zondag 31 januari 2016

Gemeentegarantie

Wy johan van de graaff president, geraert jacobs en isaak eliens, schepenen des dorps Hoogeloon quartiere van kempelant, meijerije van s:bosch maken kennelyk en chertificeerende mits bij desen dat maria jansen, gebooren binnen desen dorpen, staande ter goeder name en fame aan ons te kennen heeft gegeven, dat sij onlangs getrouwt sijnde met hendrik du pon, regerent president schepen, tans woonagtigh binnen den dorpe van oirle versoekende derhalven ingevolge haar hoog mogenden resolutie van den 7 september 1731 en 12 februarij 1734 acte van cautie (:omme des noots:) te dienen tot ontlastinge van den armen aldaar, wel volgende soo ist dat wij als provisoiren van den armen alhier – in conformite van welgemelde haar hoog mogenden resolutie mits desen verclaaren tot cautie te stellen de somme van drie hondert guldends uyt de arme goederen van deese plaats en sulcx tot securityt, niet alleen van den dorpen van oirle maar ook van alle andere plaatse, waar inne de voornoemde requirante haar metter woon nieuwelings sal comen te begeven, ingevalle het mogt comen te gebeuren dat deselve tot armoede verviele, soodanigh dat sij de arme kass nodigh hadde en te .. was versoekende, in welke geval wij verclaaren den eventueelen last van haare armoede en alimentatie tot lasten van onsen armen te sullen nemen en mits dien gelovend de magistraat en arm besorgers van oirle en van alle andere plaatsen van der requirante inwooninge soo voorschreven daar van ten allen tyden te sullen ontlasten en bevrijden, onder verbant der goederen en effecten van den armen alhier, in kennise der waarheyt, soo hebben wy president en schepenen voornt: de minute ten protocolle ondertijkent en het dubbel van dien met de subsignatuere van onsen geswooren clercq doen becragtigen op heden den dertiende maart seventien hondert twee en veertigh*



*10212-34a. Ontlastbrieven heetten ze eigenlijk. De term 'gemeentegarantie' is natuurlijk een anachronisme. Schoot me te binnen omdat ik er van de week een paar in de V-serie heb gezet, zoals we dat noemen, een eufemisme voor 'oud papier'. Schepenen van Hoogeloon c.a. hebben er tientallen verstrekt in de achttiende en negentiende eeuw**, weinig boeiende documenten eerlijk gezegd, als je niet Maria Jansen heet of van hobby stambomer bent. Maria zal in haar nopjes geweest zijn met heur Hendrik, een burgemeester als ik het wel heb, vanaf 1743 eigenaar van de Kerckhoeve in Kerkoerle volgens Coenen, waarvan een foto (een foto???)*** in diens standaardwerk over Veldhoven c.a. Hendrik en Maria hadden Cornelis de Back als buurman, onze Cornelis de Back, al zal die zijn hoeve in Oirle wel verpacht hebben want die zat natuurlijk meestentijds op zijn kasteel in Bladel. De Du Pons kwamen denk ik uit Zeeland. Een Robert Hendrik du Pon bezat een bibliotheek die is geveild in 1787 (bieb van Robert Hendrik). Het mooiste aan het hele stuk is natuurlijk die doorhaling van het woord mits. Je voelt daar inderdaad een heel subtiel klein verschilleke. Al moet ik daar toch nog eens goed over nadenken.
** daarna nie meer, voor de goede orde.
** *wel een ouwe zwart-witte.

vrijdag 22 januari 2016

Molder gaat loopen

Compareerde Isack Eliens borgemr. en wouter jansen collecteur van slands middelen bijde van hoogeloon van den jaare 1730 dewelke ter instantie van anna Heuvelmans wede. Cornelis van de Laar, in sijn leven moolenaar alhier, hebben getuijgt en verclaart, naar hunne beste onthout, dat jacob fransen even naar het doodt blijven van voors: Cornelis van de Laar, heeft gesegt dat den molder peter moonen wel conde gaan loopen en dat de deur van syn huys open stondt; wijders verclaarde den tweeden comparant in voegen voors: dat gemelde jacob fransen ook heeft gesegt geroepen te hebben tegens voorm: peter moonen, molder gaat loopen aldus gedaan voor en ten overstaan van peter verhees president en gerrit jacobs schepenen in hoogeloon deese neffens de comparanten ten protocolle onderteekent heden den vijftiende maart seventien hondert veertigh*
 
 
 
* schepenbank Hoogeloon, 10212-34a.

dinsdag 19 januari 2016

Welkom vreemdeling!

