In Hapert zoals het vroeger was, staat de volgende foto (nr. 27):
Het is een foto van wat je met een beetje goeie wil een tot winkelpand verbouwde neo-classicistische villa zou kunnen noemen. Het onderschrift is misschien wat moeilijk te lezen. Laat ik het maar even overtikken, dan hoeft u mij niet steeds weg te klikken:
De Kerkstraat in de tweede helft van de jaren '20. De verbouwing van de winkel van de wed. P. Heuvelmans was gereed. Een hekje om er de fiets van de klanten tegen te plaatsen, ervoor. Trottoirs waren er nog niet. De weg was smal met slootjes en struiken er langs. Rechts de pas gereedgekomen kerk. Links het huis van Frans Claassen (Den Bram) en Miet Kerkhofs.
In mijn jeugd woonde er nog steeds een Heuvelmans. Ik heb het nu over de eerste helft van de jaren '70. Toen kochten we er snoep en voetbalplaatjes. Of je er stof kon kopen zoals in de jaren twintig, weet ik niet. Ik was alleen maar bezig met voetbalplaatjes.
Van Den Bram en Miet Kerkhofs wil ik af zijn. Het gaat mij om de winkel van de weduwe Heuvelmans.
Weduwe
Van de week kwam bij ons op de heemkamer deze akte binnendwarrelen:
Er staat: "Afschrift der Akte van Inventaris en van Boedelscheiding der huwelijksgemeenschap P.J. Heuvelmans en J. v.d. Vliet." De stippellijntjes nopen Van Mol om kort door de bocht te gaan. Binnenin bezigt hij het epitheton wel: de huwelijksgemeenschap "die er bestaan heeft tusschen". Dit even, omdat ik het zo mooi vind klinken. Die er bestaan heeft. Taalding. Ter zake.
De "wed. P. Heuvelmans" uit het onderschrift bij de foto is Johanna van de Vliet, de "J. v.d. Vliet" uit de akte. In maart 1915 zat ze bij Van Mol omdat haar man, Peter Johannes Heuvelmans, kort daarvoor was overleden. Er moest het een en ander notarieel geregeld worden.
P.J. was nog maar 38 jaar oud toen hij stierf. De huwelijksgemeenschap tussen Johanna en hem heeft maar acht jaar bestaan. Ze waren getrouwd in Johanna's geboortedorp, Luyksgestel, op 11 mei 1906. P.J. kwam uit Riethoven en had geleerd voor timmerman. Ze vestigden zich in Hapert op 24 januari 1907. P.J. hing daar toen al rond. Sinds maart 1904 was hij kostganger bij Hendrik Jansen, winkelier in het huis B60. Hij zal wel bij onze lokale timmerman hebben gewerkt, al weet ik zo 1-2-3 niet wie dat was. Daarvoor zou ik het complete bevolkingsregister uit die tijd moeten doorbladeren. Dat kan hoor, het is online beschikbaar, u hoeft er het huis niet voor uit en u kunt er bij blijven zitten dus bent u gepensioneerd of heeft u om een andere reden niet heel veel te doen, ga uw gang. Ik hou me aanbevolen. Over Hendrik Jansen kom ik zelf nog te spreken.
Hoe P.J. is gestorven, weet ik niet. Wel lijkt het me waarschijnlijk dat het vrij plotseling is gebeurd.
Johanna mag dan nog geen decennium het vruchtgebruik van haar geliefde hebben gehad, in die korte spanne tijds heeft ze hem niettemin vier kinderen ontfutseld: Jacobus (7 in 1915), Antonius (6), dochter Anna Christina (5) en Peter Johannes junior (1). Johanna zelf was 33 in 1915. En in verwachting van nummer vijf.
