casteren, het zuiden aan de kant van Dalem, het oosten aan de kant van Eersel en het westen aan de kant van Bladel.

zondag 18 februari 2018

Haus Geräte GmbH

Gisteren bezoek van buurtvereniging De Hoef int museum. Dan moet de kachel aan en wel ruim van tevoren, anders is het bij ons zelfs niet een klein beetje warm. Er was dus tijd voor een oude Boer en Tuinder (12 juli 1973) uit het archief van de Neterselse connectie. 
Daarin het volgende artikel:


De auteur is geen hoogvlieger: afwasmachines namen indertijd niet zozeer geen "grote" als wel geen "hoge" vlucht. Vast staat ook dat afwasmachines nooit - ook in 1973 niet - het idee hebben gehad dat ze relatief duur waren, al waren ze dat natuurlijk wel ("verkoopprijs boven de duizend gulden"). En déze zin begrijp je pas als je weet dat hij financieel is ingestoken: "Opmerkelijk is bijvoorbeeld dat sinds er meer kleurentelevisie wordt gekeken minder huisvrouwen toekomen aan een automatische afwasser." Gedoeld wordt hier op de karigheid der middelen, niet dat u denkt dat huisvrouwen alle dagen voor de TV hingen. Mánnen hingen voor de TV. Ajax en Feijenoord. Daarom moest er  kleurentelevisie komen en schoot er geen geld meer over voor het gemak der huisvrouw.
Met het woord "huisvrouw" werd heel héél vroeger overigens (ik zit nog in de uitlegmodus) een huwelijkse staat bedoeld. "Angelina Jolie, huisvrouw van Hugo Leijten." Een beroep werd het pas later. En een weinig aansprekend beroep pas nóg later.
Het hele artikel is natuurlijk een historische misser. Het mag dan even geduurd hebben, de afwasmachine is vandaag de dag onmisbaar. Alleen superouderwetse lieden menen in 2018 nog zonder te kunnen. Ik, om maar eens een monnik te noemen, al wil ik er wel op wijzen dat het vloeroppervlak van mijn keuken waarschijnlijk nóg kleiner is dan dat van de huisvrouw anno 1973. In mijn vorige verblijf had ik er wel een maar nadat ik in 2002 al scheidde van mijn huisvrouw, raakte ik later ook mijn vaatwasser kwijt. Ik heb niks lux' meer over.
Of het moet warm water zijn.
Toen het bezoek vertrokken was en Theo verklaarde dat hij thuis op zijn flikker zou krijgen als-ie niet heel snel zou gaan, bleef ik alleen met de afwas. Twaalf kopjes-en-schotels, twaalf gebaksbordjes, zeven lepeltjes, vijf vorkjes. Vanuit de thuis opgedane routine pakte ik vlotjes de afwasbak, de afwasborstel en het afwasmiddel, draaide de warmwaterkraan open en stond wat te mijmeren, toen ik merkte dat het water niet warm werd. Toen ook viel me het briefje op boven de kraan (dat daar thuis bepaald niet hangt) met de tekst: "Zuinig met energie! - geen warm water - max 10 min (stekker zit er niet in)."
Ik heb het toen maar duurzaam gedaan.

zondag 11 februari 2018

Hanny Michaelis (2)

"Ik kijk al dertig jaar geen voetbal meer", zeg ik tegen mijn zus. Die denkt ik er elke zondagavond nog met een bord friet op schoot voor ga zitten.
Toch ben ik voldoende bekend met de oeverloosheid van het gezanik erover om te weten dat de analyse van Hanny Michaelis zal komen als een welkome afwisseling. Ze is bij een wedstrijd van haar gymnasium, het Vossius. Eldert is de jongen waar ze verliefd op is, net als haar klasgenote Greetje:

Vandaag waren we weer naar de voetbalwedstrijden. Het was enig, ongelofelijk spannend en er is goed gespeeld, van beide kanten. Toch was Vossius sterker, ze hebben gewonnen met 2-1. Eldert heeft zowaar het eerste doelpunt gezet, maar los daarvan was hij de enige zwakke plek in het elftal. Nog altijd kon hij niet met zijn linkerbeen trappen, zodat hij, als hij de bal toegespeeld kreeg, eerst een hele tijd eromheen moest draaien als een kat om de hete brij, voor hij hem een schop kon geven. En bovendien was hij niet 'bij' genoeg, hij stond altijd te ver naar achteren en slaagde er bijna nooit in de bal op tijd te bereiken. Een en ander had tot gevolg, dat hij na afloop, ondanks zijn doelpunt, weer van alle kanten misprijzingen kreeg te incasseren. Greetje en ik hadden medelijden met hem en zeiden maar steeds, dat hij toch maar een doelpunt had gemaakt, waarop hij weer in een goed humeur kwam en een triomfantelijk lachje had.