Dit nogal schattige plaatje


siert een VVV-brochure waarin het nog heet


Dat was toen Jan Smolders nog het telefoonnummer 79 had:




Adjeu, o aerde klaer

Als vroeger de bedevaartgangers naar de kapel van Onze Lieve Vrouw ter Linde, de Behoudenis der Kranken, in het Brabantse Uden, weêrom keerden, zongen ze bij het verlaten van het dorp het volgende lied:


Dat Uden Eden niet was, mocht de pret niet drukken.

zondag 17 januari 2016

Wegens aansluiting op electrisch net

(zie vorige)

Gerardus Majella

Van een bevriende dame kreeg ik enkele nummers van het krantje De Kerkklokken voor het Dekenaat Valkenswaard. Daaruit* het volgende bericht:


Mij intrigeert de zin: 'Nota: Voorlezing: zedige kleeding;'
Voorts: wat betekenen de afkortingen 'gel.' en 'hsvr'?
En: wat betekenen 'jaargetijde' en 'tijdig' in dit verband?

Wat ik wel weet is het 'Lof'. Daar ben ik eens ooit geweest. Niet in 1933 natuurlijk maar veertig jaar later. Van dat Lof zelf herinner ik me niet veel meer dan een grasveld met stoeltjes. En zonnig weer. Van daarna herinner ik me des te meer. Op de terugweg kregen we namelijk een ongeluk met de auto. Net buiten de Weebosch belandden we in de sloot. Mijn vader had in Duizel bij de Fiat-garage net een nieuwe 127 gekocht, een gele, of gelige, nee, gele. De geur van nieuwe auto is me maandenlang bijgebleven. Iemand heeft ons thuisgebracht. Ik weet nog dat er een Tarzan-film op TV was en dat ik dacht: 'shit, die had ik best wel willen zien.'**


* 4 Maart 1933
** natuurlijk niet letterlijk. Dat hele woord 'shit' bestond toen nog niet bij ons

zaterdag 16 januari 2016

Café Van Gompel

In onze lokale geschiedschrijving stuit je zo af en toe wel eens op de opvatting dat wij in (Zuidoost-)Brabant tot ver in de twintigste eeuw gebukt zijn gegaan – en misschien nog wel gaan – onder de gevolgen van onze achterstelling bij de zeven provinciën ten tijde van de Republiek, zij het dat die vooral wordt aangehangen door lieden die daar zelf het bewijs van lijken te zijn. Van de week trof ik hem echter ook aan in de biografie van de oud-onderwijzer en oud-onderwijsinspecteur alhier, Jos Aarts.* In de krant had gestaan dat hij had gezegd – let wel: ik heb het over 1952! – dat ‘het Zuiden nog altijd de gevolgen draagt van het indertijd als generaliteitsland uitgemergeld zijn.’ Hetgeen door ene M. van Dijck in een ander medium werd betwijfeld, waarop Aarts weer, dat-ie dat ook zo niet had gezegd. Toch moet hem vervolgens van het hart dat de Brabanders anno 1952 nog het een en ander te overwinnen hebben, te weten, ‘een aangeboren conservatisme, een gebrek aan activiteit, een gemis aan een zekere eerzucht, een te veel aan schuchterheid, een tekort aan belangstelling voor culturele goederen.’ Misschien, dacht ik, zou het wel eens leuk zijn om een aantal lokale matadoren de vraag voor te leggen waar wij in 1952 of in 2016 zouden hebben gestaan en hoe wij zouden zijn geweest als we bij de Vrede van Munster in plaats van een wingewest de achtste provincie van de Republiek zouden zijn geworden.**