In het bevolkingsregister-1911 is van een winkel geen sprake. P.J. is timmerman, Johanna nog zonder beroep. Als P.J. overlijdt, wordt Johanna's registratie van "echtgenote" doorgehaald en gewijzigd in "gezinshoofd". Het lijkt er dus op dat ze haar stoffenwinkel pas begon na de dood van haar man. De door Van Mol in de boedel onder de activa opgenomen uitstaande vorderingen, zullen dus wel betrekking gehad op door P.J. geleverd timmerwerk en niet op Johanna's stoffen. Ik noem (namen doen het altijd goed):
Jan Wouters te Hapert twee gulden negentien cent
Piet Wouters aldaar vijf gulden vijf en dertig cent
Frans Jansen aldaar dertig gulden vier en vijftig cent
Louis van Gompel te Casteren vijftien gulden negen cent
Cornelis van de Put twee gulden zes en dertig cent
Petrus Dijkmans te Hapert, drie gulden vijf en zeventig cent
Joseph Wouters per resto zestig gulden
Weduwe van Diessen te Hapert een gulden zes en veertig cent
Cornelis Claassen te Hapert een gulden zeven en dertig cent
Jan Koks te Hapert achttien cent
Josephus Bayens te Hapert een gulden dertig cent
Adrianus Verkouteren aldaar dertig cent
P.J. zelf had overigens nog een schuld bij zekere Petrus Heuvelmans te Casteren, familie allicht en wel voor geleverd smeedwerk. En daar hebben we gelijk al een leuke te pakken: ik vind em niet, de smid. Nou moet ik wel zeggen dat ik een broertje dood heb aan stamboomonderzoek en eigenlijk gewoon categorisch weiger om er heel veel tijd in te steken maar toch: ik héb gekeken en je zou toch denken dat je zo'n brave borst makkelijk moet kunnen vinden, maar nee hoor, ik niet. A vous, stambomers van Pladella Villa! Zoek de verdwenen Smid van Casteren!
Wat mij overigens ook een raadsel is, is hoe Hurkmans (de schrijver van het boek Hapert zoals het vroeger was, niet de beheerder van de Facebookgroep, wien overigens weer wel de eer toekomt de tautologie in Hurkmans' titel te hebben geïdentificeerd en gesaneerd) weet dat het pand in de jaren '20 is verbouwd. Hij moet wel haast een Heuvelman gesproken hebben. Het boek is uit 1981 als ik me niet vergis, er zullen er toen nog wel geleefd hebben.
In 1936 staat Johanna wél te boek als winkelierster. Ze is dan ook "weduwe", dat wil zeggen burgerzakelijk formeel en onderstreept de "Wed. P.J. Heuvelmans":
Die onderstreping is opvallend (valt mij op). Ik meen eruit te mogen concluderen dat Johanna in haar hoedanigheid van weduwe Heuvelmans meer dan een beetje faam genoot bij ons in het dorp en misschien ook wel wat verderop, getuige ook de nadrukkelijke vermelding in het onderschrift bij de foto.
Haar kinderen waren net als zij zelf ondernemende types. Er ging er in elk geval niet één naar het sigarenfabriek en dat wilde wat zeggen in die tijd. Antonius trad in de voetsporen van zijn vader en werd timmerman in Bladel. De in januari 1915 nog ongeboren Wilhelmus Antonius werd bakker en vertrok in de oorlog naar Bergen op Zoom. P.J. junior werd kleermaker in Dongen.
De oudste, Jacobus, eveneens bakker, trouwde op 23 september 1931 in Best met Wilhelmina van Elderen, dochter van een bakker. Ze gingen wonen - en brood bakken neem ik aan - in Reusel. Hier zij kort hun huwelijksakte gememoreerd. Daarin namelijk, heeft moeder Johanna weer géén beroep:
Volgens Hurkmans had ze net de winkel verbouwd. En toch geen beroep. En een paar jaar later weer wel. Ik wil maar zeggen: stamboomonderzoek is zinloos en een complete waste of time. Begin er maar niet aan.
Je ziet ook voortdurend dingen over het hoofd. Ik nou weer de dochter bijvoorbeeld, Anna Christina. Die moet u gekend hebben: zij trouwde op 3 augustus 1933 met Arnoldus van de Put. Precies, de onderwijzer. Van hun oudste zoon, Cornelis Petrus, heb ik zelf nog les gehad, derde klas lagere school. Ze woonden op B44a en daar word ik dan weer helemaal niet goed van omdat B44 twintig jaar later, in 1954, het nummer was van het protestantse kerkje. Die nummers moeten dus tussen 1933 en 1954 zijn gewijzigd, anders zouden Anna Christina en heur onderwijzer ernáást hebben gewoond en Jannie van der Schans (getrouwd met een Koppert) heeft mij altijd verzekerd dat Karel van Heijst ernaast woonde. Complete waste of time!
