vrijdag 20 februari 2015

De leeuw van Bladel

In november 1938 en juni 1939 verschenen er in verschillende lokale en landelijke kranten berichten onder de kop ‘De leeuw van Bladel’. Wie dacht dat het hier ging om de naam van een Bladels café of de bijnaam van een voetballer of wielrenner, vergist zich. Het ging om een echte leeuw, uit donker Afrika, hier in Bladel.
Wat was het geval? Woensdagavond 23 juni 1938 kregen, aldus het Eindhovens Dagblad, een paar fietsers de schrik van hun leven, toen ze gezegde leeuw vlak voor hun neus het rijwielpad zagen oversteken en vervolgens verdwijnen in de ‘Bladelsche jungle’ (waar precies die jungle gelegen was, vermeldt de krant niet). De Eindhovensche en Meijerijsche Courant weet te melden, dat de leeuw de avond daarvoor al was gesignaleerd door een automobilist die kwam uit de richting Tilburg (‘zag mijnheer midden op de weg liggen’). Die had in zijn leven kennelijk wel vreemdere dingen gezien op ’s heeren wegen, want het waren de fietsers van de woensdagavond die de marechaussée waarschuwden.
Die aarzelde geen moment: het kon niet anders of het ging hier om een van de twee leeuwen uit het ‘Bladelsche dierenpark’. En jawel, daar aangekomen, bleek terstond dat de leeuw, ‘waarschijnlijk in een mistroostige bui over het recente verscheiden van zijne kooigenoote’, ervandoor was ‘om zich in de vrije natuur een weinig te vertreden.’ Dus gingen eigenaar en politie op leeuwenjacht, maar zonder resultaat. Het dier was nergens meer te vinden. Voor de kranten zat er die avond weinig anders op dan de inwoners van Bladel op het hart te drukken de komende dagen goed op hun vee te letten. Verder was het wachten op ‘den Tarzan, die dit vrijheidslievende heerschap weer naar zijn kooi zal terugvoeren…’ *
Twee dagen later werd het dier gevangen. Niet door Tarzan, maar door de politie, de eigenaar, een bomensproeier en een leeuwentemmer:

‘In den schemerdonkeren morgen roept de vrouw van landbouwer W. te Bladel, haar man om een grooten ‘hond’ die zich in den tuin ophoudt te verjagen.
W. komt, gewapend met een riek, om den indringer van zijn erf te verwijderen. Maar ziet… het is geen hond doch ‘de leeuw’. Fluks wordt nu de heer V. gewaarschuwd, eigenaar van het ‘dierenpark’ waarin vóór enkele dagen de gemalin van de uitbreker gestorven is.
V. verschijnt met een vangkooi en een portie vleesch ten tooneele. Eigenaar en oppasser drijven het dier behoedzaam in een schop. De deuren van de schuur worden gesloten en daarna wordt de vangkooi opengesteld. De oppassers klimmen met bekwamen spoed, gewapend met pieken, op het zoldertje boven de schuur gelegen.
Koning Nobel, opgeschrikt door scherpe speerpunten laat een vervaarlijk gebrul hooren en met een berekenden sprong vliegt hij plotseling ‘de deuren ten spijt’ door de verzamelde toeschouwers en herkrijgt de gulden vrijheid. De vangkooi werpt hij een verachtelijken blik toe.
Toch is de vrijheid niet van langen duur, want meedogenloos drijven de nu vele belangstellenden het dier nogmaals in de schuur. Deze wordt nu zorgvuldig gesloten, de dieren gebarricadeerd en… vast zit het beestje weer.
Den heelen dag konden nieuwsgierigen kijken, maar een definitieve oplossing voor het geval, wordt niet gevonden. Zoo zit thans de koning der wildernis rustig af te wachten, welke booze plannen zijn vijanden, de menschen, smeden om hem te belagen.
Naar wij nader van onzen correspondent vernemen, ging de eigenaar later in op de aanbieding van den heer J. van Uithoven die zijn hulp aanbood en vrijdagmorgen met een boomsproeier ten tooneele verscheen: de valkooi werd opnieuw opgesteld en de temmer J. Lathouwers nam zelf de post bij de valkooi in. Van Uithoven kon met spuiten beginnen. De eerste oogenblikken scheen Leo zich niet veel om het vocht te bekommeren, maar na vijf minuten verliet hij zijn schuilhoek en zocht een nieuwe dekking uit. De reukorganen begonnen hem echter geweldig te jeuken, en eindelijk holde hij met een vaartje in de val. De temmer was op zijn post en Leo zat gevangen.’

