dinsdag 21 april 2015

Kees Fens

Iedereen die wel eens oorontsteking heeft (een arts heeft me wel eens verteld, dat dat behalve ikzelf vooral kinderen zijn. Hij kan gelijk hebben gehad, ik lijd aan wel meer kinderaandoeningen die niet zijn overgegaan), kent de merkwaardige en op den duur frustrerende contradictie van oorverdovend suizen binnen en doffe stilte buiten. Je hoort het slaan van je hart en bent doof voor je medemens. Gek word je van het een, onzeker van het ander.
Lezen helpt. In de werkelijkheid van het gelezene bestaat het suizen niet en hoor je weer stemmen, zonder dat je het idee hebt, dat de sprekers zich ophouden in andere kamers, zo al niet in andere universa.
Zo hoor ik nu weer de stem van Kees Fens, zoals die klinkt in zijn biografie en klonk in zijn hoorcolleges moderne letterkunde begin jaren tachtig van de vorige eeuw in het Hamerhuis in Nijmegen, elke vrijdagochtend. Ik zíe hem ook weer (al mankeer ik niks aan mijn ogen), hoe hij voortdurend achter zijn katheder vandaan kwam, om uit weiden, af te dwalen. Je vond maar moeilijk een reproduceerbare draad in zijn verhalen, aantekeningen maken was zinloos, dus legde je de pen maar neer en liet je je inspireren door de verbondenheid met de behandelde auteur en diens werk en wereldbeeld, die sprak uit Fens' zachte, gedragen stem. Waar je bij anderen nooit ophield te verlangen naar koffie en een sigaret, kon je bij hem niet wachten om te gaan lezen.

woensdag 15 april 2015

Ik bel voor de printer

1. Cora en Bob
 
  • Servicedesk. Met Bob.
  • Met Cora van het archief. Ik bel voor de printer.
  • Welke printer?
  • Onze printer. Hij doet het niet.
  • Op welke kamer zit U?
  • Oe, dat weet ik niet. Op welke kamer zitten wij?
  • Hallo?
  • S23.
  • En het nummer van de printer?
  • Oe, dat weet ik niet. Wat is het nummer van de printer?
  • Hallo?
  • P-r-0-4-0-4-9-9.
  • Momentje.
  • (..)
  • Mag ik even Uw PC overnemen?
  • Wat zegt U?
  • Even op ‘ja’ klikken.
  • (..)
  • Hallo? Ben je er nog? De muis beweegt niet.
  • Ik zie zo gauw niet wat het probleem is. Ik zet de melding door naar de backoffice.
  • Maar hoe moet ik dan printen?
  • We lossen het op.
  • Maar ik moet toch printen?
  • Als U vragen heeft, graag refereren aan het opdrachtnummer in onze bevestiging.
  • Maar hoe moet ik dan printen?
  • Wordt opgelost mevrouw. Fijne dag nog.
 
2. Dora en Bas
 
  • Servicedesk. Met Bas.
  • Met Dora van het archief. Ik bel voor de printer.
  • Welke printer?
  • Onze printer. Hij doet het niet.
  • Op welke kamer zit U?
  • Oe, dat weet ik niet. Op welke kamer zitten wij?
  • Hallo?
  • S23.
  • En het nummer van de printer?
  • Oe, dat weet ik niet. Wat is het nummer van de printer?
  • Hallo?
  • P-r-0-4-0-4-9-9.
  • Momentje.
  • (..)
  • Mag ik even Uw PC overnemen?
  • Wat zegt U?
  • Even op ‘ja’ klikken.
  • (..)
  • Hallo? Ben je er nog? De muis beweegt niet.
  • Ik zie zo gauw niet wat het probleem is. Ik zet de melding door naar de backoffice.
  • Maar hoe moet ik dan printen?
  • We lossen het op.
  • Maar ik moet toch printen?
  • Als U vragen heeft, graag refereren aan het opdrachtnummer in onze bevestiging.
  • Maar hoe moet ik dan printen?
  • Wordt opgelost mevrouw. Fijne dag nog.
 
3. Nonna en Bart
 
  • Servicedesk. Met Bart.
  • Met Nonna van het archief. Ik bel voor de printer.
  • Welke printer?
  • Onze printer. Hij doet het niet.
  • Op welke kamer zit U?
  • Oe, dat weet ik niet. Op welke kamer zitten wij?
  • Hallo?
  • S23.
  • En het nummer van de printer?
  • Oe, dat weet ik niet. Wat is het nummer van de printer?
  • Hallo?
  • P-r-0-4-0-4-9-9.
  • Momentje.
  • (..)
  • Mag ik even Uw PC overnemen?
  • Wat zegt U?
  • Even op ‘ja’ klikken.
  • (..)
  • Hallo? Ben je er nog? De muis beweegt niet.
  • Ik zie zo gauw niet wat het probleem is. Ik zet de melding door naar de backoffice.
  • Maar hoe moet ik dan printen?
  • We lossen het op.
  • Maar ik moet toch printen?
  • Als U vragen heeft, graag refereren aan het opdrachtnummer in onze bevestiging.
  • Maar hoe moet ik dan printen?
  • Wordt opgelost mevrouw. Fijne dag nog.
 