En u mag nu dan weten wie Anna Christina was maar weet u ook wie Arnold Lambert Marie van den Broek was, die bij ze inwoonde? Een kostganger? Ook een onderwijzer in ieder geval, afkomstig van Oirschot maar al langer woonachtig in Hapert. Kwam vóór B44a van B87 en vertrok op 1 oktober 1938 naar B29b.
Huizen
A propos huizen.
Het huis waar P.J. en Johanna een half jaar na hun trouwen introkken (januari 1907), had als huisnummer B88a. In B88a bleef je in die tijd maar even, een transitpandje. In maart 1908 verhuisde het jonge gezin en trok er een familie Lavrijssen in, afkomstig uit Tilburg en in augustus van dat jaar Johannes Spooren, getrouwd met een Van Eijndhoven, beide geboren in Hapert maar op dat moment net even afkomstig uit Woensel. Kan raar lopen allemaal. Sigarenmakers overigens.
P.J. en Johanna vertrokken naar B64. B64 is het huis op de foto. Ik kwam er pas achter na een halve vrije donderdag van genea-gepuzzel en dito frustratie. Maar dat lag aan mij, laat u daardoor niet uit het veld slaan. Het staarde mij in het gezicht, gelijk de Engelsen zeggen:
Ik zag het helaas pas nadat ik een hele redenering bij mekaar had geredeneerd, als waarom het huis op de foto niet B60 geweest kan zijn. Ik zet hem hier even tussen haakjes en aanhalingstekens, zodat u mij als het ware kunt hóren redeneren, dat wil zeggen, mijn vrije middag als het ware teloor kunt hóren gaan ("Of gingen ze wonen in B60? Ik denk het niet eigenlijk. Later werd dat B69 en nog later B87. In 1920 kwam daar de eerste Hapertse Iding wonen, Stephanus uit Dinxperlo, een wat ze in Bladel noemen, Gelderse, een bakker ook nog, dat is belangrijk, dat betekent iets. Jan Hendrik Jansen die er aan het begin van de eeuw zijn winkel had, doekt die op en overlijdt in 1926, zonder beroep, op B134. Dus wat weet ik nou? Helemaal niks!").
B98 is het huis waar Johanna in 1936 (nog steeds) woonde:
Simpel.
Tussen 1927 en 1931 zat B64/98 vol met bakkersknechten, afkomstig uit Best en Puijflijk (bij Druten, wat ik dan weer weet omdat ik daar in de buurt gevreeën heb), drie in getal. Kostgangers neem ik aan, werkzaam allicht in de bakkerij van Iding. Of in Reusel bij Jacobus. "Ik zet ze wel zolang bij ons moeder in huis", zal-ie gedacht hebben. Als in 1934 alle knechten gevlogen zijn, komt de Reuselse dienstbode Cornelia van Gompel bij Johanna het huishouden doen. Ook P.J.-junior, de kleermaker, komt weer even thuis wonen.
Het moet een bestaand huis geweest zijn. P.J. heeft het niet gebouwd. De Woningwet was in 1907 al een paar jaar van kracht en onder de verleende bouwvergunningen is er geen van een Heuvelmans. Maar ja, wat zegt dat. Al die vergunningen nog eens nakijken, heeft ook niet veel zin. Niet bij elke vergunning zit een tekening, lang niet, en dan verval je weer in gespeculeer over B-nummers.
Complete... enfin. Verder.
Ik vind het wel een móói huis. Een mooie foto ook. Het leukste is nog wel dat de kerk er als een soort bijkeuken aan vast lijkt te zitten.
Boedel
B64 is zeker. Het staat niet alleen vermeld in het bevolkingsregister, ook Van Mol noemt het. Op 4 maart 1915 belt hij er aan om de boedel te komen opnemen.
Hij was niet alleen. Met hem meegekomen was Johannes Tielemans, "timmerman en aannemer" te Bladel en voor de gelegenheid door de kantonrechter te Oirschot nog beëdigd tot schatter-deskundige. Op de heemkamer hebben we een foto van hem en ik meen zelfs een geschilderd portret. Bij gelegenheid zal ik die fotograferen en hier toevoegen.