Wel leuk en in het licht van het vorenstaande wellicht een tikkeltje ironisch en zeker een tikkeltje pijnlijk is de volgende passage uit de biografie van Aarts, waarin de allure van twee etablissementen wordt ingezet ter adstructie van zijn populariteit als spreker: ‘Aarts hield inleidingen van Café Van Gompel in Hapert tot het restaurant van de Jaarbeurs in Utrecht.’ Het ware ons liever geweest, hadde de biograaf het hier sec geografisch gehouden.


* Aarts, J.F.M.C.: Niet tevreden met quasikennis. J.W.C. Aarts 1904-1989. Leven en werken van een Brabantse onderwijsman, p. 119-123.
** Dat Aarts een punt had en heeft staat natuurlijk buiten kijf en werd me vandaag opnieuw duidelijk tijdens de boekenbeurs in het kerkje van Middelbeers. Ik trof zekere inwoner van Hoogeloon, een trouw lezer van ons jaarboek en geinteresseerd in onze lokale historie. Ik tref hem wel vaker en omdát-ie zo geinteresseerd is in de geschiedenis van Hoogeloon e.o. en omdát-ie er zoveel van weet, vraag ik hem iedere keer of ik em niet eens mag interviewen voor het jaarboek of dat-ie zelf niet een stuk wil schrijven en iedere keer resulteert dat in opvliegers van eeuwenoude verlegenheid. Hij leest het jaarboek met alle plezier maar meewerken ho maar! Aarts' these ten voeten uit! En eerlijk gezegd, begin ik me daar langzamerhand een tikkeltje aan te ergeren.

donderdag 14 januari 2016

Uri Nooteboom

1.
In 1946 verscheen bij Elsevier een bundel reportages van de uitgeproken katholieke en brabofiele journalist Uri Nooteboom. Het boek staat al jaren in mijn kast. Ik heb eens geprobeerd het te verkopen maar niemand was erin geinteresseerd. Hij is een beetje vergeten, Uri. Ik dacht, ik wacht een paar jaar, vergeten auteurs raken wel eens opnieuw in de mode. Met Uri lijkt dat binnen afzienbare tijd niet te gebeuren. Ook de foto's van Martien Coppens zullen daar wel geen verandering meer in kunnen brengen.
Doet er ook niet toe. Nu heb ik hem zelf ontdekt en is hij niet meer te koop.

In een artikel van 13 april 1941 schrijft Uri over het toen pas opgerichte Wit-Gele Kruis, meer in het bijzonder de consultatiebureaus en nog meer in het bijzonder, het consultatiebureau te Someren. Uri neemt plaats naast de dokter en beschrijft wat-ie ziet en hoort.*

Achter in de diepe ruimte staat een heel park van kinderwagens, in de boxen zijn de moeders bezig haar kleuters te ontkleeden, hetgeen aan de meesten een klaaglijk, verbitterd of verbeten gehuil ontlokt, terwijl sommigen het niet verder brengen dan een kernachtig tremolo. Het geschrei en gekrijsch wekt lichte associaties met de kinderpaniek bij den moord te Bethlehem, maar het opgewekte lachen en tateren van de vrouwen is een goede thermometer om de afwezigheid van gevaar voor kinderen te constateeren. De vrouw van den burgemeester weegt spartelende lichaampjes, de wijkverpleegster vult de kaarten in, de moeders schuiven aan op stoelen rond de hooge kolomkachel, die haar uiterste best doet de temperatuur in dit hooge gebouw draaglijk te maken. Daar rondom zitten de vrouwen op haar beurt te wachten, een zuigeling in de deken gewikkeld op haar schoot, en verschillende kopjes steken omhoog met betraande oogen, met nieuwsgierigen blik, met lachende kijkers, kleine bolle spiegels die verwonderd staren naar de bundels zon, die door de hooge ramen vallen. De vrouwen praten en vergelijken, schuiven telkens een stoel nader op den dokter aan.