Het is scherp gezien van d'r: zonder linkerbeen draai je er voortdurend omheen. Arme Eldert. Je wordt er namelijk wel mee gebóren.

Seccus!

De collecte voor de Hersenstichting in Hapert heeft 1321 euro opgebracht. 102 daarvan kwamen van mij. Ik heb me al opgegeven voor volgend jaar al hoop ik dat ik dan niet naar Dalem hoef. Zoals de vader van Rene Vosters zei: ge moet aachterum komme. Ik hou daar niet van. In Amsterdam doen ze dat toch ook niet? Ons Rene had de portemonnaie mee, dus ik liep nog voor niks ook. 
"Gô mer wir nur binnen", zei ik, "ik du de poort wel dicht."
Toen ik wilde oversteken naar Piet Schilders' moest ik wachten op een passerende hardloper. Ik had sterk het idee dat het dezelfde was die vroeger in de Molenstraat al regelmatig voorbijkwam, veertig jaar geleden. Hij liep alsof-ie nooit was gestopt.
Hans Vennix is werkzoekend zag ik. We waren klasgenoten op het Rythovius. Nu zijn we vrienden op Facebook. Op school had hij de vreemde gewoonte om woorden om te draaien, achterstevoren uit te spreken. Hij kon het waar je bij zat, ook lange. 
Hij vraagt iedereen om uit te kijken naar een baan voor hem. Zal ik doen. En niet schrijven seccus of zoiets flauws. Of misschien ook wel. Misschien kan-ie er nog steeds wel om lachen.
Las gistermiddag De zaak Collini van Ferdinand von Schirach. Gevonden in Duizel. In één keer uit. Lichte kost. Over de oorlog. Ik wist van hem in mijn boekhandelaarsleven. Werd zeer bewonderd door de goeie mensen. Er was iets met een Baldur von Schirach, ook iets met de oorlog (eigenlijk kun je zoiets vandaag de dag niet meer zeggen, "er was iets met". Googelen, denkt u dan). 
In het boek zegt een patholoog-anatoom tegen een co-assistent: "De man is dood, neem je tijd." 
Het is ál lezen momenteel en niks geen heemkunde. Carnaval en nog geen letter klaar van het jaarboek. Wie helpt mij?
Op 20 februari is de terugkomavond van de stamboom-groep. Plant mijn overbuurvrouw precies op die avond de jaarlijkse vergadering van de eigenaren-vereniging. Waar moet een man zijn agenda verstoppen om te voorkomen dat een vrouw er in gaat zitten bladeren? Op het kerkhof?
Mijn computer heeft me vijftien maanden achteruitgezet. Dat wil zeggen: ik hem. Ik had wat CD's van wijlen een heemlid mee naar huis omdat ik vermoedde dat ze vol stonden met foto's. Dat stonden ze ook, alleen liep wel alles vast hier, de voordeurbel en de magnetron en everything electric daartussen. Het is nu weer november 2016 digitaal bij mij, ik heb mijn hele Bladelse leven nog voor me.
Belangrijker evenwel: ik bezit nu een foto die ik nog niet kende. Lizette Vosters staat erop, als ik me niet vergis, in een kleuterschool-setting, samen met een paar andere kinderen en... een non. De aanwezigheid van de non doet (mij) vermoeden dat de foto genomen is in het eerste van heur (Lizette's) en mijn kleuterschooljaren. In ons tweede jaar kleuterden we namelijk bij de niet-non juffrouw Sjan.
Ik herinner me helemaal niets van dat eerste jaar. '66-'67. Het is er dus wel geweest.
Ik durf de foto niet op Facebook te zetten. 
Eerst mijn zus maar eens vragen wie dat jongetje helemaal links is.
Waar is éénoog ook weer koning?
Voordat Lizet Vosters zich ermee bemoeit, bedoel ik.




vrijdag 2 februari 2018

Anecdote cum cane

Kom ik gisteren bij iemand aan de deur voor de Hersenstichting (zo’n Hans-Christian-Andersen-voordeur die open kan in (twee) delen), doet er een jonge vrouw open met in haar kielzog een hond, een groot, zwart beest met lugubere zwarte ogen. De hond blaft als een dolle, de vrouw maant het beest om stil te zijn, kan mij amper verstaan, maant het nog eens en loopt naar achter als ze begrepen heeft dat er geld moet komen. Hond blijft en blijft blaffen, ik ben blij dat hij me niet te lijf kan.
Na een minuut of wat komt de vrouw terug met een haffel muntjes. De hond staat nog steeds z'n best te blaffen. Ze zegt zoiets als “nou kan het wel voort” en als het dan toch niet kan: “Het zal wel ergens goed voor zijn.” Het zal wel ergens goed voor zijn.
Natuurlijk bedoelt ze het geblaf van de hond en niet de centen voor de Stichting die ze uit het hoopje in haar op het dichte deurdeel rustende handpalm staat te pikken. Maar omdat ik haar woorden toch ook met de hond niet goed in verband kan brengen, vraag ik: “De hond?” Waarop ze begint te lachen. En ik ook.
Tot zeker drie huizen verder duurt dat lachen van mij. Ik lach oprecht en ik snap de humor niet. Drie huizen lang loop ik krom van het lachen en ik vat hem gewoon niet. Misschien is het de distantie tussen vrouw en hond die je voelt in "ergens goed voor". Zo praat je niet over je hond. Tenzij, wacht eens even, tenzij... Slimme vrouw, slimme man, domme hond. Dat zal het hem zijn.
Intussen, nu, later, vraag ik me af of ik wel zo geschikt ben om in Hapert te collecteren. Of ik niet een geval bij uitnemendheid ben van wat ik zelf aan de deur steeds verklaar: alle beetjes helpen. Iemand moet tenslotte in d’n donker die eindeloze weg op en dan kan het maar beter ne manskèèrel zijn. Ik ben er geboren natuurlijk en af en toe kijkt een vrouw me aan alsof ze een jeugdliefde herkent maar echt een volwaardig lid van de gemeenschap ben ik net zo min als Abdul, mijn benedenbuurman. Ik ben een buitenstaander, weliswaar een met een innemend, altijd vaag bekend gezicht, een atletische gestalte enz. enz. maar uiteindelijk toch (niet meer dan) een buitenstaander.
Ooit is dat fijn. Zo’n lachwekkende anekdote cum cane maak je alleen maar mee met vreemden. Onder mekaar heb je geen reden om je af te vragen waarom je loopt te lachen en het leven zo leuk is.
Ik turf tegenwoordig het aantal keren dat ik een beetje verliefd word.
De centen telt de Stichting maar.

zondag 21 januari 2018

Hanny Michaelis (1)

De hemel zij dank voor Google. Er komt geen citaat of boektitel in mijn blogs dan nadat ik het gecheckt heb. En in mijn hoofd zitten ze niet.
Ik heb altijd gedacht dat P.J. Buijnsters daarachter zat. Dat het de vrees was voor de vermaningen van Buijnsters die me in de armen dreven van Google.
Vreemd eigenlijk dat ik dat heb kunnen denken. Áls ik namelijk aan P.J. Buijnsters denk, wat ik zelden doe, is het eerste wat ik me afvraag steevast: zou-d-ie nog leven? Om vervolgens vast te stellen dat het me zou verbazen áls-ie nog zou leven. Natuurlijk moet zo'n man zonder meer in staat geacht worden ook na zijn dood zijn oud-studenten nog lastig vallen en hij is er beslist de hoogleraar naar maar zo'n gedachte geeft toch ook wel aan dat-ie niet meer heel erg vooraan zit in mijn kenniscentrum.
Hij is het ook niet. Het is een ander.
Sinds mijn tiendaagse in Ootmarsum eind november vorig jaar; sinds mijn veldtocht op Almelo ín die tiendaagse en sinds de aanschaf van Lenteloos voorjaar ín Almelo tíjdens die veldtocht, weet ik dat het niet de vermaningen zijn van P.J. Buijnsters die ik al mijn halve leven vrees maar die van Nop Maas. Dat de voetnoten die ik zie opdoemen in mijn blogs niet van Buijnsters maar van Maas zijn. Voetnoten als: "Hugo Leijten (ik bewaar nog een handjevol herinneringen aan de borst) bedoelt hier niet het boek van die en die maar dat van die en die". Of, nog venijniger: "Enigszins vrij citaat uit zus en zo poëem".