Let op hè: als u daarnet bezig was het tafereel te visualiseren (de notaris cum suis aan de voordeur), vergeet dan niet dat de kerk er nog niet stond! En dat huis van Den Bram, tja, ik weet niet of dat er al stond. Dat zou u misschien eens kunnen nalezen in het artikel van Wim van der Linden over de schoenhandel van zijn vader Jan (jaarboek-2017 van de Heemkundige Vereniging Pladella Villa, p. 59-68).
(Even tussendoor: ik was gisteren even in Hapert om naar het graf van mijn ouders te kijken. Toen ik daarna naar de Jumbo liep voor een pakje Saroma-pudding (caramel) en richting de kerk keek, had ik de indruk dat het huis van Den Bram niet dat van Wim was. Ik had ineens het idee dat het ter hoogte van Verdonschot stond. Ik denk nu dat het zo'n beetje op de plek van de Novy stond. Wat niet wil zeggen dat u ons jaarboek niet moet lezen. Integendeel. Het wordt de nieuwe Bitcoin. Als u nu niet instapt, krijgt u er later spijt van. Het is nog verkrijgbaar bij de Novy, waar vroeger dus Den Bram was. Misschien).
(Nóg even tussendoor: op het kerkhof zag ik dat de sterfdatum van mijn peettante nog altijd niet is aangebracht op haar grafsteen. Ik werd er ongemakkelijk van. Ze is al 10 maanden dood. Leer hiervan! Laat u niet cremeren!)
(En nóg even tussendoor: vannacht droomde ik dat het huis van Den Bram voorbíj de kerk stond, dus zowat in de Voort en nou ik de foto nog eens bekijk, zou dat best eens kunnen kloppen)
Bij de boedelopname op B64 waren naast timmerman Tielemans ook twee getuigen aanwezig, te weten Adrianus Willems, de mulder op dat moment en Antonius Vosters, koetsier te Bladel. Ook al zo'n leuke. Ik zie nergens een koetsier die zo heet. Alleen maar een boer. Misschien deed hij het koetsieren erbij.
Bij de formele verdeling van de boedel vier maanden later op 13 juli, blijkt dat ook ene Jacobus Heuvelmans uit Valkenswaard bij de opneming aanwezig is geweest. Hij is de vader van P.J. en zal gedacht hebben, ons Jo heeft daar geen verstand van, ik moet zorgen dat ik daar bij ben. Misschien is ook Josephus Heuvelmans nog wel even komen kijken, een broer van P.J. en toeziend voogd over de kinderen.
De activa in de boedel werden uiteindelijk geschat op ƒ 3.812,34. Vooral die centen vind ik altijd wel grappig. Afronden was er niet bij, bij de notaris. De passiva beliepen ƒ 1.555,84. Daaronder valt met name een lening op ten bedrage van ƒ 1.200,--, rentende 4%. De geldschieter is ene Johannes Schampers te Luyksgestel. Het leninkje (renteloos) van vader Heuvelmans aan P.J. van ƒ 150,-- valt daarbij in het niet.
Van Mol bracht de passiva in mindering op de activa en kwam uit op een te verdelen pot geld à ƒ 2.256,50. De helft daarvan ging naar Johanna, conform de wet en de rest naar haar kinderen, in vijf gelijke delen, belopende ƒ 214,45 ieder en tot aan hun meerderjarigheid te beheren door Johanna als "moeder-voogdes". De kosten van P.J.'s begrafenis, 112 gulden maar liefst, werden ingehouden op het kindsdeel. Ik heb nog even gekeken op het kerkhof. Cremeren was er nog niet bij in die tijd dus hij zal er best ooit gelegen hebben maar nu niet meer.
Over de boedel zelf valt weinig te zeggen. Volgens mij is het een gewone huis-, tuin- en keukenboedel. Er zitten geen boeken bij, dat vind ik altijd wel jammer. Wat je verder zou kunnen zeggen is dat die Tielemans kennelijk van meer dingen verstand had dan van meubels alleen. Zo kreeg hij ook een stapel "mans boven en onderkleederen" te schatten en vervolgens, nóg wat verder van zijn bed mag je aannemen, een partij "vrouwen boven en onderkleederen". Een man van de wereld, onze Tieleman.
