donderdag 22 oktober 2015

Zadeldaktoren


Een goedertieren dag

Mij lijkt vandaag een goedertieren dag
zijn vredigste uithoeken voor te behouden:
zijn grazigste weiden mag ik aanschouwen
vanuit de trein, een einder met zadeldaktoren,
de mens en zijn vee, het rode gevlinder
van de aardaker boven het gras.
De bloedbesmeurde pauw van al zijn andere
godvergeten feiten houdt zich vooralsnog
gedeisd en opgevouwen in mijn tas.

Erik Menkveld, uit: Schapen nu! (De Bezige Bij 2001)*

Moest het vijf keer lezen zondagavond in de Volkskrant. Nu zie ik het in enen. 
Campert kwam ermee, ik vergeet waarom, één van drie over dood, ik weet het toch nog. Had het van Van Oorschots scheurkalender. Moest ik ook maar es kopen, al zal het zoeken zijn, waar em te hangen. De droger lijkt de aangewezen plek, aan een plakhaakje.

* Had het gedicht liever in het midden gehad maar dan zakt de zadeldaktoren onder de einder. 

zondag 4 oktober 2015

Mestkar

In de Vrij Nederland van 4 juli jl. - ik heb ze moeten opsparen vanwege geen tijd - heeft Beatrijs Ritsema het over 'schuldculturen' en 'schaamteculturen', kwalificaties die worden gebruikt door cultureel antropologen. Het verschil, schrijft ze, is zo'n beetje gelijk aan dat tussen individualisme en collectivisme: 'In individualistische, uit het christendom voortgekomen culturen bouwen mensen schulden op met zondig gedrag en ligt de uiteindelijke afrekening in handen van God. Men lijdt er onder schuldgevoel. In de collectivistische variant heerst de blik van de massa die een normoverschrijdend persoon onmiddellijk lik op stuk geeft. Hier lijdt men onder schaamte.'
Helder.
Al is het natuurlijk nooit zo simpel:  'Alles relatief natuurlijk. In westerse culturen wordt schaamte evengoed ingezet om mensen op het rechte spoor te houden (de mestkar!) en in niet-westerse culturen hebben ze ook ervaring met individuele schuldgevoelens.' 
Mij intrigeert die mestkar. Ik weet niet precies wat ze ermee bedoelt maar ik heb het gevoel dat ik het in de pek-en-veren-richting moet zoeken én dat hij bij ons vandaan komt, een pre-individualistische, (nog) onverdeeld christelijke, agrarische schaamtecultuur. Yep, dat moeten wij geweest zijn.  

zaterdag 3 oktober 2015

Le nouveau Duhamel

Weer es wat over boeken. Uit de Wesselman-correspondentie:

Vught den 29 September 1849
HoogWelgeboren Heer en Vriend!
Bij mijn vertrek uit Helmond, heb ik ten uwent gelaten het mij toebehorend groot werk: Le nouveau Duhamel, Traité des arbres et arbustes etc.
Daar ik veronderstel dat UHWelgeb. dit werk kunt gelezen en herlezen hebben, zoude ik hetzelve gaarne weder in mijn bezit hebben en zal, met uwe toestemming, in de eerste dagen van October, een vertrouwd persoon zenden, ten einde het van UHWgeb. over te nemen.
Een woordje antwoord, zal mij nader bepalen.
Tevens geve ik UHWgeb bij deze de vernieuwde betuiging van mijne voortdurende hoogachting.
vGeusau
Het werk bestaat in 6 Tomes, in drie volumes half Engelschen band, en het 7e in cartonnen band.

Bedoeld wordt ongetwijfeld:

Duhamel du Monceau, H.L., Traité des arbres et arbustes, Nouvelle édition [Nouveau Duhamel] (1800-1819).

Tweede uitgave. De eerste dateert uit 1755.



Flink de borst en den buik wasschen

Gisteren verdwaald in het natuurgebied de Rovertsche Heide. De weg moeten vragen. Dat ging zo:
- Luister, ge rijdt richting...
- Sorry, ik ben te voet.
- Te voet? Oh. Ah. Eh... Jè. Dan eh... Dan kunde denk ik mer het beste hier linksaf de bossen inlôpen. Zürgt dè ge de zon zôn bietje in oewe rug haauwt.
Vanmorgen tot tien uur geslapen en giga spierpijn. Anders was ik Juniperus communis wel gaan fotograferen. Net als de pastoor en de Tilburger H.S. heb ik het beste voor met de mensen. Dat je moet gaan zweten bij cholera en beginnende verkoudheid is intussen algemeen bekend. Vroeger in Hapert gingen we sporten. 

Pastoor Kneipp over de cholera.*
Wat is men bang voor cholera! Weinig jaren geleden was zij een vreeselijke verschijning voor vele landen en eischtee talrijke offers. Om zich voor overstrooming te vrijwaren, legt men dijken aan, men regelt het stroomgebied. Bjj een boschbrand graaft men greppels om de verwoesting van het vernielend element te beteugelen. Zulk een dijk, een greppel tegen de cholera — dien ontzettenden vijand van het menschelijk leven — is het water. Het redt uit het gevaar, en als een dijk of greppel omringt het hen, die er gebruik van willen maken.
Bij cholera geldt de hoofdregel: Die spoedig zweet, is gered; die niet spoedig transpireert, gaat verloren. Op zekeren dag word ik 's avonds om 11 uur bij een arm dienstmeisje geroepen. Zij had reeds meer dan 20 maal overgegeven en meer dan 20 maal stoelgang gehad. De dokter woonde 2 uur ver. Het meisje wenschte zich voor te bereiden om te sterven, want zij gevoelde maar al te wel, dat zij deze verschrikkelijke ziekte niet zou overleven. Handen en voeten waren als ijs, het gezicht doodsbleek, de gelaatstrekken ingevallen, en teekenen van ontbinding waren voorhanden. Aanstonds beproefde ik om de stervende te doen zweeten, want naar mijne meening hingen daar leven en dood van af. De huisvrouw bracht spoedig 2 groote, grove linnen doeken. Ik liet ze in warm water doopen, meermalen vouwen, uitwringen en op borst en buik leggen. Daaronder kwam echter op het bloote lijf een in warme azijn gedoopte enkele doek te liggen. Dit vochtige en warme compres word overdekt met een veeren bed, zoo warm en zwaar als de zieke het verdragen kon. De warmte drong door tot de cholera-lijderes; in 15 minuten was het heele lichaam door en door warm. 20 minuten parelden de zweetdroppels op het gezicht. Opnieuw liet ik de compres in warm water doopen, en in korte tijd hielden de krampen op; er kwam een einde aan braken en neiging tot braken. Om de uitwendig opgewekte warmte ook inwendig te helpen, moest de zieke een kop melk met venkel (een lepel vol gemalen venkel laat men 3 minuten in melk trekken) zoo warm mogelijk drinken. De kranke begon voldoende te zweeten en was gered.
In de herstellingsperiode mag men den zieke niet verwaarloozen, ofschoon hij geen buitengewone zorg vereischt. De herstellende zal dagelijks 1 uur lang een compres op het achterlijf nemen (dit bestaat uit een meermalen gevouwen linnen doek, nat gemaakt en langs den geheelen rug op het lichaam gelegd); daarbij nog alle dagen gedurende 1 uur een compres op het bovenlijf (denzelfden doek op borst en buik) aanwenden en zich bij die aanwendingen goed instoppen. Dat deed ook onze patiënte, en in 10 à 12 dagen was zij hersteld. Een tweede geval werd op dezelfde wijze en met hetzelfde succes behandeld. Ik kan niet nalaten om hier twee opmerkingen te maken.
1. Als de hier besproken ziekteverschijnselen (hevige diarrhee, braking, krampen enz.) zich voordoen, dan moet men niet verzuimen om zulke zieken onmiddellijk naar bed te brengen. Landlieden zijn te dien opzichte voor zich zelven te streng en daardoor onvoorzichtig. Men geve een warmen drank voor inwendig gebruik. Als men voor krampachtige toestanden vreest, of de voeten ijskoud worden, zoo legge men den zieke aanstonds (niet langer dan 3 kwartier) een warm compres op het voorlijf. Tegelijkertijd laat men hem op een warm compres voor het achterlijf rusten. Herhalen zich de krampen, dan moeten de compressen van voor- en achterlijf vernieuwd worden. Als de warmte en het zweet zich openbaren, is het gevaar voorbij. 
2. Men zij voorzichtig in eten en drinken, tot alles weer in orde is. Men zoeke uit den gewonen daagschen pot de lichtste spijzen, en om te drinken is warme melk het best, zijnde heelend en voedend tegelijkertijd. 
Als de cholera ergens heerscht, vertrouw dan op God en geef den moed niet op! Uit voorzichtigheid kunt ge u elken morgen en iederen avond flink de borst en den buik wasschen; kaaw alle dagen 10 à 12 jeneverbessen en hebt ge die niet, koop u dan peperkorrels! Voor weinig geld kunt ge er een groote hoeveelheid van krijgen. 5 zulke korreltjes 2 maal per dag genomen verwarmen de maag, helpen de spijsvertering en verwijderen de gassen.