Dierenpark-eigenaar ‘V.’ – Jozefus Antonius Franciscus Vermeeren** als ik me niet vergis, de broer van schoolmeester Vermeeren – werd veroordeeld tot een boete van 25 gulden of 15 dagen hechtenis, wegens het niet behoorlijk opsluiten van de door hem gehouden ‘gevaarlijken leeuw’.
Vermeeren liet het er daar niet bij zitten. Hij ging in beroep.

Zijn zaak diende in juni 1939 bij het gerechtshof in Den Bosch en haalde niet alleen de lokale maar ook de landelijke pers. Kern van zijn pleidooi was, dat de leeuw helemaal niet gevaarlijk was (‘Hij viel niet aan’) en dat hem dus kwalijk verweten kon worden dat hij het dier niet goed had opgesloten. Het was immers ongevaarlijk.*** Het was aan het Openbaar Ministerie om te bewijzen dat leeuwen in het algemeen en deze in het bijzonder wel degelijk een gevaar vormden voor de openbare orde. Dat deed het om te beginnen door een ‘getuige-deskundige’ op te roepen, in casu (ik citeer uit de Telegraaf) ‘een directeur van een echt dierenpark’, eentje die het weten kon:

‘Deze verklaarde, dat een Senegaalsche leeuw van één jaar ‘gevaarlijk goedje’ is en dat hij het niet in zijn hoofd zou halen daar bij in de kooi te gaan. Een leeuw hoort niet achter houten tralies te zitten en zeker niet als hij door den dood van een kooigenoote alleen is achtergebleven. Dat werkt ongunstig op een leeuwengemoed.’

Ook opgeroepen was het echtpaar Wieskamp, de bovengenoemde landbouwer W. en zijn vrouw, die de leeuw hadden aangetroffen in hun tuin. Steven Wieskamp verklaarde, zijns ondanks ten faveure van Vermeeren, helemaal niet zo bang te zijn geweest maar daar geloofde de rechter niks van:

Ook het echtpaar Wieskamp, bij wie Leo in de schuur was gevlucht, kwam getuigen:

‘Ik dacht dat het een hond was’, vertelde de vrouw, ‘want ik had nog nooit een leeuw gezien.’
Zij ging naar binnen en zei tegen haar Steven, ‘er ligt daar buiten een grooten hond, jaag hem eens weg. Hij doet wel niks, maar ik heb hem liever het erf af.’ Steven ging naar buiten, gewapend met een riek, doch al gauw zag hij dat hij met een gevaarlijker dier te maken had dan met een hond en den leeuw den leeuw en den riek den riek latend, vluchtte hij terug naar binnen.
P r e s i d e n t: ‘Dus U had ook schrik?’
W i e s k a m p: ‘Schrik, schrik...’
P r e s i d e n t: ‘Nou, doe nu maar niet zo heldhaftig. Het is geen schande om bang te zijn van een leeuw.’
W i e s k a m p: ‘Ik was eigenlijk banger van den naam dan van het beest zelf.’

Vervolgens trok de Officier van Justitie alle registers open, niet gehinderd daarin, door de rechter. Vermeeren was gewoon een lastpost:

‘O f f i c i e r: ‘Het is een sensationeele geschiedenis geweest. Op den bewusten dag werd ik ’s middags opgebeld door den burgemeester van Bladel. Die zei: ‘Er loopt in Bladel een leeuw rond. Mag ik die doodschieten?’ Ik kon hem natuurlijk niet zoo maar toestemming geven om op leeuwenjacht te gaan in het mooie Brabant, maar het was misschien de beste oplossing geweest. (..)
Ik vind dat de verdachte absoluut niet te zwaar is gestraft en vraag bekrachtiging van het vonnis. De man poogt trouwens de gemeente steeds op alle mogelijke manieren dwars te zitten.’
L e e u w e n m a n: ‘Er zit politiek tusschen!’
P r e s i d e n t: ‘Politiek? Daar praten we hier niet over. Hebt u nog iets anders op te merken?’
L e e u w e n m a n: ‘Dat de leeuw absoluut niet gevaarlijk was. Ik heb nog geprobeerd hem te vangen met een stuk vleesch (president: ‘Van een afstandje’), maar toen de wachtmeester kwam werd hij kwaad.’
O f f i c i e r: ‘Had-ie een hekel aan de politie?’
L e e u w e n m a n: ‘Ik blijf er bij dat het beest niet woest was maar bang.’
P r e s i d e n t: ‘Ik vind dat het weinig verschil maakt of je door een woesten of een bangen leeuw wordt gebeten.’

En:

P r e s i d e n t: ‘Wat wou u eigenlijk met den leeuw beginnen?’
L e e u w e n m a n: ‘Ik heb een dierenpark.’
O f f i c i e r: ‘Een stelletje apen en een aftandsche hyena, een mooi dierenpark.’
P r e s i d e n t: ‘Als ik het goed begrepen heb, zat dat dier zoo maar primitief opgeborgen. Het zat in een oud keldergewelf, dat met houten tralies was afgemaakt.’
L e e u w e n m a n: ‘Ja, maar het dier was werkelijk niet gevaarlijk. Ik heb het ook in een houten kist thuis gestuurd gekregen.’
P r e s i d e n t: ‘Ongevaarlijk met dien verstande, dat U er zelf niet bij dorst te komen, toen het ontsnapt was.’

Evenmin mals was de Telegraaf zelf:

‘De eigenaar van den leeuw van Bladel, een man van twaalf ambachten en dertien ongelukken, had op een goeden dag plotseling aspiraties gekregen voor dierenpark-directeur. Hij huurde de oude boerderij ‘Sonnehoeck’ stopte het heele huis vol met alle mogelijke en onmogelijke wilde beesten en spijkerde buiten aan de deur een bordje ‘Dierenpark. Toegang 10 cent.’ De meeste dieren, waaronder ook een hyena, verbleven zonder meer in houten kisten, die aan een kant met gaas waren dichtgemaakt. In een oud keldergewelf in den tuin zat een leeuwen-echtpaar. Het vrouwtje ging dood, de weduwnaar-leeuw had verdriet en het gemis van zijn kooigenoote gaf hem de kracht zijn kluisters te verbreken. Veel kracht was daar trouwens niet voor noodig, want de kooi was meer dan caduc.’

Twee weken later bekrachtigde de Bossche rechtbank het vonnis van de kantonrechter.

Mij intrigeert de ‘Leeuwenman’ en zoals zo vaak zijn de bronnen schaars. Is er iemand die iets van hem weet? Die hem zich herinnert misschien? Of zijn dierenpark? Wat dreef hem? Was het een idealist? Een gemankeerde pedagoog? Een ondernemer? Een gevaarlijke gek? Ik hoor het graag!****




* Een verwijzing ongetwijfeld naar de strip De Beesten van Tarzan die op dat moment liep in het Eindhovens Dagblad.
** In het bevolkingsregister omschreven als ‘vogelhandelaar’.
*** Wat de kranten tot dan toe overigens vergaten te melden, was dat de leeuw kort nadat hij was gevangen, was overleden, ‘omdat ze hem te veel hebben geplaagd’, volgens Vermeeren.
**** Deze tekst verscheen afgelopen jaar in het Jaarboek 2014 van de Bladelse heemkundevereniging Pladella Villa. Iets heb ik intussen gehoord. De bronnen bleken niet zo schaars als ik dacht. Een vervolg zal verschijnen in het Jaarboek 2015 (vanaf november te verkrijgbaar bij de bekende verkooppunten)

donderdag 19 februari 2015

Et in Arcadia ego

Uit de gemeenteraad*:


Bijdrage kosten aansluiting lager-voortgezet onderwijs.
Het is in onderwijskringen een bekend verschijnsel dat de overgang van het Lager-Onderwijs naar het voortgezet onderwijs (hieronder te verstaan U.L.O., M.U.L.O., H.B.S. enz. voor vele leerlingen grote moeilijkheden met zich meebrengt. Op een contact-bijeenkomst van de hoofden van scholen uit de streek zijn deze aanpassingsmoeilijkheden aan de orde gesteld en is een commissie in het leven geroepen die de oplossing van dit probleem zou trachten te bewerkstelligen.
Dit heeft ertoe geleid dat voor de hierbedoelde leerlingen van de 6e klas lagere school aanpassingscursussen gegeven zullen worden en wel in het schoolgebouw waar het kind te zijner tijd hoopt te worden toegelaten. De overgangsmoeilijkheden zullen hierdoor tot het minimale worden teruggebracht terwijl de leerling zich verder het voortgezet onderwijs gemakkelijker eigen zal kunnen maken.


Hoewel de R.K. H.B.S. te Eersel pas net was opgericht, zijn we hier geloof ik getuige van de geboorte van het onzalige plan, om mij 8 zalige woensdagmiddagen afhandig te maken, 25 jaar later. Mij en 7 van mijn klasgenoten. De gewone oersaaie routine op woensdagochtend en dan ook nog eens het vooruitzicht van een hele middag toetsen maken op het Rythovius. 'Aanpassingsmoeilijkheden'. Asjeblief zeg.

Waar las ik toch over die jongen die zich intens verheugde op zijn vrije woensdagmiddag? Die de school uitliep en die middag voor zich zag als een onafzienbaar, zonovergoten Arcadia? Was dat de Witte van Zichem?




* 1959, Hoogeloon c.a.