donderdag 14 maart 2013

Benoodigde kosten

Van de week door nicht Pleun geattendeerd op een artikel in Uitstraling over het protestantse kerkje in Bladel.* Te lezen valt:
Het kerkgebouw is in ongeveer 1820 gebouwd. In die tijd, net na de Franse Revolutie, werden katholieke kerken die door de protestantse overheid aan de protestanten waren gegeven, weer terug aan de katholieken gegeven. Voor de protestantse gemeenschap (die in deze regio in de minderheid was) werden er nieuwe kerkjes gebouwd. De uitvoering van het bouwen van deze kerken was in handen van Rijkswaterstaat en daarom worden de kerken ook wel ‘Waterstaatkerken’ genoemd.
Een dergelijk verklaring van het begrip waterstaatkerk heb ik vaker gehoord: er zou een ministeriĆ«le blauwdruk hebben bestaan voor het bouwen van de nieuwe kerkjes en rijksambtenaren zouden ten onzent de bouw ervan ter hand hebben genomen. Ik denk, ik kijk eens wat daarvan klopt.

Een vlugge blik op de literatuur leert dat wie begin negentiende eeuw een kerk wilde bouwen, zich moest melden bij de koning, ten laatste per 16 augustus 1824 en waarschijnlijk daarvoor ook al, al hadden de aspirant-bouwers, de kerkbesturen, dat misschien niet zo door, blijkens de aanmerking van het Koninklijk Besluit in kwestie:
In aanmerking nemende, dat eenige kerkbesturen geheel hebben uit het oog verloren, dat zij slechts zijn de beheerders der kerkgoederen, en dat hunne daden zich niet verder dan tot die van een eenvoudig beheer kunnen uitstrekken
Hier maar even het hele besluit (lang is het niet, de rapporten heb ik niet):
BESLUIT van den 16den augustus 1824, houdende, dat de kerkbesturen en kerkelijke administratien geene beschikkingen kunnen nemen omtrent onderwerpen, waarvan de bezorging hun niet uitdrukkelijk bij de bestaande wetten of verordeningen is opgedragen.

Wij WILLEM, BIJ DE GRATIE GODS, KONING DER NEDERLANDEN, PRINS VAN ORANJE-NASSAU, GROOT-HERTOG VAN LUXEMBURG, ENZ., ENZ., ENZ.

In aanmerking nemende, dat eenige kerkbesturen geheel hebben uit het oog verloren, dat zij slechts zijn de beheerders der kerkgoederen, en dat hunne daden zich niet verder dan tot die van een eenvoudig beheer kunnen uitstrekken;


Op de voordragten van den Directeur-Generaal voor de zaken van den Roomsch-Katholijken eeredienst, van den 30sten januarij en den 9den maart dezes jaars, nos. 3 en 17;

Gezien het rapport van Onzen staatsraad, directeur-generaal voor de zaken der hervormde kerk enz. van den 28sten februarij ll., no. 9;

Gezien het rapport van Onzen minister voor het Publieke Onderwijs, de Nationale Nijverheid en de Koloniƫn, van den 24sten maart ll.

Gelet op het rapport van Onzen Minister van Justitie, van den 13den april ll., no. 57;

Den Raad van State gehoord;

Hebben besloten en besluiten:

Art. 1. Alle kerkbesturen en kerkelijke administratien zullen zich zorgvuldiglijk wachten, van eenige bestellingen of beschikkingen te maken, omtrent onderwerpen, waarvan de bezorging hun niet uitdrukkelijk, bij de bestaande wetten, reglementen, orders of instructien, is opgedragen.

2. Zonder daartoe alvorens Onze toestemming te hebben verkregen, zal het niet geoorloofd zijn, om nieuwe kerken of gebouwen, tot de oefening van den openbaren eeredienst bestemd, te stichten of op te bouwen, nochte om de reeds bestaande te herbouwen of aan dezelve eene veranderde inrigting te geven; maar zullen de kerkbesturen zich enkel moeten bepalen tot de werken van noodzakelijk onderhoud, die de instandhouding der gebouwen mogt vorderen.

3. Bij de aanvragen om Onze toestemming tot de stichting, den opbouw, den herbouw of het veranderen der inrigting, mitsgaders tot het doen ten uitvoer brengen van andere werken, dan die van het noodzakelijk onderhoud der kerken en gebouwen tot oefening van den openbaren eeredienst bestemd, zal moeten gevoegd worden eene opgave van de daartoe vereischte kosten, en van de middelen, welke voorhanden zijn om die kosten te kunnen bestrijden.

4. Zonder daartoe alvorens Onze toestemming te hebben verkregen, zal het niet geoorloofd zijn om eenige nieuwe kerkelijke gemeenten op te rigten of in te stellen.
Bij de aanvragen om Onze toestemming, zal moeten gevoegd zijn eene opgave der benoodigde kosten en der fondsen, waaruit die zullen worden bestreden.

5. Even min zal het geoorloofd zijn, om, zonder daartoe Onze toestemming of de toestemming der openbare magten, die Wij zullen goedvinden daartoe aan te wijzen, te hebben verkregen, uit de kerken weg te breken, te vervoeren of te vervreemden, ofte om zich eenige andere beschikking te veroorloven met opzigt tot de in de kerken geplaatste voorwerpen van kunst of geschiedkundige gedenkstukken, van welken aard die ook zouden mogen zijn, voor zoo verre zij niet toebehooren aan bijzondere genootschappen of bijzondere personen.

Onze Ministers van Justitie, en van Binnenlandsche Zaken, Onderwijs en Waterstaat, mitsgaders de Directeurs-Generaal voor de Zaken van den Roomsch Katholijken, en van den Hervormden Eeredienst, zijn belast met de uitvoering van het tegenwoordig besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst.


Gegeven te ’s Gravenhage, den 16den augustus des jaars, en van Onze regering het elfde.
Niks inzake stichting of herbouw van kerken alvorens Toestemming, welke te bekomen enkel met opgave van kosten en beschikbare middelen. Van het meesturen van ontwerpen of tekeningen of het herwaarts sturen van kerk-kundigen wordt niet gerept, noch van een akkoord van Waterstaat, al zou dat allemaal best wel kunnen natuurlijk. Het lijkt me zelfs zeer waarschijnlijk als je ziet hoe zeer onze hervormde kerkjes hier op elkaar lijken. Zelfs dat van Hoogeloon is niet anders, met de pastorie er nota bene aan vast.

Het kerkje van Bladel is precies gebouwd in 1820 en heel erg strikt genomen dus een pre-waterstaatkerkje. Dat van Hapert was er wel een: eerste steen gelegd in 1826, de laatste verwijderd in het voorjaar van 1954.

* Paul van der Waerden: Protestants kerkje Bladel: een verborgen parel. In: Uitstraling, editie Bladel, jaargang 2013, week 10.

dinsdag 5 maart 2013

Die met paarden omgaat








De Meijerijsche Courant, op 4 april:

STEENSEL. Die met een paard omgaat, heeft met zijn meester te doen. Een landbouwer van Hapert had te Eindhoven een varken geleverd. Bij zijn terugkeer legde hij te Steensel aan in de Ster en toen hij zijn vastgebonden paard weer losmaakte, werd dit eensklaps schichtig, sloeg op hol en sleepte toen den geleider, die met de leidsels in de hand op den grond viel en zoo zwaar gewond werd dat hij een oogenblik later dood naar binnen werd gedragen. De ongelukkige, Vogels genaamd, is een ongehuwd man, die gezamenlijk met zijne zuster huisde.