* Kneipp was niet van hier. Hij woonde in Beieren en ontwikkelde daar de 'Kneippkuur', die zo'n beetje neerkwam op wat hij hier liet doen met de zieke dienstmeid.


vrijdag 2 oktober 2015

Vlamingen

Het volgende stukje uit de Telegraaf van tien februari 1934 heb ik wel tien keer gelezen en nog ben ik er niet uit. Lees:


Het gaat om Dr. Sterkens. De vraag waarover ik me in mijn vrije lange weekend het hoofd zit te breken, is: wie zijn zijn 'Vlamingen'?

Buigen en barsten

Ik wilde naar het Vennenbos maar daar hadden ze er alleen nog met acht bedden en ik heb maar drie nachten. Aan de Achterste Hoef mankeerde ook wat, weet niet meer wat. Ter Spegelt weet ik ook niet meer. Was ook niet ver. Ver van waar ik een week of twee geleden heerlijk liep te wandelen, Pan, Pals, Dalem en de velden in, normaal loop ik er alleen doorheen, de langgevels glad voorbij. Prachtig nazomerweer, ondergaande zon, verrassende nieuwe paden en velden, zoiets onthou je. Ik dacht, ik moet eens naar het Vennenbos, ik had nog dagen. Eten bij cousin Pleun, die bedient in het restaurant.
Esbeek. Het werd Esbeek. Minicamping De Tramhalte. De mevrouw aan de telefoon deed er ongevraagd wat af toen ik aarzelde over de Hooiberg (geen eigen douche en toilet): ik heb ook nog een appartement.
Ben van mijn fiets gedonderd. Kan niet veel ánders dan wandelen momenteel. Heb er al tochten opzitten van vijftien plus kilometer, terwijl ik altijd heb gedacht dat ik maar voor hooguit tien kilometer gedachten had. Faby loopt er vlot vijftig. Je vraagt je af wat ze toch te bedenken heeft die laatste veertig lang?
Geen wifi in Esbeek. Bij mij int appartement. De eigen plee komt niet met eigen internet.
Gisteravond geen al te vreugdevolle vergadering. Ook daar heb ik ruzie. En ik zag het nog wel zo zitten. In Esbeek beslis ik of ik blijf, of ik ermee doorga. Ruzie is geen goed moment om op te stappen.
Ik blijf. Ik ga door. Hupsakee, nu al besloten, nog gewoon thuis op de bank.
Het boek intussen maar vergeten. Het kent samenhang noch allure, nét wat het altijd al ontbeerde. Een erbarmelijk stuk van Bram Beekheester, die we bij de vereniging moeten houden want de penningmeester staat op het punt om op te stappen; een te moeilijk van Nollen; stukadoorsstukken van Jannen en van Leoos, de vochtplekken nog altijd te zien en allebei kwaad dat ik er aan heb gezeten; Gijsbert kwaad omdat hij bij God niet inziet wat een geoormerkt subsidie te maken heeft met zijn onderwerp en inderdaad ontbreekt elk verband; een bewogen verhaal van Döllekes, dat niemand zal raken omdat ze niemand tegen de schenen schopt. Een paar leuke stukken van mezelf. Van geen enkel belang maar leuk. Laat ik het een overgangsjaar noemen. Volgend jaar weten ze wat ze aan me hebben. Volgend jaar buigen ze of barst ik.
Esbeek. Ben benieuwd. Een tram in Esbeek?

donderdag 1 oktober 2015

Het wegdrijven des bruggen

Vandaag stootte ik op een kladje historie dat op deze mijn blog niet mag ontbreken. Ik neem niet aan dat ik na vier jaar nog uit hoef te leggen waarom.*


Amice!
Ik moet u over eene zaak raadplegen en u tevens om uwe medewerking verzoeken, en zal de zaak eenigzins hoger moeten ophalen. te Helmond ligt een straatweg, een gedeelte van die straatweg heeft vooral in het laatst van 1833 en begin van 1834 zoo veel geleden dat er geen repareren meer aan. de dagelijksche transporten van voeragie voor twee regimenten dragonders, den aanvoer van steenkolen voor Eindhoven Geldrop &c. en het wegdrijven des bruggen by den Bosch in december 1833 waardoor alles wat langs den steenweg naar Eindhoven gebragt moest worden door het kanaal kwam en van hier gelost en per karren vervoerd wierd, dit alles heeft dien straatweg geheel en al bedorven, ter lengte van 252 ellen. – de gemeentensraad is voornemens over dit vak een nieuwe steenweg te leggen, men heeft naar keyen geinformeerd en deze worden door zekeren Leyten voor eenen prijs die my niet hoog voorkomt aangeboden, zoodanig dat het geheele werk op omstreeks f 4500 begroot wordt.
Om deze kosten te vinden wil de raad de olmeboomen die op


* RHCe, 12002-206. Dat blauw moest ik er maar es inhouwe