vrijdag 2 februari 2018

Anecdote cum cane

Kom ik gisteren bij iemand aan de deur voor de Hersenstichting (zo’n Hans-Christian-Andersen-voordeur die open kan in (twee) delen), doet er een jonge vrouw open met in haar kielzog een hond, een groot, zwart beest met lugubere zwarte ogen. De hond blaft als een dolle, de vrouw maant het beest om stil te zijn, kan mij amper verstaan, maant het nog eens en loopt naar achter als ze begrepen heeft dat er geld moet komen. Hond blijft en blijft blaffen, ik ben blij dat hij me niet te lijf kan.
Na een minuut of wat komt de vrouw terug met een haffel muntjes. De hond staat nog steeds z'n best te blaffen. Ze zegt zoiets als “nou kan het wel voort” en als het dan toch niet kan: “Het zal wel ergens goed voor zijn.” Het zal wel ergens goed voor zijn.
Natuurlijk bedoelt ze het geblaf van de hond en niet de centen voor de Stichting die ze uit het hoopje in haar op het dichte deurdeel rustende handpalm staat te pikken. Maar omdat ik haar woorden toch ook met de hond niet goed in verband kan brengen, vraag ik: “De hond?” Waarop ze begint te lachen. En ik ook.
Tot zeker drie huizen verder duurt dat lachen van mij. Ik lach oprecht en ik snap de humor niet. Drie huizen lang loop ik krom van het lachen en ik vat hem gewoon niet. Misschien is het de distantie tussen vrouw en hond die je voelt in "ergens goed voor". Zo praat je niet over je hond. Tenzij, wacht eens even, tenzij... Slimme vrouw, slimme man, domme hond. Dat zal het hem zijn.
Intussen, nu, later, vraag ik me af of ik wel zo geschikt ben om in Hapert te collecteren. Of ik niet een geval bij uitnemendheid ben van wat ik zelf aan de deur steeds verklaar: alle beetjes helpen. Iemand moet tenslotte in d’n donker die eindeloze weg op en dan kan het maar beter ne manskèèrel zijn. Ik ben er geboren natuurlijk en af en toe kijkt een vrouw me aan alsof ze een jeugdliefde herkent maar echt een volwaardig lid van de gemeenschap ben ik net zo min als Abdul, mijn benedenbuurman. Ik ben een buitenstaander, weliswaar een met een innemend, altijd vaag bekend gezicht, een atletische gestalte enz. enz. maar uiteindelijk toch (niet meer dan) een buitenstaander.
Ooit is dat fijn. Zo’n lachwekkende anekdote cum cane maak je alleen maar mee met vreemden. Onder mekaar heb je geen reden om je af te vragen waarom je loopt te lachen en het leven zo leuk is.
Ik turf tegenwoordig het aantal keren dat ik een beetje verliefd word.
De centen telt de Stichting maar.

1 opmerking:

  1. Als je verliefd wordt van collecteren......zou ik me maar bij die andere 17 goede doelen gaan aanmelden.....

    ( Neem niet steeds dezelfde straat )

    BeantwoordenVerwijderen