Weet u wat ik doe? Ik gooi gewoon de hele inventaris in de blog. Het is vandaag de dag immers maar een kwestie van knippen en plakken. Dan kunt u zelf oordelen en u bijvoorbeeld proberen voor te stellen hoe een "waschmachine" er anno 1915 uitzag of wat een "spa" geweest mag zijn, in combinatie met "ovengerief". Komt-ie:
In de Woonkamer
tafel op vier gulden
vijf houten stoelen en zorgstoel op vijf gulden
trapnaaimachine op dertig gulden
hangkastje op achttien gulden
kachel op drie gulden vijftig cent
kolenbak op dertig cent
vier schilderijen en spiegel op zes gulden
lamp op drie gulden
klok en gordijn op zes gulden vijftig cent
crucifix en versierselen op de kast op twee gulden
twee wandborden op vijftig cent
kinderwagen en stoel op drie gulden
kinderbed met toebehooren op vier gulden
kapokken bed met toebehooren op zeven gulden
In de Keuken
lamp op een gulden
tafel op vier gulden
cuisinière op zes gulden vijftig cent
zes stoelen met rieten zittingen op acht gulden
vijf schilderijtjes en spiegel op twee gulden
wekker op vijftig cent
koffiemolen en bussen op vijf en zeventig cent
bussen en wandplaatjes op den schoorsteen op vijftig cent
mand op tien cent
emmer en teil op vijf en zeventig cent
crucifix met candalaber op vijf en zeventig cent
gordijnen op vijftig cent
spek in de kast op veertig gulden
ketel, pannen en veger op vijftig cent
In de Opkamer
notenhouten kast op twaalf gulden
beeld en versierselen op twee gulden
versierselen op een hoekkastje op vijf en twintig cent
kist op vijftig cent
stoel op tien cent
bed met toebehooren op vier gulden
Op den Zolder
klok op vijftig cent
kisten met boonen en zaad op een gulden
petroleumtoestel, ketel en tafeltje op vijftig cent
kachel op vijftig cent
verfbussen, kistje met verf op tien gulden
glas op twee gulden
tafel op een gulden
brandhout op een gulden
rommel op vijftig cent
In den Kelder
glas- gelei- en aardewerk en flesschen op twee gulden
aardappelen op vijf gulden
trog op een gulden
waschtobbe op een gulden vijftig cent
twee Keulsche potten op een gulden
bussen en flesschen op tien cent
In den Werkwinkel
keukengerief op een gulden vijftig cent
pannen en plavuizen op een gulden vijftig cent
kruiwagen op een gulden
brandhout op vijftig cent
zaag en bijl op een gulden
trapje op vijftig cent
spijkers op vier gulden
bak met kolen op vijftig cent
waschmachine op twee gulden
waschbord op tien cent
ovengerief en spa op vijftig cent
wortels op vijftig cent
Op het Erf
fornuis op twee gulden vijftig cent
tobbe en teilen op vijftig cent
brandhout op een gulden
In den Stal
geit op acht gulden
(tobben en teilen onleesbaar) beerton en manden op een gulden
hooi en stroo op twee gulden
zakken op vijf en twintig cent
linnen en katoenen goederen in de kasten op tien gulden
Voorts zijn bevonden:
mans boven en onderkleederen geschat op tien gulden
vrouwen boven en onderkleederen geschat op tien gulden
zilveren heerenhorloge op vijf gulden
zilveren dames-horloge met ketting op drie gulden
gouden broche, twee stel oorbellen en halsketting met kruis op drie gulden
twee stel gouden oorbellen geschat op een gulden vijftig cent
twee gouden en een zilveren ring geschat op een gulden
twee trouwringen geschat op twee gulden
zilveren broche met ketting en oorbellen op vijftig cent
Nog veel ingewikkelder
Op vrijdag tussen de middag liep ik even binnen bij het RHCe. Ik had voor donderdag de hele jaargang Van Mol-1915 klaar laten leggen en gelukkig hadden ze hem nog even laten staan. Die donderdag had ik verstek moeten laten gaan vanwege acute bedlegerigheid. Ik was stikberoerd, even dacht ik, ik ga P.J. achterna, ik zweer het u.
