zaterdag 19 september 2015

Remington

Lees dit.



Wat is hier aan de hand?

Begin 1956 werd duidelijk dat de ouwe trouwe Remington van Burgerzaken niet meer geschikt was om persoonskaarten mee te typen. De kaarten waren van karton en liepen niet lekker door de wagen, je moest ze voortdurend met de hand naar het lijntje trekken, een heel gedoe. Hoog tijd dat er een nieuwe kwam. Een typemachine was in die tijd een hele investering (700 gulden om precies te zijn), dat ging niet zomaar even uit het sigarenkistje van de kassier, voor zulke grote onvoorziene uitgaven moest de begroting gewijzigd worden, temeer daar de gemeente mee in passant twee 'registratuurkasten' à 300 gulden per stuk en vier 'opbergingsbakken voor de grootboekkaarten' à 125 gulden per stuk wilde aanschaffen én een apart kamertje wilde gaan inrichten als 'archiefplaats' tegen 150 gulden. Totaal 1950 gulden. 
Voor het wijzigen van de begroting had je de toestemming nodig van Gedeputeerde Staten. Die hadden het hele geval, in 1956 al een boekwerk van enkele honderden pagina's, het jaar daarvoor goedgekeurd en dan kon je er achteraf als gemeente niet eigenmachtig in gaan zitten wijzigen.
Dat is hier aan de hand.

En er is iets taalkundigs aan de hand. Wat er niet staat en volgens mij wél wordt bedoeld, is dat de gemeente geen toestemming krijgt om de gevraagde uitgave te doen. Niet de beslissing maar de schrijfmachine wordt voorlopig uitgesteld.













donderdag 17 september 2015

Ook voor niet-leden van

Krant, 4 januari 1956:

Kempisch Orkest weer op toernee.
Het door burgemeester van Beek uit Reusel enige jaren geleden opgerichte en door de stichting Kempisch Cultuurleven gefinancierde ‘Kempisch Orkest’ is zijn jaarlijkse toernee weer begonnen.
Na uitvoeringen in Bladel, Reusel en Hapert zullen ook de Eerselse begunstigers en andere belangstellenden a.s. donderdag in de gelegenheid gesteld worden de prestaties, en naar wij veronderstellen, vorderingen, der blazers en strijkers uit het eigen gebied te beluisteren.
Behalve het orkest werken aan de uitvoering mede het Reusels Gemengd Koor, het gemengde Koor ‘Zang en Vriendschap’ uit Diessen en enkele solisten uit Eindhoven, t.w. mevr. Mallems, sopraan, J. Melters, tenor, P. Heyne, bariton, Chr. Schäfer, bas, het geheel onder leiding van Chr. Schäfer jr. uit Aalst.
Het programma vangt aan met het bekende ‘Ave Verum’ voor sopraan, koor en orkest van W.A. Mozart uit Aalst.
Hoofdschotel vormt een kerst-oratorium voor soli, koor en orkest van Heinrich F. Müller, dat door Pierre Geerinckx uit Bladel zal worden ingeleid.
Ria Smolders uit Bladel en de heer Geerinckx brengen ter afwisseling een twee tal kerstdeclamaties. 
Aanvang telkens om acht uur in het Parochiehuis.
Elk lid van Kempisch Cultuurleven kan over twee gereserveerde plaatsen beschikken.
Aangezien de uitvoering ook voor niet-leden van Kempisch Cultuurleven tegen betaling toegankelijk is, wordt er voor de goede orde op gewezen dat na het uur van aanvang geen aanspraak meer kan worden gemaakt op gereserveerde plaatsen.

woensdag 16 september 2015

Pachtmest

Brief van Gedeputeerde Staten van de Provincie Noord-Brabant aan de gemeente Nuenen:

’s hertogenbosch, den 13 Februarij 1863
ONDERWERP: verpachting van meststoffen

Bij missive van 7 dezer no 54 wordt ons gevraagd of de gemeente bevoegd te achten is ten haren bate te verkoopen de mest der secreten staande op gemeente grond naby de openbare scholen en strekkende ten dienste der schoolgaande kinderen.
Wij hebben de eer U te antwoorden dat de gemeente onzes inziens geregtigd is die mest ten haren bate aantewenden.
De Gedeputeerde Staten van Noordbrabant.
De Griffier

Houdt verband met dit briefje van hoofdonderwijzer Brunschot, die meende dat de kindermest deel uitmaakte van zijn emolumenten:





MF van Pierre


Amice,

Mijne zyn geheel opgeruimd nu heb ik de gehele stad afgeloopen om er te bekomen, doch geen ander soort kunnen krijgen dan bijgaande, ik zendt UWEd daarom slechts 2 pakjes, behelpt u daar zoolang mede, de mijne zijn reeds afgezonden en zullen spoedig hier zijn.

Met hoogachting noeme mij
UWEdDvdienaar
MF van Pierre
Eindhoven, 15 April 63
*



* RHCe, gemeentearchief Nuenen 1300-1935, invnr. 3216. 'dt' nie van mij



dinsdag 8 september 2015

Je geloof verliezen

In het voorjaar van 1970 werden in de Schouwzaal van Bellfires op het industrieterrein van het plaatsje Hapert de 'kruisen van Alain Teister'* tentoongesteld. Het dagblad De Tijd stuurde zijn kunstcriticus en die berichtte als volgt:
 
 
Om u een indruk te geven:
 
De kruisen zijn doorgaans uit ruwe balken gemaakt, soms zijn ze zeer groot. Ook zijn er kruisen gemaakt van de duigen van een ton, de beelden zijn vaak van afgezaagde boomtakken of wortels gevormd, eens beschilderde hij zijn linkerschoen. Alles ziet er verweerd en antiekerig uit, de schilderingen doen soms aan ikonen denken. Hij maakt gebruik van de vreemdste vondsten als onderdelen van poppen. Gipsbeelden beschilderde hij als voetballers. Akrobaten keren steeds terug.
 
'Frenkens avontuur' verwijst naar de kunstenaar Jaak Frenken, die een paar jaar eerder de katholieke goegemeente had geshockeerd met stukgezaagde heiligenbeelden en tot schietschijven omgevormde crucifixen. Zo bont had Teister - hoewel gewezen dan wel nog steeds half en half katholiek; in een inzet verklaart-ie: 'Het valt echt niet mee je geloof te verliezen' - het niet gemaakt, zíjn kunst zou onze 'stille vijvers' niet doen overlopen. Kwajongenswerk was het:
 
(..) ik geloof dat de waarde gelegen is in de spanning tussen het teken, dat eigenlijk taboe is voor vrije interpretatie en de jongens-achtige moed er de draak mee te steken (..)
 
Ik denk niet dat er in onze stille vijvers indertijd veel volk rondzwom dat zelfs maar van de Schouwzaal gehoord had. Je had er ik-weet-niet-wat kunnen tentoonstellen zonder het minste golfje tot gevolg. De Schouwzaal lag niet aan de andere kant van de Provinciale Weg, hij lag aan de andere kant van de wereld.
 
 
* Pseudoniem van Jacques Boersma, dichter, romancier, beeldend kunstenaar, 1932-1979

donderdag 3 september 2015

La Vie en Rose

In 1956 reist een onbekende journalist* van het dagblad De Tijd van Amsterdam naar Bladel. Als hij hoort, dat hij in het Sniedershuis mag slapen wordt het hem warm om het hart en verwart hij zijn snoepreisje naar Bladel zowat met een bedevaart naar Santiago de Compostella.
Zijn verslag roept een aantal lokaal-historische vragen op.

Eerst maar even lezen:

La Vie en Rose

Wij hebben één nacht geslapen in 't oude Sniedershuis te Bladel, het geboortehuis van dr. Jan Renier en dr. August Snieders. Misschien heeft dit de nieuwe generatie nauwelijks nog iets te zeggen, zijn deze beide volksschrijvers langzamerhand vergeten. Maar in onze eerste bundel op de H.B.S. kwam Jan Renier Snieders nog voor, met een fragment uit een van zijn Kempische romans. Zo'n bloemlezing is iets belangrijks in het jonge leven, zij was het althans voor ons: de ontdekking van een nieuwe wereld, de eerste ontmoeting met de literatuur. Zó intens en totaal geabsorbeerd hebben wij die bundel gelezen en eindeloos herlezen, dat wij nu nog uit ons hoofd zinnen en passages kunnen citeren, terwijl het vooral de sfeer was van de verschillende stukken, die ons voor altijd bij zou blijven. Die eerste smaak der schone letteren zijn wij ons leven lang niet kwijt geraakt, hij is bepalend geweest voor later de illusie, de verwachting, de stil verdroomde fantasie. Zo zou ook dat Snieders-fragment ons een voorstelling geven van uiterlijk en sfeer der Brabantse Kempen, de streek der Acht Zaligheden, waarin wij heilig geloofden en die wij trouw gebleven zijn, de jaren door.

Misschien de onbewuste vrees voor een gans andere werkelijkheid had ons tot dusver weerhouden om op eigen initiatief naar dit land te gaan, en eerst thans riep een uitnodiging ons naar Bladel: voor de plaatselijke studiekring Thomas More zouden wij spreken over Amsterdam. De bijeenkomst, zo schreef men ons, werd gehouden in 't oude Sniedershuis, waar wij ook konden overnachten. De reis erheen was daarmee helemaal een pelgrimage geworden, een opwindend avontuur, aanvaard in een merkwaardige gemoedsgesteldheid, geleidelijk aan een soort droomtoestand, die buiten de tijd stond en de werkelijkheid. Wij gingen een ontroering beleven van heel lang geleden, een wereld betreden, een levensatmosfeer, die zoveel jaar terug in onze verbeelding was opgebouwd door dat éne roman-fragment: want dat de Kempen, de Acht Zaligheden, Bladel intussen veranderd zouden zijn, misschien wel onherkenbaar, dat namen wij geen ogenblik aan. Wij wisten zeker, dat wij op die wonderbare reis de Sniedersen ontmoeten gingen, we zouden immers slapen onder hetzelfde dak, het landschap zien, de lucht ademen, de mensen ontmoeten, zoals zij die beschreven hadden.

* * * 

Gek, maar het is nog gelukt ook. Het is een heel merkwaardige belevenis geworden, die ons weer eens de overtuiging heeft geschonken, dat men deze wereld net zo kan inrichten en ondergaan als men zelf wil. In het laatste avondlicht reed de bus ons van Eindhoven naar Bladel. Er hing een gouden gloed aan de Westelijke hemel en die zouden wij nog heel lang blijven zien, tussen de stammen van het mastbos door, het Kempische mastbos, dat precies aan de verwachting beantwoordde. In het donker stonden wij op de Markt van Bladel en recht voor ons lag 't oude Sniedershuis, de lage, langgevelige Brabants-Frankische dorpswoning, thans het café der familie Groenen. Wij betraden het als inderdaad een heiligdom, een gewijde plaats, verwonderd over de gebeurtenis en ons hier aanwezig zijn, helemaal in een lichte roes, die niet meer van ons wijken zou. Het interieur bleek vertimmerd, maar wij keken door al dat moderne heen, terug in de tijd, dat hier de negen zonen Snieders onder de schouw tezamen kwamen. Wij hielden onze causerie, wij beantwoordden vragen, maar onze gedachten dwaalden telkens af: was het niet of de Sniedersen hier nu zaten onder ons gehoor, critisch naar ons luisterend of wij de lessen uit ooit die bloemlezing wel ter harte hadden genomen. Om de illusie te vervolmaken dronken wij Dommels bruin, bier uit de oude Kempische brouwerij, die tot in onze tijd in het bezit is gebleven van de Dommelse tak der Sniedersen. En wij lagen die nacht in een heel groot ledikant onder het dak, in altijd nog die eigenaardige verdroomdheid, die ons luisteren deed naar de stilte als was zij vol geheimzinnig gerucht. De andere morgen zagen wij Bladel, de Markt, de laatste linden voor het huis, in welker zomers lommer het in de dagen der Sniedersen zo diep wegschool als hun oude tante in haar falie. In „Dit zijn Snideriën" heeft dr. August Snieders de herinnering aan dit ouderhuis beschreven zoals ook zijn vertrek in 1841 als negentienjarige naar Antwerpen, hoe zijn moeder haar jongste wegbracht in de huifkar tot Turnhout, zijn hand in de hare hield geklemd en na heel lang zwijgen zei: „Houdt immer Uw naam in ere, en als gij moe gedwaald zijt kom dan terug in ons huis, daar zal het u altijd wel zijn". Het was niet een huifkar, maar de bus, die ons terug bracht naar Eindhoven, maar veel in het landschap was ongetwijfeld zo gebleven, als in de dagen der Sniedersen: de donkere zoom van het mastbos, de stammen recht en stijf als uit ijzer gesmeed, de laatste stukken heidegrond, dor en grauwbruin als de versleten pij van een capucijn.