Volgt een defilé van moeders langs de dokter ('Da kan een schoon durske worren, moeder'; 'Krijgt hij al wat anders dan de borst?'; 'Te warm gedekt, ge moet daarvoor oppassen, daarvan krijgt een kind gauw Engelsche ziekte'; 'En hoeveel hedde er nou?'). Interessant voor ons is vooral deze moeder:

Een der vrouwen wil over een dag of veertien eens een dag naar Bladel, als het van mijnheer Dokter mag. En zij mág naar Bladel en gaat gelukkig om haar kind en het schoone vooruitzicht heen.

Kan zijn dat deze mevrouw familie had in Bladel maar ik mèèn uit Uri's semi-dialectieke 'een dag naar Bladel' te mogen concluderen dat het om iets anders ging. Zo drukken wij onze intentie tot familiebezoek niet uit. In Someren ook niet, ik geloof er niks van. Bladel moet iets gehad hebben van regionale betekenis, iets dat tot in Someren bekend was en ik denk dat het de markt geweest is.

2.
Zeven jaar eerder reisde Uri door de Kempen.** Die reportage begint hij helemaal verkeerd:

De wijde Brabantsche Kempen was misschien het meest onbekende deel van ons land, voordat Antoon Coolen in zijn romans en novellen de stille en eenzame schoonheid van het Peellandschap heeft geopenbaard.

Naast het historisch gemeengoed (arm, onderdrukt, desalniettemin knappe koppen met Latijnse namen, beken, kerktorens en Snieders en nog eens Snieders) daarin onder andere deze eigen waarnemingen en gevoelens omtrent de Kempen:

Kunt ge het niet verdragen alleen te zijn met uw ziel, ga er dan niet heen. Ook niet met zijn tweeën, met z'n tweeën op de vlakke hei, wordt ge beiden stil en eenzaam.

Hoe alles veranderd is! Tegenwoordig is de 'vlakke hei' een toeristische attractie. En er zijn zomerdagen dat je in een file belandt op wat Uri nog de 'eenzame steenweg naar Postel' noemt.
Hij zegt het niet met zo veel woorden maar van cremeren moet hij niks hebben. Niks zo mooi als het oude dorpskerkhof:

O, onzalige zakelijke hygiëne van onzen tijd, die de dooden stempelde tot gevaren, die ze niet zijn, die tornt aan het sterke idee van de gemeenschap der heiligen. O, schoon kerkhof, met bemoste graven en vermolmde kruisen van ons Kempisch gebied!

Daarbij deze foto:


Natuurlijk ook de Acht Zaligheden:

De pastoors van het bisdom praten wel eens kleineerend over de acht Zaligheden...

Dat moet het profane luchtje zijn dat kleefde aan het begrip.

... maar er zijn schoone en prachtige dorpen bij. Een enkel dorp ligt nog niet aan de 'den harden weg' en dat geldt voor het summum van achterlijkheid. Maar een harden weg heeft tot nog toe niets met cultuur te maken.

En zo ist maar net. Met welvaart des te meer natuurlijk. Niet ver van de harde weg moet deze toren gestaan hebben:


3.
Hier zie je-n-em in de oude kerk van Waalré:***





* p. 25-26. Ik blijf de auteur maar even Uri noemen, anders verwart u hem nog met die ander en dat is wel het laatste wat ik wil. Het is ook zo'n mooie naam. Wel even Uri Geller uit uw hoofd zetten! 
Het Wit-Gele Kruis in Someren kreeg pas een eigen gebouw in 1954. Het hierboven beschreven spreekuur vond plaats in de 'tooneelzaal van den Boerenbond'. 13 april 1941 was witte donderdag.
Het is in N's stukken vaak even zoeken maar wie er voor wil gaan zitten treft tussen de overvloedige brabomantiek nieuwsgierig makende bijzonderheden. In dit stuk bijvoorbeeld in deze passage: 'Onder ons gezegd: de opvattingen over properheid en hygiëne bij het brabantsche volk gingen voor eenige jaren in den lande nog wel eens over de tong. En al was er wat kwaadsprekerij bij, er waren ook gevallen, waar dit te wenschen overliet. De cijfers van kindersterfte wezen het uit en de kleine grafjes op het kerkhof aan den voet van den ouden toren, aandoenlijk versierd met papieren bloemen, eveneens.' 
En welke schrijver mag hij hier toch wel bedoeld hebben? Antoon Coolen? 'En hij (de dokter) vertelt van het volk, dat aan dees kanten woont, het volk dat ik ken uit mijn jeugd, vanuit de jaren, toen gij en ik nog kinderen waren. Vreemd is het, dat men deze laatste zinsnede bij een ander schrijver gelezen heeft en dat deze, omdat men zijn jeugd in hetzelfde land met hem gemeen heeft, steeds door het hoofd blijft varen wanneer men op eigen grond weerkeert. Men heeft plotseling afstand gekozen tusschen de jeugd en de huidige jaren, men vermaakt zich met gedachten aan vroeger, de herinnering aan de mensen uit zijn kindertijd.' 
** Het land der Sniedersen. De vlakten der Brabantsche Kempen, p. 68 e.v.
*** Helemaal zeker weet ik dat niet. Het onderschrift bij de foto lijkt erop te wijzen (De schrijver in het oude kerkje te Waalré; juli 1941). Maar waarom staat dat tussen aanhalingstekens? En lijkt de man op de foto niet heel erg op - opnieuw - Antoon Coolen? Dit is em:

zondag 10 januari 2016

Spiderwebvillage

Vandaag alweer een boek. Ik wil weer kunnen lopen hier en daar in huis, het is een voornemen.
Het boek van vandaag hou ik overigens. Ik heb er vijf andere voor geofferd. Het is ook maar een dun boek, het vreet geen brood. Om de titel had ik het bijna weggedaan. Soms hoef je niet meer te weten. Hij luidt: Dorpen in Brabant.* Ik doe maar één dorp, hooguit vijf, dus een boek over álle Brabantse dorpen kan op het eerste gezicht gevoeglijk naar de straat. Toch hou ik het. Het blijkt namelijk wat meer te bevatten dan de Braboromantiek die de titel doet vermoeden, sterker nog, het is ervan gespeend. In plaats daarvan geeft het een historisch-geografisch provinciaal overzicht, niet al te lang(-dradig) en min of meer begrijpelijk. Kan nog van pas komen. Zo begrijp ik eruit dat de 'Keltische driehoek' in Netersel waar ik vorig jaar op stootte tijdens mijn naspeuringen voor het jaarboek**, wel eens een voorbeeld zou kunnen zijn van een zogenaamde 'plaatse', een begrip dat is gemunt door de bekende Kakebeeke*** en door deze als volgt gedefinieerd: 'een driehoekig plein, omgeven door circa vijf boerderijen (die) eigendomsbanden hebben met de akkers en beemden in de directe nabijheid ervan.' Verder moet de plaatse gemeenschappelijk bezit zijn en voorkomen in middeleeuwse akten. Ik weet niet of dat laatste het geval is en ik zou ter plekke eens moeten nagaan of er überhaupt nog wel een boerderij staat aan de driehoek maar een driehoek is het. Een schoolvoorbeeld is het dorp Loon onder Waalre.****

Veel meer kan ik over het boek niet zeggen, niet binnen het kader van het historische ratjetoe-van-de-korte-adem dat deze blog nou eenmaal is. Behalve dit: niet alleen mijn blog is een ratjetoe, ook in de historische geografie kan het chaotisch toegaan. Zo constateert de auteur***** dat er een 'warwinkel' aan termen bestaat als het gaat over de 'morfologie' (vorm) van het Brabantse dorp. Het vervolg is gefundenes Fressen natuurlijk: 'Zo vinden we, om maar een voorbeeld te geven voor een dorp als Hoogeloon de omschrijvingen armelijk kempisch zanddorp, kransakkerdorp met plaatse, biestdorp, spiderwebvillage.'
Nou moet ik wel zeggen dat ik zelf ook nooit pap heb kunnen maken van Hoogeloon.