4. Trudie en Bob
 
  • Servicedesk. Met Bob.
  • Met Trudie van het archief. Ik bel voor de printer.
  • Welke printer?
  • Onze printer. Hij doet het niet.
  • Op welke kamer zit U?
  • Oe, dat weet ik niet. Op welke kamer zitten wij?
  • Hallo?
  • S23.
  • (..)
  • P-r-0-4-0-4-9-9?
  • Wat zegt u?
  • Er komt zo iemand langs.
  • Oe. Da’s snel.
  • Fijne dag nog.
  • Zelfde!
 

zaterdag 4 april 2015

Noud Kortooms

- Met de gemeente Bladel, goedemorgen.
- Goedemorgen. U spreekt met Hugo Leijten. Ik wilde vragen hoeveel inwoners Hapert heeft.
- Hapert?
- Hapert. Linksaf bij het Pius X. Hoeveel inwoners.
- Ik heb geen idee.
- Iemand anders toch wel? Iemand bij Burgerzaken?
- Waarom wilt u dat weten?
- Ik wil het weten, omdat ik Noud Kortooms ervan wil overtuigen, dat hij tien keer zoveel boeken verkoopt, als hij zijn autobiografische jeugdherinneringen op papier zet, in plaats van opnieuw aan een Grote Kempische roman te beginnen. Hij is niet meer de jongste. Het kan elk moment zijn laatste zijn.
- Wie zegt u?
- Kortooms, Noud. Woont in de garage bij Coolen, Ties.
- Ik begrijp niet goed...
- Zeg, dat het er zesduizend zijn. Gedeeld door vier, één per gezin, is vijftienhonderd, plus vijfhonderd omliggende dorpen, kom ik uit op tweeduizend. Een veelvoud van wat hij normaal afzet.
- Tweeduizend?
- U denkt, dat ik meer moet rekenen voor de omliggende dorpen?
- Meer omliggende dorpen?
- Denkt u? Misschien heeft u gelijk. Ik ben uitgegaan van de vier gemeentelijke. Misschien moet ik uitgaan van de Zaligheden. Wat heet, van de hele Kempen. Wat dunkt u? Drieduizend?
- Meneer Leijten, ik verbind u door met de heer Roijmans van Burgerzaken.
- Ik ken hem. Een groot man.
- Daar gaat u.
- De skaai is de limmet, mevrouw.

D’n orlog meegemokt

(gesprek tussen Harrie van Hapert en Hugo Leijten in het rokersparadijs in de Kloostertuin)

Ha:  Hugo!
Hu:  Ja, Harrie?
Ha:  Ik was giestere bij onzen Dré.
Hu:  Ja, Harrie. En toen?
Ha:  Hij hai een boek over Blaal en Nittersel in d’n orlog.
Hu:  Oh. En toen?
Ha:  Nou, toen vroeg ik m’n aaige naf of er ok zun boek over Hoapert was.
Hu:  Hoapert in d’n orlog? D’r is hier toch niks gebeurd in d’n orlog?
Ha:  Avél wel!
Hu:  D’r is toch gin boek van.
Ha:  Moet er dè nie komme dan?
Hu:  Ja, eigelijk wel Harrie.
(Stilte. Harrie kijkt naar zijn sigaar, Hugo naar buiten)
Ha:  Hugo!
Hu:  Ja, Harrie?
Ha:  Kunde gè nie...
Hu:  Ik heb d’n orlog nie meegemokt, Harrie.
Ha:  Dè weet ik wel. Mer kunde nie toch...
Hu:  Kenne wij iemand die d’n orlog wel meegemokt hi, Harrie?
Ha:  Jaha, ikke.
Hu:  Kunde gè dan nie...
Ha:  Ik kan dè nie.
Hu:  Ge kunt toch schrèven Harrie?
Ha:  Ja allicht kan ik schrèven.
Hu:  Nou dan.
Ha:  Ik heb ginne kompjoeter.
Hu:  Ge het toch wel erges een pen Harrie?
Ha:  Jewel, mer...
Hu:  En een velleke papier?
Ha:  Jewel, ok wel.
Hu:  Nou, schrèven dan!
Ha: ’t Is al zo lang geleeje.
Hu:  Nie zeuren Harrie. Ge wit ut nog goed.
Ha:  Ik zal er es over denken.
Hu:  Denken en dan schrèven Harrie. Strak bende dood.
Ha:  Nou, ge bent bedankt!
Hu:  Schrève jonge.
Ha:  Ik zal er es over denken.
Hu:  Nie te lang hè.
Ha:  Ik zal er es...
Hu:  En dan schrèven!