* * *

Bij het wegrijden uit Bladel zagen wij in een vensterraam een affiche van de plaatselijke voetbalclub: Bladella. En opeens moesten wij glimlachen, die naam moest ons als Hollander heilig zijn. Want in dit nederig Bladel, het Bladella der oude kronieken, is het geweest, dat in 922 de Frankische koning Karel de Eenvoudige zijn trouwe Dirk, die zo krachtig tegen de Noorman gestreden had, verhief tot eerste Graaf van de gewesten, die thans Holland zijn genoemd. Zodat de wieg van Holland diep in Brabant heeft gestaan, tussen mastbos en heide van het Kempenland.

Zo sentimenteel als deze journalist, wordt waarschijnlijk niemand meer bij het horen van de naam Snieders. En er zullen ook wel niet zo heel veel mensen zijn, die bij het zien van een affiche van de VV Bladella moeten denken aan Karel de Eenvoudige. Onze man was een literair ingesteld kereltje met een passie voor geschiedenis. Het zou leuk geweest zijn als hij even had gekeken tegen wie Bladella moest spelen die zondag.
Wat opvalt is de wij-vorm. Je zou bijna denken dat het voltallige personeel van de krant kwam afzakken, terwijl het in feite maar ging om één persoon. De schrijver gebruikt de pluralis auctoris, een variant op die van de koningin vroeger: ‘Wij Juliana enz.’ In de jaren vijftig was die nog schering en inslag.
Dan de busreis. Als je op de kaart kijkt, zie je, dat die inderdaad naar het westen ging dus de ‘gouden gloed aan de Westelijke hemel’ kan kloppen. Het moet een hele reis geweest zijn. Later, in de jaren tachtig, heb ik hem zelf regelmatig gemaakt en zelfs toen duurde hij meer dan drie kwartier. Laat staan in 1956. En kwam de Grote Weg niet pas in 1960? Of was dat alleen in Hapert? Ik schat, dat hij minimaal een uur onderweg is geweest. Het was niet voor niets al donker toen hij in Bladel arriveerde.
Kempisch mastbos had je in de jaren tachtig tussen Veldhoven en Steensel, veel meer niet eigenlijk. En wat rond de Donksbergen. Heeft onze journalist tijdens zijn reis nog meer opgaand hout zien staan?
De Sniedersen kent u natuurlijk. Van de Sniedersenlaan. Dat het er zo veel waren, wist ik niet. U ook niet, zeker weten. In mijn tijd was de laan nogal hobbelig. Als je achterin de bus zat, werd je af en toe gelanceerd. Er kwam ook geen eind aan.
Het Sniedershuis kent U ongetwijfeld ook. Van de brasserie. Hij was maar net op tijd, de man van De Tijd. Drie jaar later werd het oorspronkelijke Sniedershuis afgebroken.
Maar nou komt het: kent U Thomas More? En meer nog: kent U de ‘plaatselijke studiekring’ van die naam?**




* Even heb ik gedacht dat het Kees Fens geweest kon zijn, mijn oude hoogleraar moderne letterkunde, die rond deze tijd begon als literair criticus bij De Tijd, maar die schreef vanaf het begin al veel... literairkritischer dan deze man. Ik zie hem dit niet geschreven hebben. Anton van Duinkerken misschien? Vanwege de passage over het bier? Ik kom er nog wel achter.
** Hoi Jannie! Gisteren redactievergadering gehad van Pladella Villa. Na een drukke tijd voor mij, gaan nu anderen aan de slag. Ik beloof niks maar probeer weer wat regelmatiger te bloggen.