* catalogus bij gelijknamige tentoonstelling in het Noordbrabants Museum in 1978
** in het archief bedoel ik, niet dat ik daar bij Bets Michiels voor de deur stond en ineens dacht: verrekt, het is een driehoek, zal wel Keltisch wezen
*** een naam waarvan ik altijd denk dat je er maar beter met je vingers van af kunt blijven
**** dit voor Hanneke. Meer heb ik niet met Waalre
***** W.A.Th. Steeg

vrijdag 8 januari 2016

bont brabants busboekje

Toen ik gisteren een dik boek uit de kast wilde pakken, trok ik een klein dun boekje mee dat vervolgens op de grond viel en daar helemaal uit elkaar raakte. De vloer was bezaaid met losse velletjes papier. De lege kaft was onder mijn bureau achter de prullenmand terechtgekomen. Met mijn achterwerk op het laminaat en mijn rug tegen de boekenkast kon ik er net bij.
Het bleek te gaan om het bont brabants busboekje,* een door de Brabantse busmaatschappijen begin jaren zestig van de vorige eeuw** uitgegeven reisgidsje met de ondertitel zwerftochten per lijnbus door de provincie noord brabant. Het kostte f 1,50 toen. Geen idee meer waar en wanneer ik het had gevonden. Van veel van mijn boeken weet ik dat. Die en die markt, dat en dat dorp, jaren geleden vaak. Vandaag ging het mee met het oud papier. Eeuwig zonde, ik weet het maar ik moet echt plaats maken in huis en het bbb is ongetwijfeld opgenomen in de collecties van diverse bibliotheken en archiefinstellingen.
Vóór ik het aan de straat zette, heb ik wel de relevante paginaatjes gescand, zo ben ik dan ook wel weer. Sterker nog: met relevant bedoel ik vandaag óók: Eindhoven.

Wat te zeggen over het boekje? Wat ik ze bij ons op de heemkamer al hoor zeggen (en daar hebben ze natuurlijk wel een klein beetje gelijk in) is dit: historisch besef bij busmaatschappijen, kom er maar eens om vandaag de dag. Aan de andere kant was het boekje natuurlijk vooral bedoeld om de verkoop van zwerfkaarten te bevorderen en niet de lokale geschiedschrijving en bevatte het ook echt maar voor f 1,50 historie. 

Nogal teleurstellend natuurlijk is het ontbreken van een beschrijving van het prachtige dorp Hapert. Wat was het geval? Nadat de zwerfkaarthouder in Duizel het 'kasteeltje' was gaan bekijken, hoefde hij pas in Bladel de bus weer uit. Hapert mocht hij overslaan! Nooit, dorpsgenoten, is er een lijnbustoerist uitgestapt bij halte de Kuil of het Schoentje... Moge die wetenschap de pijn om het verlies van een uniek en zeldzaam reisgidsje een beetje verzachten!















 











* sic
** in het boekje zelf is geen jaar vermeld. Dat het zou dateren uit de eerste helft van de jaren zestig baseer ik a) op het feit dat in Duizel het 'kasteeltje' nog overeind stond (gesloopt in 1965***) en b) op het verderop in de tekst gememoreerde feit dat de reiziger voor Hapert de bus niet uithoefde, wat er voor mij op duidt dat de Hapertse toren al wel was gesloopt. Elders werd hij doodgegooid met ouwe torens! Die van Hapert werd gesloopt in 1957, dus plaats ik het boekje ná 1957 en vóór 1965.
*** gebaseerd op informatie van H. Wintermans, Rosdoek, jrg. 1990, nr. 57, p. 20-31

donderdag 7 januari 2016

Smits

In De Banier, het partijblad van de Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP), van 9 maart 1972 lezen we over een gift:

Bijzondere vermelding verdient de gift van (..) wijlen de heer Smits, overleden 17 december 1970 te Hapert, gewoond hebbend te Strijen, groot ƒ3.000,- en wel ƒ 2.000,- voor de partijkas en ƒ 1.000,- voor verspreiding van De Banier.

Da's nog eens wat anders dan de KVP.

dinsdag 5 januari 2016

Drinkgewoonten

Op 1 december 1923 meldde de Udensche Courant dat de Bossche Diocesane Drankbestrijders Bond van plan was om zich verder te vertakken en wel door de oprichting van een aantal extra gewestelijke kringen, ook wel ‘Gewestelijke Propaganda-Commissies’ geheten. Men had daartoe besloten omdat men had ontdekt dat drinkgewoonten ‘zeer vaak een gewestelijk karakter hebben.’ Kwam je uit het Bossche dan zoop je als een Bosschenaar, was je van bij ons dan zoop je als bij ons. Elk gewest zijn eigen drinkers en zijn eigen 'drankweer-actie'.
Vandaar de voorgenomen oprichting van het B.D.D.B.-gewest Bladel.



zaterdag 2 januari 2016

De bijvangst van oudejaarsdag

Op oudejaarsdag was ik nog vlug even in het BHIC. Ze hadden oliebollen en dat was maar goed ook want terug in Eindhoven bleken ze nergens meer te krijgen. Zo had ik er toch nog twee gehad.
Ik was er om in het archief van de landdrost te zoeken naar het origineel van het 'request' van de gemeente Bladel aan de landdrost ter zake het grensconflict met Hapert in 1809 en meer nog naar het 'berigt' daarop van Hapert. Die van ons hadden bij hun berigt namelijk een kaartje gevoegd, ter verduidelijking, en als er een ding is waaraan een hkv nog meer gebrek heeft dan aan foto's en aan jeugd, dan is het wel aan oude kaarten.
Daarover echter later.* Nu wil ik het hebben over Hilvarenbeek en de Mierden. In 1809. De bijvangst van oudejaarsdag, zogezegd.

Het verhaal gaat over de douaniers J. Servaas en C. Heckman en begint met een klacht van de 'ontvanger der onbeschreven middelen van Hooge Mierde, Lage Mierde en Hulsel', de ambtenaar die verantwoordelijk was voor het innen van de belastingen, J. Hoosemans:

Geinformeerd zynde dat op zaturdag den 6de dezer Corstiaan Verbaanderd woonende te Hoge mierden, van Tilburg retourneerde, hebbende op zyne kar geladen eenige haver, een varken twintig ponden touw met eenige winkelwaren, en zynde voorzien van een behoorlyke paspoort en billet op de ronde maat, is onder Hilvarenbeek in de hyde na den kant van Tilborg aangehouden, onder bedryging van zyn paard en kar ten kantore te HBeek op te brengen door twee Grensjagers genaamd Servaas, en Hekman, van de 14de Escouade te Hbeek gestationeert, en dat quasi onder voorwendsel dat hy verbaanderd geen vertoon kon geeven, waar en van wien hy die voorn: winkelwaren had gekogt of opgeladen; den man ongeleerd en zeer ignorant der wetten wierd angstig! En wierd zydelings van den eenen en anderen gewaarschouwd dat er nog tyd was om te kunnen accorderen, en is na veele moeiten en smeeken, onder toetelling van tien schellingen door de zelve ontslagen, en quasi in vryheid gesteld

Afpersing is wat de ontvanger bedoelt, 'corroptie', ambtsmisbruik. De landdrost laat de zaak onderzoeken en zet ook Hoosemans' collega Heijmans, de houder van het in Hoosemans' klacht genoemde belastingkantoor in Hilvarenbeek, aan het werk. Die roept de twee grensjagers op het matje en verhoort ze. In hun verklaring gaat het ineens over een 'slijpsteen'. Ik citeer maar weer, al was het alleen maar om de topografie. In reactie op de klacht dat zij de arme Corstiaan Verbaanderd tien schellingen zouden hebben afgeperst:

Zy geweeten dat wij gemelde Corstiaan Verbaanderd op voors: dag met zijn kar geladen en ter plaatse als in den missive vermeld, hebben ontmoet en nog bij denzelve hebben geweest twee karren, door ons ondergeteekende voor eerst is gevisiteerd de kar van Corstiaan Verbaanderd, en bij het afstappen van dezelve op den grond hebben zien leggen een slijpsteen door ons is gevraagd aan den zelve en de bijstaande voerlieden en omstanders aan wien dien slijpsteen toekwam, waar op dezelve alle hebben geandwoord zulx niet te weeten, vervolgens gegaan zijn in de bijstaande Herberg aan den Hospes en desselver Huijsgadin meede hebben gevraagd, of zij niet wisten aan wien dien slijpsteen was toebehoorende door dezelven almeede is geandwoord zulx niet te weeten, waar op wij hebben gesegt, Terwijl den zelven dan aan niemand toehoord en wij hem daar vinden, dan zullen wij denzelve meede neemen en voor ons houden, en versogten daar op een van de voorlieden om denzelve op zijn kar te leggen, welke zulx gedaan heeft, waar op wij te saamen vertrokken, En eyndelyk gekomen zijn aan een Herberg genaamd den Hemel te Hilvarenbeek, aldaar door ons is gedronken een Glas Bier, waar na wij saamen weder wilde vertrekken, door ons is ontdekt dat den slijpsteen van den kar was genomen waar op wij in toornigheid hebben gevraagd, waar den slijpsteen was, daar de voerlieden alle op andwoorden zulx niet te weeten, Eyndelyk een van dezelve bij ons is gekomen, en heeft gesegt daar hebt gijlieden 10 Schellingen zijt zoo kwaad niet meer en blyvt maar stil van den slijpsteen, want dien zult gij niet meer krijgen, welke wij na veel woordewisseling ten laatste, in vergelding van den slijpsteen hebben aangenomen in verwagting zynde wij ’t Rijk daar mede geen nadeel toebragten terwijl wij den slijpsteen aldaar gevonden hadden en dit als ons Eygendom aanmerkte;

Volgens de twee grensjagers ging het dus niet alleen over Corstiaan Verbaanderd maar over een hele groep voerlieden en meenden zij om niet meer zo goed na te voelen, vroegnegentiende-eeuwse redenen dat de slijpsteen en bijgevolg de tien schellingen hen toekwamen. Het is niet zo makkelijk om dit soort oude stukken te interpreteren, om te bepalen wát er aan de hand was en ook hoe erg het allemaal wel was of werd gevonden. Het is Hoosemans' woord tegen dat van de grensjagers en de belastinggaarder in Hilvarenbeek, die op hun hand was. Gelukkig beschikken we ook over het commentaar van de 'Inspecteur der Middelen Te Lande in ’t Departement Braband', de hoogste provinciale belastingbaas. Die namelijk, meent in het bestraffen van de douaniers niet verder te kunnen gaan dan het opleggen van een 'politieke mesure' en dat tot zijn spijt. In zijn rapport aan de landdrost merkt hij op:

dat hoezeer ik door zydelingsche informatiën min of meer, van hunne vexatoire handelingen ben overtuigd, en waartoe de missive van den opgemelde ontvanger van Lagemierde enz. op nieuws het vermoeden daar van vermeerdert, zoo geloof ik echter niet, dat uit de productie van het in mijne handen gesteld stuk genoegzame gronden oplevert, om bij provisie eenen anderen weg dan eene politieke mesure inteslaan, en ik neme derhalve de vrijheid om, in afwachting van nadere bewijzen, deswegens in consideratie te geven 1e Dat aan de grensjagers J: Servaas en C: Heckman inmiddels UWHoog EdGestr hoogste ongenoegen over derzelver vexatoir gedrag wordt te kennen gegeven

De politieke mesure behelsde voorts overplaatsing van de beide grensjagers naar achtereenvolgens Overloon (Servaas) en Chaam (Heckman). Terwille van Sinte Genealoga, zij nog vermeld dat hun plaatsen te Hilvarenbeek werden ingenomen door M. van Giessen en D. Hans.




* Jaarboek 2016