Maar wat denk je? Op 10 februari 1915 verkocht Johanna P.J. zijn spullen! Hij was nog geen maand dood! Ik dacht ook al, waar zijn al dat hout en dat timmermansgereedschap gebleven. Verkocht dus! 42 kavels planken, een schaafbank, een slijpsteen, een bankschroef, hamers, zagen, boren, bijlen, vijlen, de hele timmerse boel. Het kon maar weg zijn! Je krijgt een beetje het gevoel dat ze nooit veel op gehad heeft met haar timmerman, enfin, met diens broodwinning. Koopvrouw heet ze daar. Toen al, toch. Ik bedoel: nu weer wel! Ze stond te popelen om te gaan winkelieren kennelijk. Je vraagt je af of Hurkmans' informant zich niet een decennium heeft vergist en dat het pand tien jaar eerder al werd verbouwd! Misschien is die hele foto wel uit 1915. Oh nee, wacht, dat kan niet, de kerk.
Ik weet niet of ik Johanna nog wel zo leuk vind. Ze doet me ineens denken aan sommige vrouwen uit mijn boekverkoperstijd, toen ik regelmatig op de markt stond. Ik verdiende goed maar het was ooit wel eens afzien.
De spullen werden bij opbod verkocht, in B64. En nou wordt het nóg leuker: niet alleen de spullen van P.J., ook die van ene Maria Berkenbosch werden geveild:
Maria wie? Berckenbosch? Berkenbosch? Berkenbos? Waar komt die ineens vandaan?
Dussen, blijkt, na enig gepuzzel, buurt van Ravenstijn als ik het wel heb. Woonde in Hapert sinds 1903, daarvoor in Eersel, waar ze
was bij de pastoor (ook even een weetje: als uw stamboom u naar Eersel voert, bent u de klos. Aan schoonschrijven deden ze daar niet. Het geklieder in de registers geeft te denken over de kwaliteit van het contemporaine onderwijzend personeel in loco, dat mag best eens gezegd worden). Maria bracht ook nog twee nichten mee. Ze woonde op B79, het huis nota bene van oud-burgemeester Van Eijk, die twee jaar eerder met zijn echtgenote, zoons en dienstbode naar Oss was verkast. Later woonde ze nog even in bij een van de twee nichten, toen die trouwde met een Louwers uit Hapert. Ze overleed in 1922, 80 jaar oud.
Whodunnit
Stambomen zijn saai. Genealogie is net schaatsen: actief wel leuk, passief slaapverwekkend.
Ik ken wel een vrouw die er wat van kan maken. Die zich af zou vragen wie die geheimzinnige Schampers was uit Luyksgestel, die van de grote lening. Of de mysterieuze Jacobus van Stiphout, een familielid van Johanna van moederskant neem ik aan maar dat is dan ook alles wat ik van hem heb kunnen vinden. In de boedel zat een "onverdeeld aandeel" in zijn nalatenschap. En overleden was-ie, in Lommel. Was dat een natuurlijke dood? Of... En wat deed de weduwe Van Diessen tussen al die mannen? Wie was die geheimzinnige Smid van Casteren? Hoe kwam die pastoorsmeid te wonen in de voormalige ambtswoning van de burgemeester? En wanneer en hoe is Johanna zelf eigenlijk overleden?
Maar ja, u bent Agatha Christie niet.
Beginners
Toen ik drie jaar geleden ons jaarboek-roer overnam, was ik vast van plan om er nooit meer een stamboom in te publiceren. Het eerste jaar héb ik dat ook niet gedaan. De twee jaren daarop ben ik, meer nog tot mijn spijt dan tegen mijn zin, toch weer gezwicht. In het jongste beslaat het onding zelfs meer dan vijftig pagina's!
Dat is nu afgelopen. Ik ben ze spuugzat die stambomen, kwartierstaten en wat al niet. Als u zich geroepen voelt die van u te maken dan spijkert u hem thuis maar op de keukendeur, op de achterkant van een rol behangpapier. Ik begin er niet meer aan! Tenzij u hem weet te larderen met interessante of scabreuze anekdotes natuurlijk, dan wordt het een ander verhaal.
In november heb ik ter heem een cursusje stamboomonderzoek opgezet, speciaal voor beginners. Allereerst natuurlijk om wat mensen over de vloer te krijgen. We dreigden het slechtst bezochte museum van Brabant te worden, ik moest wat doen. Maar toch ook wel in de hoop de een of andere deelnemer warm te maken voor lokale geschiedenis. Voor mij is stamboomonderzoek het begín van iets, goed historisch onderzoek namelijk. Ik ben bang dat het voor mijn cursisten tevens een einde is. Dat het gaat blijven bij een rol behangpapier, hier en daar op een keukendeur.
Da's toch jammer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten