zondag 31 maart 2019

Hugo: een inventarisatie

Mijn voornaam is een bijzondere. Mijn vader heette Huub, mijn moeder Gon en ze maakten er mijn voornaam van.
Als ik als kind het dorp introk om te zien of er ergens te voetballen viel, liep mijn moeder rond etenstijd naar buiten en riep hem het dorp in. Ik had dan altijd het idee dat mijn u en mijn o als uitwaaierende rookwolkjes boven het dorp dreven. Toen vond ik dat niet fijn. Vandaag vind ik het wel iets hebben om er zo boven te zweven.
Vanochtend merkte ik - maar weer eens - dat ik me verbonden voel met andere Hugo's. Een beetje maar hoor, niet dat we de deur plat lopen bij mekaar of Hugo-meet ups organiseren. Zelfs op de social media hebben we niks met mekaar. Een kort en niet eens heel heftig 'hé-erlebnis', iedere keer als ik er een tegenkom, meer is het niet.
Vanochtend was dat in een boek, de biografie van Jan van Brederode, door Frits van Oostrom. Hij wordt nummer drie in mijn hier en nu aan te vangen Hugo-inventarisatie, die mijn tijd, mijn ruimte en mijn moraal zal overstijgen en me waarschijnlijk wel een paar decennia zal gaan kosten. Soit. Nummer één ben ik zelf, dat begrijpt u, nummer twee is Hugo de Groot, die kent u en nummer vier is het neefje van mijn vriend Ko (zelf gevonden, niet naar mij genoemd). Hugo drie is Hugo Blote (let wel: zonder lidwoord, niet Hugo de Blote) die in de nacht van 22 september 1392, samen met zijn broer Dirk, ene Willem Cuser, 'meesterknaap ten hove van Albrecht van Beieren' vermoordde, alsook Albrechts courtisane, Aleid van Poelgeest. Wat de aard was van de wrok die Hugo koesterde jegens Willem Cuser wordt uit het boek niet duidelijk (evenmin overigens wat een meesterknaap precies is). Het probleem met jonkvrouwe Van Poelgeest bestond erin dat ze door heer Albrecht rijkelijk werd bedeeld met geschenken. Nou snapte Hugo ook wel dat je je bijslaap af en toe een kettinkje of een oorbel toeschoof maar dat ze ook nog eens ferme lappen grond kreeg waar hij zelf recht op meende te hebben, dat kon hij niet verkroppen. Can you blame him? Een man moet toch ergens kunnen bouwen.
Daarbij kan Hugo's misdaad niet los gezien worden van de Hoekse en Kabeljauwse twisten, die tussen 1350 en 1500 het graafschap Holland tot op het bot verdeeld hielden en met enige regelmaat oplaaiden in geweldsuitbarstingen waarbij vergeleken de hedendaagse maatschappelijke polarisatie niet meer is dan een taartengevecht.
Hugo en Dirk hebben het geweten. Lees maar: Nobel streven.

Uuuuuuu                             Ooooooo

vrijdag 22 maart 2019

Met 'n kastanje in je zak

Griepje. Woensdag geslapen tot de noen terwijl ik niet lang na het ochtendgloren al bij kapper Mollen had moeten zijn. Vandaar mijn haar nu. Met paracetamol en powernaps heb ik mijn andere afspraken nog kunnen nakomen maar in de nacht ging het mis. Zal me leren om te slapen.
Bij mij is ziekte de noodrem, het porren van mijn betere ik. Neem gas terug, bouw wat reflectie in, treed uit je waan van de dag. Soms luister ik, soms niet. Dit keer ben ik Noud Hermans gaan lezen. Of dat de bedoeling was, weet ik eigenlijk niet. Met 'n kastanje in je zak is niet echt reflectie. Aan de andere kant: als ik niet ziek was geworden, had ik het denk ik nooit gelezen.
Het is geen moeilijk boek (mochten ze ook u te grazen nemen). Integendeel. Het is goed geschreven, het leest lekker, het gaat over Hapert en voor met name oudere lezers is het ongetwijfeld heel herkenbaar. Het wordt pas ingewikkeld als je het wilt lezen met de bedoeling er informatie uit te halen over Hapert in de oorlog. Om met Frank te spreken (die precies dat van plan was): "Het is wel een roman hè." En daar sloeg hij de spijker op zijn kop.
Het is niet dat de personages allemaal anders heten, dat er alleen maar sprake is van 'een kempisch dorp' en van 'het huis met de bomen', nee, daar kijk je zo doorheen. Als je het wilt lezen als een sleutelroman liggen de namen voor het oprapen (al mag ik hopen dat met Rochus van Dalen niet mijn opa bedoeld wordt!). Nee, het gaat dieper dan dat.
Een roman heeft zijn eigen werkelijkheid. Alles wat in een roman bestaat, gebeurt of wordt gezegd, bestaat en gebeurt alleen maar in die roman, heeft alleen maar betekenis binnen de realiteit van die roman. Als ik een roman schrijf en ik laat mezelf geboren worden in de Molenstraat 28 in Hapert en jarenlang burgemeester zijn van de gemeente Hoogeloon c.a. dan is dat binnen die roman niet per se gelogen terwijl er in werkelijkheid natuurlijk wel wat op af te dingen valt.
Dus daar zit ik dan met die kastanje. Een potentiële schat aan informatie over Hapert in de oorlog en ik mag er niet aankomen. En nou hoor ik u al zeggen, ach Hugo, jongen, wat kan het jou schelen, hou op met die literair-wetenschappelijke muggenzifterij, doe net of het allemaal echt gebeurd is, gebruik het boek als bron. En ga nou asjeblief niet roepen dat je neerlandicus bent en dat je geweten het niet toelaat, dat is alleen maar dikdoenerij. Er moet toch een jaarboek komen dit jaar? Nou dan. Niet zo nauw kijken en schrijven dat jaarboek. Zoveel tijd heb je niet meer.

Goed, goed, jullie je zin. Overboord met die valse bescheidenheid en prinzipienreiterei, ik stap over mijn schaduw, ik sluit een compromis met mijn geweten. En als ik dan toch bezig ben, hou ik ook maar meteen op met vegetariër zijn, afval scheiden, belasting betalen en rechts van de weg rijden. CU in Hapert. Ik rij in een bescheiden witte Kia.
  







woensdag 20 maart 2019

Afstemcondensatoren

Ik zit met een vraag. Over de oorlog. Ik zit tot mijn nek in de oorlog, de laatste tijd. De vraag gaat over Hapert, Hapert in de oorlog. Dat moet u maar even aannemen. Aan de vraag zie je het namelijk niet. Het antwoord op de vraag zal het beeld van Hapert in de oorlog niet veranderen. Dat kan ik u nu al vertellen. D'r is namelijk geen beeld. Toen ze in Bladel druk bezig waren om húllie beeld vast te leggen, zaten ze in Hapert... te slaopen. Te gaopen, zogezegd.
Misschien is mijn vraag wel het begin van een beeld.
Dit is mijn vraag: is een radiotoestel uit 1943 naar de vaantjes als je er de afstemcondensatoren uithaalt? Of moet daarvoor het hele ontvang-chassis eruit? En als het een combi was, kon je na een van deze twee amputaties de grammofoon dan nog gebuiken?


zaterdag 16 maart 2019

Molenwieken

Zaterdag. Molenwieken, afwas, ingeving, afwas, klaar af.
Een week geleden niet denderend geslapen. Is dat een bijwoordelijke bepaling dat "niet denderend"? Of is het iets dat het wat meer verbindt met het werkwoord slapen, want dat ze de laatste tijd wat meer bij elkaar zijn gaan horen die woorden, staat vast. Wat is dat lang geleden, M.C. van den Toorn. 
Dus vroeg wakker en vijf minuten lopen molenwieken door de kamer. Moed inzwaaien. Voor het ontbijt, de boodschappen, de afwas en de lange rit naar Ingrid. Stormwind ook daar, dus geen kans om naar buiten te gaan. Ingrid zou me laten weten of ik donderdag bij het gesprek met haar behandelaars mocht zijn. Die beslissing zou ik dus zelf moeten nemen. Ingrid beslist al lang niet meer. Ik stelde het nog maar even uit. Elk probleem heeft zijn eigen tijd.
Die avond Nederland Zingt weer eens verslapen (ik mis ze, hopelijk mogen ook protestanten naar de hemel), toch nog ontwaakt, twee delen van een detective gekeken en nog wat gestudeerd op de oorlog.
Zondag om kwart over elf wakker en te moe om te molenwieken. 's Middags gestudeerd en bij Studio Sport in slaap gevallen (bij een winderige hockeywedstrijd weet ik nog, de doelen woeien om), na Hanneke te hebben afgebeld. Wat huisgehouden en mails beantwoord. Geen spoor overigens van een zondagavondgevoel. Is kennelijk een depressie die hoort bij een wat relaxter leven.
Maandag half zeven op, dat wil zeggen twee uur eerder dan in mijn DNA is vastgelegd. De dagelijkse race naar het werk. Parkeren zo wiskundig mogelijk tussen twee bomen om te voorkomen dat er takken op mijn auto vallen. Ben al tijden van plan om een vouwfiets te kopen, de auto te parkeren waar ik dat vroeger deed (de kerk aan het Rendierveld) en van daar naar het werk te fietsen. Een werkplek win ik er niet mee, wel een plek waar duiven niet op mijn auto schijten. Die maandag overigens plek zat op het werk.
Archief bewerkt, de hele werkdag. Geen pauze, geen gezeik. Wie klaagt er toch steeds over de maandag. Op tijd naar huis, eten, race naar de sportschool, spinning en daarna met recht moe en vroeg naar bed. Gedroomd dat ik een vouwfiets had gekocht en me dinsdagochtend gerealiseerd dat het geen droom was geweest. Race naar het werk.
Tussen de middag race naar het Regionaal Historisch Centrum. Gereserveerde dossiers in hun geheel gefotografeerd. Ben al tijden van plan een statief te kopen dat naar beneden fotografeert tegen schaduwen. Op weg naar mijn auto loop ik een oude vriend tegen het lijf. Hij wil de vriendschap nieuw leven inblazen, ík heb hem lang geleden al ter aarde besteld. Beloofd dat ik erover na zal denken. Die beslissing moet ik dus nemen. Nog maar even uitgesteld.
Na het eten kort geslapen, daarna de foto's getransporteerd en een begin gemaakt met lezen. Veel van het materiaal is waarschijnlijk te gevoelig om te publiceren maar er kan zomaar wat bruikbaars tussen zitten dus ik moet er doorheen. Hanneke geappt. Of ik de volgende dag kon komen eten. Lees: stoom afblazen.
Woensdag op tijd op want vouwfiets. Zou arriveren tussen 10.00 uur en 13.10 uur. Afgewassen, gestudeerd. Na vouwfiets naar het Inloophuis voor mijn afspraak met Emmy. Op woensdag 24 april wandel ik met een selectie uit haar clientèle historisch door Bladel (bijwoordelijk; bijvoeglijk kan niet). Woensdag is fijn, hoef ik geen vrij te nemen. In de bevestiging heeft ze het ineens over 29 april.
Na Emmy race naar de heemkamer voor afspraak met Bert Alemans. Heeft wat vragen over de geschiedenis van Netersel. Terwijl we wachten op zijn collega zet ik sterke koffie. Collega laat op zich wachten. We besluiten te bellen. We besluiten dat ik bel. Bert heeft geen smartphone (Netersel). Bert heeft helaas ook geen telefoonnummer. Collega staat niet in het telefoonboek. Vrienden en buren evenmin. Bert besluit om dan maar naar Netersel te rijden en de collega te gaan halen. Hij is nog niet weg of een mevrouw van de Blaalse School komt vertellen dat een van de kunststof platen van onze veranda is gewaaid. Te weten bij hullie door het raam. Aansprakelijkheidskwestie denkt ze.
Ze wordt afgelost door een juf van de school uit Hoogeloon die we drie weken geleden op bezoek hadden. Ze komt de Jet en Jan-tas terugbrengen.
Bert retour uit Netersel. In Netersel was niemand thuis. Niks aan te doen. Bij Pladella Villa zijn we al blij dat er nog iemand wóónt. We verzetten de afspraak en drinken sterke koffie. Spraakwaterval.
Na exit Bert race naar Hanneke (Waalre). Eten, stoom afblazen, overleggen en nog even terug naar de heemkamer. Daar overleg met Kees, ook een student van de oorlog. Is kwaad op Frank, die plaatjes van vliegtuigen heeft gepost op Facebook die Kees had willen bewaren voor de tentoonstelling. Bellen met Frank. Snapt heel de heisa niet maar belooft ze te verwijderen. Naar huis. Wijntje. TV. Nieuw boek uitzoeken (biografie Conrad Busken Huet), lezen in bed. Vliegtuigplaatjes nog altijd op Facebook dus zelf maar verwijderd. Lezen in bed. App. Frank en Kees hebben gepraat. Vliegtuigplaatjes mogen blijven staan. Slapen.
Donderdag. Race naar het werk. Archiefbewerking. Veranda-lui gebeld. Stormschade valt niet onder de garantie. Kunnen alleen op dinsdagochtend komen. Moeten 's middags de showroom bemensen. Of ik terug mag bellen. Louis kan niet. Kan het misschien dinsdagmiddag laat? Kan. 17.00 uur. Ik beloof er te zijn. App. Louis. Middag zou eventueel wel kunnen. Niet te laat want eten, moeder de vrouw enz. WA-verzekering blijkt eigen risico te hebben van 250 euro.
's Middags naar Ingrid. Realiseer me dat ik die beslissing meteen al had genomen. Fijn gesprek. Fijne mensen. Goed team. Goed gevoel. Ingrid is sceptisch. In de auto bedenk ik hoe het zou zijn als Ingrid niet meer sceptisch was en met mij in een bungalow in Bladel zou wonen. Intens geluksgevoel. Maar wel in drie achtereenvolgende files waardoor geen schijn van kans om op tijd bij de spinning te zijn. Toch maar eten in de auto: vier mueslibollen en een flesje melk. In Bladel gauw nog even kijken of er niet nog meer platen van de veranda zijn gewaaid. Het blijft maar waaien. Alles in orde.
Toetje. Dutje. Studie. Materiaal inderdaad veel te gevoelig.
Vrijdag op het gemak naar het werk (plek zat) Peer komt. Met Monica. Heeft analoog archief aangetroffen en wil weten wie ze het in de maag kan splitsen (mijn woorden). Zelf dacht ze mij. Voor mij was dat nieuw maar mij schoot bij het zien van Monica de schooljuf uit Hoogeloon te binnen en de Jet en Jan-tas. Die stond nog op de heemkamer terwijl hij al op de Clemensschool in Hulsel had moeten zijn. Mijn secretaris is aftredend en gelooft het allemaal wel dus ik zeg ja tegen Monica en bel naar Hulsel waar ze van niets weten, niet van een tas, niet van een bezoek aan onze heemkamer, niet van het draaien van de aarde om de zon.
"Hulsel?" reageert coördinatrice verbaasd, "Hulsel is niet gemeente Bladel hoor, die kunnen niet bij jullie op de planning staan, die heb ik daar niet gepland, ik niet." Appen naar Louis. Hulsel gaat niet door. Antwoordt op stap te zijn. Emoticon, voorstellende glas bier.
Lunch. Discussie over onderwijsstaking. Werkhervatting. Peer komt. Met Tinus. De leerlingendossierlijsten moeten geanonimiseerd en met spoed naar de toezichthouder. Mijn taak. Is nieuw voor mij maar vooruit, ik wil niet klagen als de leraren dus de hele middag spelen met de database en Excel, terwijl Tinus staat te ouwehoeren met Hatice. Als Hatice naar huis gaat, krijg ik het restant van haar KitKat. Zelf probeer ik in de auto nog eens de fantasie van Ingrid en mij in de bungalow maar de magie is er al wat uit.
Eenvoudig maal. Dutje. Molenwieken. Studie. Het materiaal mag dan gevoelig zijn, het is ook buitengewoon boeiend. Om twee uur naar bed. Het nieuwe boek blijft dicht.
Half elf wakker. Nog net het staartje van de boekenrubriek op de radio meegepikt. Daarna Taalstaat. In Godsnaam dan maar want er staat me een afwas. Weet je hoe je de persoonsvorm vindt, vraagt een lerares nu al weken. Oproep aan het gilde om een week lang een dagboek bij te houden. Een week dat het niet staakt wel te verstaan. Waarom ik eigenlijk niet, denk ik ineens. Niet naar Ingrid immers, vandaag. Schuurt wel wat. Begon al een baken te worden.
Klaar.
Boodschappen doen, huishouden, Nederland zingt, twee delen detective, lezen in het nieuwe boek. Ah, vouwfiets uitpakken.




woensdag 13 maart 2019

In die tijd

Lezingen begonnen zo. Misschien ook een enkele preek, dat weet ik niet meer. Het leuke was natuurlijk dat je geen idee had. Er lichtte wat op, je registreerde het en besteedde er verder geen aandacht aan.
In die tijd hoorde ik in een arts op mijn autoradio zeggen dat je af en toe eens moest terugkeren naar een hobby of bezigheid uit je jeugd. Daar zou een ontspannende werking van uitgaan. In zijn geval waren het elpees. Hij had ze al die tijd bewaard en steeds als hij over zijn toeren dreigde te raken, ging hij ze een avond lang op zijn gemak zitten draaien en bekijken. Terugvallen in oude groeven was het devies.
Mijn prentbriefkaarten zouden zich er misschien nog voor lenen. Mijn postzegels niet meer. Daar is de magie intussen wel uit. Elpees had ik niet. Met elpees had ik niks. Misschien breekt me dat wel op nu. Als die arts postzegels had verzameld, was hij waarschijnlijk nooit op het idee gekomen van die opbeurende regressie. Wij filatelisten kijken vooruit. We moeten wel.
Rond nieuwjaar ben ik begonnen in Voskuil. In die tijd liep ik verloren in de werelden van anderen en achtte men het dienstig dat ik weer eens ging vertoeven in de mijne. Bij nader inzien, dacht ik meteen, schoof mijn nachtkastje wat dichter naar mijn bed, zette er een schemerlamp op en begon mijn dagen af te sluiten in het gezelschap van een groep studenten Nederlands in het naoorlogse Amsterdam. Elke avond even, in de weekeinden wat langer.
Bij nader inzien, dacht ik meteen. 1208 pagina's.
Gisteren las ik het uit.
Wat nu?

donderdag 7 maart 2019

Paasvogel

Toen ik Theo gisteren de papieren bracht voor de vergadering, vertelde hij me een verhaal dat ik nog niet kende. Ik vertel het nu maar vast, anders vergeet ik het. Het wordt pas relevant over een dag of veertig.
Het ging over de paasvogel. Vroeger schijnt er geen paashaas geweest te zijn maar een paasvogel. Die paasvogel kwam op paaszaterdag, groef een gat in de tuin, gooide wat stro op de bodem en legde daar het aan het betreffende huishouden toebedeelde contingent paaseieren. Bij de voorbereiding vloog hij af en aan en toch zag je hem nooit. Hij was altijd net weg.
De komst van de paasvogel markeerde het einde van de vastentijd. Je snoeptrommel mocht open en je kon gaan opmaken wat je gevast had.
Op de website van het Meertens-instituut is niets te vinden over Theo's paasvogel. Op die van de Libelle wel.

Lucebert - Paasvogel

woensdag 6 maart 2019

Afwassen

Ik heb geen vaatwasser. Ik was zelf af. Als er mensen bij me komen eten en ik krijg ze zover dat ze me helpen met de afwas, valt het me iedere keer op dat ze het anders doen dan ik. Ik eindig bijvoorbeeld altijd met het bestek. Als ik dan zie dat mijn bezoek daarmee begint of dat ze het tussen het servies en de pannen door doen, vraag ik me altijd af waar ze in Godsnaam mee bezig zijn.

zondag 3 maart 2019

Halfintellectuelensmoelen

Plotseling op pagina 973, na 972 pagina's volstrekte neutraliteit, begint de verteller te oordelen. De mensen die samen met Maarten, Nicolien en Paul de trap oplopen van het gerechtsgebouw op weg naar de publieke tribune om van daar het Hermans-proces te volgen, noemt hij "Eijldersklanten met halfintellectuelensmoelen" en "domme wulpse meisjes". Onwillekeurig zoek je naar de aanhalingstekens maar nee, het is echt de verteller zelf. En je vraagt je af wie van de personages hij zou kunnen zijn, terwijl je dat al lang weet natuurlijk. Ik in ieder geval wel. Ik heb meer boeken van hem in de kast staan.
Een ander ding is de omvang van het boek, ruim 1200 pagina's. Op een kwart dacht ik, ik ga nu even wat anders lezen en kocht het nieuwe privé-domeindeel van August Willemsen. Daarin heb ik uiteindelijk maar een paar pagina's gelezen. Ik ben toch weer teruggekeerd naar de dikke.
Het is het verschil tussen de vriend en de (vooralsnog) vreemde. Met de laatste maak ik later wel kennis.

Carnaval

Relatief weinig mensen hebben me dit jaar de retorische vraag gesteld of ik carnaval ging vieren. Ik hoop dat dat betekent dat het achteruitgaat met dat gedoe.