zaterdag 31 december 2011

Cyclostyleren (2)

In de raadsvergadering van 20 januari 1956, komt het lid Beex nog eens terug op de notulenkwestie: is het moment niet daar, nu immers de 'personeelsbezetting ter secretarie behoorlijk is', om de notulen aan de raadsleden op te sturen, dan wel aan huis te laten bezorgen? Opdat de raadsleden er ruim vóór en niet pas tijdens de vergadering waarin ze moeten worden vastgesteld kennis van kunnen nemen? (Men herinnere zich, dat vier jaar eerder besloten was tot het voorlezen van de notulen, bij het begin van elke vergadering, na het gebed)

Het antwoord van burgemeester van Woensel is teleurstellend:
Het spijt de voorzitter hierop nog steeds niet te kunnen ingaan gezien de hopeloze toestand om in een vertrek als de tegenwoordige secretarie te werken. Hier toch zitten 7 personen, ongerekend het bezoek van opzichter, voorwerker, bouw- en woningtoezicht, enz. Het is begrijpelijk, dat van een accuraat werken nog geen sprake kan zijn, hetgeen zich vooral uit in het maken van tikfouten op de schrijfmachine.
Een mens kan zo niet typen! Met zijn zevenen op een kluitje en dan ook nog die steeds maar binnenvallende collega's van bouw- en woningtoezicht...

Beex laat het daarbij. Al lijkt het antwoord van de burgemeester me nogal onbevredigend. De gemeentesecretaris werkte en typte toch al jarenlang trouw de notulen uit? Zelden of nooit foutloos?! Waarom moest het ineens foutloos? En hadden ze bij ons dan geen:



Van cyclostyleren is dan geen sprake meer.




Straatnamen (2)

'Gekozen naar het daarachter gelegen ven', lichtten B&W hun straatnaam Venweg toe. Een ven achter de Venweg?

En Heikant en Den Heuvel? In Hapert? In de toelichting zijn het de laatste twee straten onder 'H A P E R T'. Bedoelt gemeentesecretaris Fiévez hier niet de eerste twee straten van 'C A S T E R E N'? 

Het commentaar van de deskundige bij Den Heuvel is in deze weinig verhelderend: 'waarschijnlijk oud-Germaans Huobahoeve en verkleinwoordje l(ein) dus kleine hoeve. Naam genomen voor het hele gehucht.' Op een topografische kaart uit 1917 staat langs de weg naar Duizel de naam Hoeven vermeld: is dát het Heuvelein-gehucht? Blijkens het vervolg heette het ter plaatse van Den Heuvel vóór 1955 Puttenstraat, een naam die men 'gemakshalve' wenste te vermijden. Puttenstraat?

Een andere al bestaande naam, die men niet geschikt achtte voor officieel gebruik was Boerenkoolstraat. Uit hoofde van geen algemeen principe in het bijzonder zou het daar voortaan Nieuwstraat heten.

Evenmin geschikt was Achterstraat. Werd: Dalem.



dinsdag 27 december 2011

Three men in a boat

Las gisteren bij mater in Bladel deel één van een historisch artikel in de Kempenaer over een honderd jaar oude moord in Westelbeers. Vandaag dacht ik, laat ik eens kijken of er op het internet over die moord iets te vinden is. Dat viel tegen (de verdachte, A. Smolders, toentertijd jachtopziener, is geen bij het BHIC bekende crimineel, terwijl er blijkens de krantenberichten een rechtszaak van jewelste is geweest), dus zit er niets anders op dan ook met Nieuwjaar maar naar Bladel te trekken voor deel twee (slot).

Wat ik wel vond, was het volgende stukje uit de Nieuwe Tilburgsche Courant van 14 mei 1912, net boven het verslag van de zitting over de Westelbeerse moord:



Het gaat over de eerbiediging van de zondag, Tweede Kerstdag met name, die volgens de kantonrechter, de hoge raad én het kerkelijk gezag geen zondag meer is als bedoeld in de Zondagwet en dat lijkt me gunstig voor de drie Stratummers. Of niet?

zaterdag 24 december 2011

Johannes

Gisteren in het auditorium van het Van Abbemuseum - een filmzaal zonder doek - de presentatie van de resultaten van het onderzoek naar het functioneren van Informatie en Beheer. Op het podium Johannes van Veen, op de tweede rij ('dan kunnen we het goed horen') mijn hard copy collega's en ik, achter ons de analisten en technici, de van dysfunctioneren verdachten in the first place.

Zegt Johannes, wijzend op een powerpointplaatje op de hard wall achter hem: 'weergegeven in dit bloemdiagram.' Wát werd weergegeven, had hij ons net verteld. De bedoeling van de bloem was dan ook niet to cut a long story short. De bedoeling is steeds: visualiseren, opdat het beter onthouden worde. Degelijker opgeslagen.

Johannes droeg een donkerblauw pak. Of donkerbruin. In elk geval donker. Hij was het type dat ik wel eens heb horen noemen: ectomorf. Ik zie hem nog staan. Vlak voor mijn neus. Zijn overhemd zal wel wit geweest zijn, zijn schoenen zwart. De kleur van zijn stropdas ben ik vergeten. Zijn bloemdiagram ook. Wel weet ik nog dat erin werd weergegeven dat de primaire sectoren met heldere informatieplannen moesten komen en dat de beheerders werden overvraagd omdat de sluizen open stonden.

Als hij het niet had gezegd, had ik gezegd: had dat dan gezegd.

donderdag 22 december 2011

Levensscholen

In de maand oktober van het jaar 1955 bereikte de gemeente Hoogeloon een tweetal subsidieverzoeken aangaande zogenaamde 'levensscholen', één van de Stichting Katholieke Levensschool voor jonge arbeiders in de Kempen te Bladel en één van de Stichting Katholieke Levensschool voor meisjes in Z.W. Kempen te Eindhoven.

Van levensscholen had ik nog nooit gehoord. Als je ze googelt kom je erachter dat het rijk ze schaarde onder de noemer 'organisaties en instellingen ressorterende onder Afdeling VI Jeugdvorming en Volksontwikkeling'. Het zogenaamde Landelijk Curatorium Katholieke Levensscholen voor jongens en jongemannen werd in 1955 bedeeld met een rijkssubsidie van f 88.405,=. Dat geld werd verdeeld over 38 scholen, hoofdzakelijk in Brabant en Limburg.

Er was er ook een in Helden (L), voor jongens, waarvan het archief bewaard is gebleven. In de inventaris staat te lezen:
Het doel van de Katholieke Levensschool was de weerbaarheid van de jonge arbeiders in geestelijk, affectief en lichamelijk opzicht te verhogen door het geven van pedagogische begeleiding, zulks in overeenstemming met de katholieke levensovertuiging.
Het was een levensschool in die zin dat zaken onderricht werden, die voor de vorming van de jongens van belang zijn, maar vooral, omdat zij de jeugdigen wilden helpen een nieuwe, concrete levenssituatie aan te kunnen.
Iemand schreef er een proefschrift over met deze titel: Mater Amabilis en Pater Fortis onder vuur: van katholieke levensscholen naar vormingswerk, 1947-1974.*

Het had iets intrigerends, het woord levensscholen. Nou weet ik het al wel.

Bij ons wilde de gemeenteraad eerst wel eens weten hoe het in Godsnaam mogelijk was dat allebei de scholen elders waren gevestigd, terwijl ze voor meer dan de helft werden bevolkt door jongens en meisjes van hier.



 * Hélène Vossen, 1994



Straatnamen

Lange tijd hadden onze straten geen namen. We deden het met letters, A, B en C, waarmee we de 'wijken' Hoogeloon, Hapert en Casteren bedoelden en die in combinatie met een volgnummer de huisadressen vormden. 150 jaar lang hadden de letters voldaan. Tot 1955.
Toen kregen de straten namen.


De namen die ze grotendeels al hadden, welbeschouwd, niet in het bevolkingsregister of op straatnaamborden maar in het 'lokale spraakgebruik'. Door toepassing van algemeen principe I voor de straatnaamgeving in de gemeente Hoogeloon c.a. ('bestaande straatnamen, zo deze historisch verantwoord zijn'), werden ze geformaliseerd. In Hapert waren dat: Wijer, Loonseweg, Lemel, Provinciale Weg, Schoolstraat, Kerkstraat, Molenstraat, Ganzestaart, Dalem, De Pan, De Pals, Schouwberg, De Voort, Castersedijk, Kapelweg, Heikant en Den Heuvel.


De namen Lemel, Ganzestaart en De Voort, voldeden tevens aan algemeen principe II: 'Historische namen, voor zover deze niet meer gebruikt worden.' De naam Lemel was door een 'terzake kundige' aangetroffen in oude akten; ook Ganzestraat was historisch en door 'klinkerverschuiving' Ganzestaart (ook wel, zij het door meer dan klinkerverschuiving, Ganzestart) geworden; De Voort was door de deskundige teruggevoerd op het Indo-Germaans en betekende: doorwaadbare plaats. In 't Wagenbroeks Loopke in dit geval.


Algemeen principe III leverde maar één straatnaam op: Venweg. Het luidde: 'Naam van streek of akkercomplex waar de straat doorloopt.' De naam refereerde aan 'Het Ven'.


Algemeen principe IV: 'Naam die betrekking heeft op een of ander markant gebouw (nog aanwezig of verdwenen).' Molenstraat en Kerkstraat, vanzelfsprekend. Niet Schoolstraat, zoals je zou verwachten. Schoolstraat was de nette versie van het al bestaande Schoolpád (I). Ook: Kapelweg. Niet nog maar nét aanwezig, toen.


Algemeen principe IV: 'Namen die richting aangeven naar een gehucht of ander dorp.' Loonseweg. Castersedijk. Eerselsedijk.


Van de onvermijdelijke verdienstelijke personen (algemeen principe VI) hadden we er in 1955 in Hapert maar één: pater van den Elsen, naar wie de van den Elzenstraat werd genoemd, vandaag de dag de van den Elsenstraat.


Algemeen principe VII luidde: 'Namen van ter plaatse aanwezige bomen of struiken.' Lindestraat. Meer niet.


Algemeen principe VIII was bedoeld om het allemaal een beetje origineel te houden: 'Ontbreken alle voorgaande mogelijkheden dan kan men pas zijn toevlucht nemen tot vogel- en bloemennamen enz.' In later tijd is men in Hapert door zijn historie en lokale grootheden heengeraakt en heeft men inderdaad zijn toevlucht moeten nemen tot principe VIII: Lijsterstraat, Merelstraat, Leeuweriklaan. En dat men nog eens het halve heelal erbij zou slepen, hadden B&W zich in 1955 waarschijnlijk niet kunnen voorstellen.






Cyclostyleren

Uit de notulen van de gemeenteraadsvergadering van 4 juni 1952:
De voorzitter deelt mee, dat aan het verzoek om een exemplaar van de notulen aan de leden toe te zenden, nog niet kan worden voldaan, gezien de meer dan drukke werkzaamheden ter secretarie en het meerdere werk verbonden aan het cyclostyleren der notulen en vraagt of de vergadering er genoegen mede kan nemen, dat de notulen tot dat uitbreiding van het personeel is verkregen, ter inzage van de leden kunnen worden gelegd ter secretarie of wel dat voorlezing wordt geprefereerd, hetgeen echter een saai en tijdrovend werk is.
Uit Van Dales Groot Woordenboek:
cyclosty'le, (<Eng), m. (-s), stereotypische kopieermachine voor het maken van afdrukken van met de hand of de machine geschreven stukken; -papier, o..
cyclostyle'ren, cyclostyleerde, heeft gecyclostyleerd), (overg.) met de cyclostyle vermenigvuldigen
Uit het Modern Woordenboek en Populair-Wetenschappelijke Encyclopaedie (1931):

.



De notulen vervolgen:
Het lid Beex zegt voorlezing te prefereren boven ter inzage legging, aangezien van dit laatste door de leden wel geen gebruik zal worden gemaakt.
Waarom de leden de notulen niet kwamen inzien, wordt uit de onderhavige niet duidelijk. Aan het lid Adams schijnt de hele discussie overigens voorbij te zijn gegaan, of hij moet met zijn inbreng vooruit hebben willen lopen op betere tijden:
Het lid Adams spreekt zich uit voor thuiszenden der gecyclostyleerde notulen aan de leden.
Besloten werd tot voorlezing. Tot dat er personeelsuitbreiding was verkregen en de werkzaamheden wat minder dan druk zouden zijn.

  

zaterdag 17 december 2011

Amerika

Gelezen in L.H. Wieners Eindelijk volstrekt alleen (Atlas, 2008, pagina 133): "Het was in een vestiging van Center Parcs, ergens in het zuiden des lands, waarheen ik me met mijn kinderen eens had begeven (..)". Wel verdorie, dacht ik, Hapert in de Nederlandse literatuur en ik wist van niks. Maar bedoeld bleek het park in Amerika (L).

Het zag er trouwens zwart van, in het zuiden des lands, ook al in de Center Parcs-tijd. Wat haalde ik me in mijn hoofd.

IJl smal trapje

Uit de 'Memorie van toelichting bij het besluit tot 13de wijziging van de begroting' (gemeente Hoogeloon c.a., 1958, nieuw gemeentehuis): 
"Op de secretarie bevinden zich, naast elkaar, 4 archiefkasten. Dit aantal is als zodanig te gering doch tengevolge van plaatsgebrek is het niet mogelijk hier een kast bij te plaatsen. Dit leidt ertoe dat de kasten niet alleen overvol zijn doch ook dat diverse dossiers bij de ambtenaren in de bureaux blijven; voor de verzorging van het archief is dit uiteraard zeer lastig. Aangezien het eigenlijke archief aldus nooit volledig is, is tegen deze wijze van opberging dan ook herhaaldelijk bezwaar gemaakt door de ambtenaar van het registratuurbureau. Het opbergen van bescheiden gaat overigens met veel hindernissen gepaard; de kasten zijn zodanig gesteld dat een ambtenaar geregeld zijn bureau moet verlaten, aangezien anders de laden niet voldoende ver opengaan.
Er blijft overigens nog een groot aantal dossiers waarvoor in het lopende archief geen plaats is. Deze moeten dan voortijdig naar de zolder (waarover hierna) worden overgebracht.
(..)
Het eigenlijke archief bevindt zich op de zolder, welke via de burgemeesterskamer en kadasterkamer over een ijl smal trapje bereikbaar is. Deze zolder - welke een nuttige oppervlakte heeft van 18m2 (de hoogte is 2 meter) moet plaats bieden aan het gehele oud archief van de gemeente. Aangezien de rekken reeds sinds jaren vol zijn moeten veel archiefdozen op de grond geplaatst worden. Behalve deze dozen staan er evenwel ook kisten met oude materialen, geweren, een tafeltje etc., zodat men er nauwelijks kan lopen. De archiefberging ter plaatse is overigens in strijd met alle voorschriften van veiligheid. Het betreft hier een houten zolder met houten rekken, houten schotten etc. welke vanzelfsprekend zeer brandgevaarlijk zijn.
De opberging van het oude als van een gedeelte van het lopende archief geschiedt derhalve noodgedwongen in flagrante strijd met de bepalingen van de archiefwet."
Eerder (Kroontjes Jumbo, dd. 5 december) heb ik gewaagd van een afdeling registratuur. De 'afdeling' blijkt dus slechts een 'bureau' geweest te zijn, bemensd door één, niet te beklagen ambtenaar, op wie veel zal zijn gemopperd.

dinsdag 13 december 2011

Afwijking

Binnenkort moet ik duizend woorden schrijven over meester van Hout. Ze zijn bestemd voor de Heemkundekring Pladella Villa, die in 2013 zijn vijfentwintigjarig jubileum viert en ter gelegenheid daarvan een canon van de gemeente Bladel gaat uitbrengen. Vijfentwintig thema's zullen daarin worden uitgediept, de vijfentwintig belangrijkste thema's uit de geschiedenis van de vijf dorpen die vandaag de dag de gemeente Bladel vormen. Er is over vergaderd. Samen één daarvan vormen zes schoolmeesters. Een dáárvan is meester van Hout. Ik heb aangeboden om me over hem te ontfermen.

Ik had daar eerlijk gezegd al gauw spijt van. Meester van Hout heeft eigenlijk geen prominente rol gespeeld in het Hapertse onderwijs. Op de aandeelhoudersvergadering van oktober jongstleden stelde ik dan ook voor om hem te vervangen door meester van Dommelen. Bij meester van Dommelen heb ik zelf nog in de klas gezeten. Dat schept een band. Hij is bovendien vele jaren hoofd van de jongensschool geweest. Weet alles over het onderwijs in Hapert. Vermoed ik. En hij leeft nog. Vermoed ik.

De redactie wilde er niet van weten. Men gaf mij een pak krantenknipsels over mijn thema en tot april de tijd.

In de archieven geen syllabe over mijn thema. Wel dit: in RHC A-0547-191 zitten twee koninklijke besluiten tot verlenen van 'afwijking' van artikel 19 van de wet op het Lager Onderwijs van 1920. Minimaal één Majesteit heeft de gemeente Hoogeloon c.a. minimaal 2 keer ontslagen van de verplichting om zijn ingezetenen openbaar onderwijs aan te bieden. Artikel 19 luidde:
"In elke gemeente wordt voldoend lager onderwijs gegeven in een genoegzaam aantal scholen, welke voor alle kinderen zonder onderscheid van godsdienstige gezindheid toegankelijk zijn.
Afwijking van deze bepaling kunnen Wij, den Onderwijsraad gehoord, telkens voor een termijn van vijf jaar toelaten. Zij kan niet worden toegelaten, indien de ouders, voogden of verzorgers van twaalf of meer leerplichtige kinderen blijk geven, dat zij openbaar onderwijs voor deze kinderen in de gemeente verlangen, of, zoolang nog acht of meer leerplichtige kinderen de bestaande openbare school bezoeken."
Nog tien jaar lang bleef het lager onderwijs in Hapert openbaar. Daarna werd het katholiek. In 1939 stichtten ook de protestanten een lagere school.

Twaalf werden daar nooit meer gevonden.



zaterdag 10 december 2011

Kroontjes Jumbo (2)

Terugkomend op Kroontjes Jumbo, of liever Nolla's Napolion: N.N. was - voor zover ik de stierhouderij in het algemeen* en het Register in het bijzonder begrijp - aangekocht in 1945 en gestald bij F. Vosters. In 1947 is N.N. dus opgevolgd door Kroontjes. Kroontjes kwam terecht bij Jan van de Ven aan de Kerkstraat 25 in Hapert. Dat N.N. verkocht zou zijn, is maar een veronderstelling. Hij was vijf jaar oud op dat moment. Misschien ook is hij... In het Register is hij doorgehaald, zonder toelichting. Na twee jaar en acht maanden ongetwijfeld trouwe dienst bij de Stierhouderij Hapert.

Na uitvoerige bestudering van het register ben ik er achter gekomen dat de naamgeving der stierkalveren gebeurde volgens de regel: NAAM VAN DE MOEDER + GENITIEF-S + NAAM VAN DE VADER. Dus Nolla's Napolion was het kalf dat Napolion verwekte bij Nolla; de Napolion van Nolla. Misschien hebben ook Dora en Kroontje een Napolion gebaard, al moet dat dan wel buiten Hoogeloon c.a. zijn gebeurd, want die van Nolla is de enige Napolion in het boek. Van Jumbo staat wél vast dat hij vaker beroepsmatig actief is geweest binnen de grenzen van Hoogeloon c.a.: er is een 'Joma's Jumbo' (geboren 1948, 'twee witte vlekjes op de rug wit stipje schenkel rechts') en een 'Minnies Jumbo' (geboren 1950, 'rood vlekje linker schouderpartij dito rechter schouder'). 'Aaltje 5's Jumbo 2' (geboren 1952) lijkt me dan weer een kleinzoon, een kalf van die van Kroontje, Joma of Minnie. Een van die Jumbo's werd Jumbo 2 (ik zou zeggen, die van Kroontje, want die was het oudst). Zoals Nolla's Napolion uiteindelijk wel 'Napolion 2' zal zijn geworden. Omwille van een zinvolle naamgeving. Waarschijnlijk was 'Willem IV' (geboren 1940, 'rood met vlakke hoorns') ooit gewoon Kroontjes of Juliaantjes Willem.

Er komen in het Register overigens genoeg stieren voor die gewoon Dirk, Peter, Roel, Cobus, Nico, Herman, Frits, Max, Alex, Sjoerd, Sjoerd van den Heuvel of Roland van Heukelom heten. Wie hun vaders en moeders waren, zal dan elders wel zijn vastgelegd.


*Uit Veenman's Agrarische Winkler Prins (1957): "Stierhouderij is een vereniging van veehouders die zich ten doel stelt, gemeenschappelijk een (of meer) stier(en) aan te houden. Het voordeel van een s. is, dat men gemeenschappelijk een betere stier kan aanschaffen. Voor een enkele veehouder is dit vaak niet rendabel en ook te riskant (..)"

Apologetiek

Onder de boeken waarvan ik me nog altijd niet heb kunnen ontdoen, bevinden zich sinds jaar en dag de twee delen Oostersch Leven van dominee H. Th. Obbink (Herman Theodorus, 1869-1947), in 1914 uitgegeven door de bekende uitgeverij Callenbach te Nijkerk. "Wie den Bijbel leest, stuit, zoowel in het Oude- als in het Nieuwe Testament", aldus Obbink, "herhaaldelijk op zegswijzen en beeldsprakige uitdrukkingen die niet alleen vreemd aandoen, maar ook die zonder nadere verklaring eenvoudig onverstaanbaar zijn." Met zijn deeltjes Oostersch Leven wilde hij de bijbellezer te hulp komen en achtergrondinformatie verschaffen over het leven van alledag en de "kultuur-toestanden" in het oude Palestina. Zo ongeveer naar het voorbeeld van James Neil, die jarenlang "als Oosterling" in Palestina had geleefd en daarover had geschreven in zijn Everyday life in the holy land, zij het dat Obbink minder "apologetisch" wilde zijn, want hij stond "met apologetiek op niet te besten voet". Wat hij daarmee bedoelde, zal de tijdgenoot wel beter begrepen hebben dan ik nu.


De gekleurde platen die het vertrekpunt zijn van elk van Obbinks uiteenzettingen - met titels als: Woestijnbewoners, Interieur van een Fellahwoning, Herder en Schapen en Een ploeger bij Nazareth, al schuwde hij ook niet de leefwerelden van Een Danseres en De Harem - waren wel kopieën van die uit Everyday life.



Op de boekenmarkt in Tilburg heeft iemand me eens verteld dat de twee delen Oostersch Leven bij hem thuis op het dressoir stonden. Sindsdien stel ik me voor dat ze in heel protestants Nederland op het dressoir hebben gestaan. Misschien is dat wat kort door de bocht.


H. Th. was in de jaren dertig een nationale bekendheid, niet zozeer vanwege zijn bijbelvertalingen en theologische publicaties, als wel omdat hij hofprediker was en Juliana en Bernhard in de echt had verbonden. Op 5 september 1937 bevestigde hij dominee van der Mast als predikant van de Hervormde Gemeente Hoogeloon-Eersel, die waarschijnlijk in Utrecht bij hem gestudeerd had. In het kleine kerkje in Eersel maakten ook hun opwachting: dominee Wierts van Coehoorn (Bladel), tot dan consulent, dominee Vrijlandt (Veldhoven), dominee Bloemendaal (Budel), dominee F.M. Muller (Eindhoven), dominee J.N. van ter Heijden (id.) en dominee Pelinck ter Haseborg (Helmond), ongetwijfeld de grootste concentratie van protestants-christelijke godgeleerdheid sinds mensenheugenis, hier in de Kempen.


H. Th. sprak naar aanleiding van Johannes 20:21: "Jezus dan zeide wederom tot hen: Vrede zij ulieden, gelijkerwijs Mij de Vader gezonden heeft, zende Ik ook ulieden." (vers 22 vervolgt: "En als Hij dit gezegd had, blies Hij op hen en zeide tot hen: Ontvangt den Heiligen Geest").  


Bij de dienst was ook burgemeester Panken aanwezig, "die hoewel R.C. niet nalaten kon zijne belangstelling te toonen".

maandag 5 december 2011

Kroontjes Jumbo


Op 9 december 1947 meldde secretaris Hermans van de 'Stierhouderij Hapert' middels het briefje hierboven, dat zijn vereniging de stier 'Nolla's Napolion' had 'geleverd' en dat deze 'door U kan worden afgevoerd.' Met leveren bedoelde hij waarschijnlijk dat de vereniging het dier had verkocht; met afvoeren bedoelde hij: verwijderen uit het Register van aangiften door eigenaars van Stieren. Met U bedoelde hij de gemeente Hoogeloon c.a.
Een andere stier kon worden ingeschreven, te weten 'Kroontjes Jumbo', geboren op 18 januari 1945.

Hermans schreef zijn boodschap op een door midden gescheurd schriftvelletje. Op 9 december werd hij ingeboekt op de afdeling registratuur en doorgeleid naar de gemeentesecretarie. Daar werd geconstateerd dat Kroontjes Jumbo's kleur en bijzondere kentekenen ontbraken, waarna een medewerker ter secretarie Hermans' hoogst eigen briefje in de typemachine draaide en er de tekst links in het midden op typte: 'Gelieve kleur enz.'. Papier was nog schaars, zo kort na de oorlog.

Het briefje ging retour naar de Stierhouderij Hapert (overigens zonder dat registratuur het bestempelde als uitgaand stuk; dat zou al te bureaucratisch zijn geweest, al had het rechtsonder nog net gekund), waar secretaris Hermans op 20 december, precies onder de getypte tekst, opdat die van de gemeente het zouden begrijpen ('Attentie'), de ontbrekende gegevens noteerde en het briefje weer terug stuurde naar het gemeentehuis. Of hij is het daar gaan afgeven. Zo ver was dat niet.

De registratie der stieren gebeurde in een voorgedrukt cahier uit 1888, zij het dat de gemeente Hoogeloon c.a. er pas in is gaan registreren in 1904.
Het briefje van Hermans zat los achterin dat cahier. Bij de overdracht van het archief 1932-1969 is het waarschijnlijk over het hoofd gezien.

Opgenoemde Kroontjes Jumbo werd ingeschreven als nummer 143. Rood bont en geen bijzondere kentekenen.

donderdag 1 december 2011

Primitief

Gisteren in ’t archief las ik de volgende zin, waarin het woord ‘primitief’ wordt gebruikt in de betekenis van ‘aanvankelijk’:
Ik vlei mij dat de bezwaren die primitief bij enkele der gemeentebesturen tegen de verzameling van bovenbedoeld statistisch materiaal bestonden, door de wijze waarop thans de beantwoording op de achterzijde der huwelijkskaarten wordt verzocht, zullen zijn vervallen en veroorloof mij derhalve de voorgestelde invulling van de achterzijde der huwelijkskaarten voor de eerste maal over de maand Januari 1914, aan Uwe goede zorgen aan te bevelen.
De zin is afkomstig uit een rondschrijven aan de gemeenten van het Centraal Bureau voor de Statistiek van 15 november 1913. Het CBS had kort daarvoor de gemeentebesturen verzocht om op de achterkant van de in te sturen huwelijkskaarten aan te geven of het betreffende huwelijk al of niet kerkelijk was ingezegend. De gemeenten hadden daar primitief maar weinig voor gevoeld en hadden verzocht of het, als het dan toch moest, niet mogelijk was om de vraag zo te formuleren, dat ze alleen maar hoefden door te halen wat niet van toepassing was. Toen het CBS daarin had voorzien, stapte men over zijn bezwaren heen.
Het ging het CBS om statistisch materiaal over 'kerkelijke inzegening':
Het is dan de bedoeling, dat op de kaarten worde aangegeven of "godsdienstige plechtigheden" (zie art. 136 Burg. Wetb.) na de huwelijksvoltrekking hebben plaats gehad. Hierbij zullen dan behooren te worden opgenomen ook die plechtigheden, buiten verband met eenig kerkgenootschap staande, - zooals bij de Vrije Gemeente, het Leger des Heils enz. -, terwijl bij de huwelijken van Roomsch-Katholieken verwacht wordt de opgaven te verkrijgen van de kerkelijke huwelijksvoltrekking in de R-K. Kerk.
Merkwaardig is de aparte vermelding van de huwelijken van katholieken: onder godsdienstige plechtigheden verstond men ter zake van déze sekte de 'kerkelijke huwelijksvoltrekking in de R.K. kerk'.
Wat anders, zou je zeggen.

zondag 27 november 2011

Barbara Coleta (2)

In 1990 verscheen in het Noordbrabants Historisch Jaarboek een artikel over smokkelen in de Kempen tussen 1840 en 1914 (J.W.J. van Eijndhoven, p. 143-177). Ik kende het niet, eerlijk gezegd. Wel het twee jaar eerder verschenen boek Smokkelen in Brabant, waaraan J.W.J. ook blijkt te hebben bijgedragen, nota bene met een goed leesbaar stuk over dezelfde periode, die van Barbara Coleta zogezegd. Ik ben zo ver nooit gekomen in dat boek.

Met boek en artikel in de hand, dan nog het volgende over het avontuur van Barbara Coleta.

Hoewel ze maar één keer is betrapt, is het niet uitgesloten dat ze vaker goederen het land in smokkelde. Van Eijndhoven rekent voor dat de pakkans voor smokkelaars niet groter was dan 2%.

Overigens was het donker toen ze in Reusel aankwam. Dat was om kwart voor zes en dan is het donker op 28 november. Realiseer ik me net pas. Ik heb haar steeds zien lopen bij daglicht. Had gekund natuurlijk. Alleen wie zélf niet gezien wilde worden, smokkelde in het donker. In het geval van Barbara Coleta was het de suiker die niet gezien mocht worden. Wie zélf niet gezien wilde worden meed de 'heirbaan', de van overheidswege uitgezette route van de grens naar het grenskantoor en was om die reden alleen al strafbaar.

De beschuldiging dan: frauduleuze invoer. Er bestond in 1909 zoiets als een 'terrein van toezicht 1e linie', een strook land aan weerszijden van de grens met een breedte van 5,5 kilometer, ofwel '1 uur gaans'. Wie binnen die linie betrapt werd op het vervoeren van accijnsplichtige goederen, zonder documenten waaruit bleek dat de accijns voldaan was, was frauduleus aan het invoeren. Barbara Coleta had natuurlijk aangifte moeten doen maar hadden de commies Groeneweg en zijn vrouw niks in de gaten gehad, dan was zij tot zo'n beetje het centrum van Bladel aan toe, frauduleus aan het invoeren geweest. Pas in Hapert, de 1e linie voorbij, was ze veilig.
Nu ja, veilig, er bestond nog altijd de mogelijkheid - als, bijvoorbeeld de veldwachter in Hapert Barbara Coleta of heur korfje niet zo vertrouwde - dat ze betrapt zou worden op 'frauduleus vérvoer': het smokkelen búiten de linie. Dan had ze wel flink moeten torsen, want ten aanzien van frauduleus vérvoer bestonden er van elk accijnsplichtig product 'wettelijk vrijgestelde hoeveelheden'. Zo mocht je buiten de 1e linie vijf kilo zout op zak hebben.

Vrouwen die in handen vielen van Groeneweg cum suis, werden lichter bestraft dan mannen die die pech hadden, Barbara Coleta zelfs nog lichter dan de meeste vrouwen: ze kreeg een geldboete van 5 gulden. Van Eijndhoven rekent uit dat ze voor hetzelfde geld een gevangenisstraf had opgelopen van 1 tot 6 dagen.
Die lichte straf dankte ze niet aan een moverend pleidooi a décharge. Integendeel: ze is haar zaak helemaal niet komen bepleiten. Daarin was ze niet de enige. Ze had er voor naar de rechtbank in den Bosch gemoeten, een reis die een eeuw geleden niet alleen behoorlijk ver maar ook behoorlijk kostbaar was. De meeste beklaagden zagen er maar van af. Zou kunnen dat dat geleid heeft tot hogere straffen, zoals van Eijndhoven stelt, omdat de rechter dan alleen maar kon afgaan op de 'ambtseedige verbalen' van de commiezen.

Betaald heeft ze hem wel, de boete. Had ze dat niet gedaan dan was ze alsnog veroordeeld tot tien dagen gevangenisstraf, 'verhaalbaar bij lijfsdwang'. Dat was dan weer niet mis.

Reputatieschade zal ze niet hebben opgelopen. De vroeg twintigste-eeuwse Kempenaer hield er een ruime fiscale moraal op na en beschouwde het als een sport om de autoriteiten te slim af te zijn. Als je, zoals Barbara Coleta, familie had in Arendonk en regelmatig heen en weer pendelde, dan was het begrijpelijk dat je af en toe es wat goedkope suiker mee hers nam.





Barbara Coleta

Op 28 november 1909, werd Barbara Coleta Slegers - voornaam: Kris -  toen zij in de late namiddag met de stoomtram uit België aankwam te Reusel, op het ‘kantoor der Invoerrechten’ betrapt op het ‘ongedekt door documenten’ invoeren van goederen: smokkel. Ze had verklaard dat ze niets had aan te geven maar de commies Groeneweg was het niet ontgaan dat ze een ‘korfje’ bij zich droeg en hij had daarin acht ons wafels en twee klompriemen aangetroffen. Bovendien was zijn vrouw, M.A. Meuffels, visiteuse, bij de lijfsvisitatie op een papieren zak gestoten met acht ons basterdsuiker.

‘Frauduleuzen invoer van op den invoer belaste goederen’, oordeelden de rechters.

Barbara Coleta woonde op dat moment in Hapert. Ze was geboren in Arendonk, 29 jaar oud en ‘huisvrouw’ van Willem Bruyninckx, sigarenmaker, eveneens geboren in Arendonk. Ze had vier kinderen, waarvan er drie geboren waren in Arendonk en het vierde in Hapert. Een jaar later verhuisde ze met haar man naar Hoogeloon, waar ze nog eens vier kinderen kreeg. Van juni tot november 1920 woonde ook een kleindochter bij het echtpaar in, Barbara Coleta Soetens. Deze Kris overleed op jonge leeftijd.

Willem Bruyninckx werd Nederlander op 22 december 1922.
 
Barbara Coleta werd veroordeeld tot een geldboete van vijf gulden, bij verstek. De wafels, de suiker én de twee klompriemen werden verbeurd verklaard.

zaterdag 26 november 2011

R.K.V.V. Hapert

Vorige week bij mater in Bladel het jubileumboek van de V.V. Hapert opgehaald: De geschiedenis van het voetballen in Hapert. V.V. Hapert 1925-2010.

Het is een informatief boek geworden, met veel mooie foto's. Compliment aan de auteur, Noud Hermans.

Ik heb het in één keer uitgelezen en ben er ook nog bij gaan turven: opa 4x op foto, oom Jan 3x, oom Paul 5x, oom Janus 2x, oom Tinus 1x, oom Martin 5x, mijn vader 2x, oom Toon 1x, oom Frans 4x, tante Petra 1x, mijn oudste broer 2x, jongste broer 1x, neef Fred (2e generatie) 2x, neef Kees (idem) 1x, neef Peter (idem) 1x, neef Stijn (3e generatie) 1x; ik zelf 2x. Ontbreken: oom Piet en oom Harrie. Oom Paul en oom Janus duiken behalve als speler ook op als trainer en elftalbegeleider. Opa staat steeds links of rechts van de staande rij, strak rechtop en strak in het pak. Oom Martin is vier keer speler en één keer de man van tante Petra, die een van de opvallers is.
Familietotaal: 36.

Eén kleine correctie: mater verzekerde mij vanmiddag dat opa maar twee maanden in Australië is geweest. Dat het achteraf een jaar lijkt, komt waarschijnlijk omdat hij de boot heeft genomen: zes weken heen, zes weken terug. Ook meenden wij, dat het niet de verkoop van zijn huis is geweest, die de reis financieel mogelijk maakte, maar die van wat grond erachter.

Over het clubblad De Fan staat te lezen dat er jaargangen ontbreken in het archief. Graag zou ik willen weten of er inderdaad een nummer bestaat, waarin de volgende zin te lezen staat: 'Na de rust ging Hapert gewoon door met voetballen'. Is me altijd bijgebleven. Kan ook 'Na de thee' zijn geweest. Ergens tussen 1981 en 1984. Zijn die jaren behouden?

Dat mij niks is gevraagd (p. 200), is niet erg. Als Sander Jansen nu maar zuinig is op het archief.



vrijdag 25 november 2011

Willem van den Berg

Op 5 oktober 1848, ’s avonds na de kermis, wordt in Hapert, in de buurt van zijn woning, het lichaam gevonden van de 25-jarige Peter Rademakers. Hij is, schrijft burgemeester Jansen de volgende dag aan de gouverneur van Brabant, ‘moordadig’ om het leven gebracht. De moordenaar heeft hem de schedel ingeslagen.


Al snel komt vast te staan dat de moord is gepleegd door Willem van den Berg, eveneens 25 jaar oud en eveneens woonachtig te Hapert. Van den Berg blijkt al een jaar lang, sinds de kermis van 1847, een wrok te koesteren tegen Rademakers. Indertijd kregen ze ruzie om een meisje en Rademakers had van den Berg uitgedaagd tot een gevecht, maar die had dat niet aangedurfd, omdat Rademakers sterker was dan hij. Nu, ‘in de herberg van zekere Baijens’, krijgen ze opnieuw ruzie, een ‘woordentwist’ heet het in de stukken, ‘van weinig belang en van korten duur.’ Niemand zoekt er wat achter. De twee lijken zich te verzoenen, ze drinken samen en gaan, met vier anderen nog naar het huis van van den Berg.


Als het gezelschap vertrokken is, sluipt van den Berg door de achterdeur naar buiten en wacht Rademakers op, verscholen in een heg. Omdat de vier anderen op Dalem wonen, weet hij dat Rademakers alleen zal zijn. Hij slaat hem met een knuppel in het ‘aangezigt’ . Als het slachtoffer al op de grond ligt, brengt hij hem nog eens verschillende slagen toe, neemt hem zijn horloge en zijn geld af en maakt zich uit de voeten.
Na verhoor door de Bladelse marechaussée bekent van den Berg, zij het dat hij verklaart Rademakers alleen maar een ‘duchtig pak slagen’ te hebben willen geven en het horloge en het geld alleen te hebben gestolen om het een roofmoord te laten lijken en de verdenking van zich af te wenden. Hij is een zoon van welgestelde ouders, waarvan bekend is dat hij het niet nodig heeft uit stelen te gaan. Justitie echter legt hem moord met voorbedachten rade ten laste en de rechter acht hem schuldig. Op 4 januari 1849 wordt hij door het Provinciaal Gerechtshof in Den Bosch ter dood veroordeeld.
De president van het hof, zo meldt het Algemeen Handelsblad, ‘rigtte na de uitspraak van het vonnis, het woord tot den veroordeelde, bragt hem (..) het afschuwelijke zijner misdaad onder het oog, spoorde hem aan tot berouw, raadde hem zich tot den dood te bereiden, aangezien voor hem weinig hoop bestond, om lijfsgenade te verkrijgen.’
Niettemin dient vader Hendrik van den Berg, gesteund door ‘vele ingezetenen’, een gratieverzoek in. De Hoge Raad der Nederlanden, het college dat de Minister van Justitie ter zake van gratieverzoeken asdviseert, is verdeeld: de meerderheid houdt het er op dat van de nBerg de moord op Rademakers inderdaad met voorbedachten rade heeft gepleegd en dat het verzoek van vader van den Berg moet worden afgewezen, een minderheid meent dat van den Berg tijdens zijn daad is overmand door gevoelens van haat en jaloezie en niet het opzettelijke voornemen heeft gehad het slachtoffer te vermoorden. Die mening is ook de Minister zelf toegedaan, die er in zijn schrijven aan de koning bovendien op wijst dat van den Berg zijn ‘gruweldaad’ steeds heeft berouwd en de ouders van Rademakers om vergeving heeft gevraagd. Hij stelt Zijne Majesteit voor om de doodstraf om te zetten in twintig jaar tuchthuisstraf.


Op 19 mei 1849 besluit deze aldus.


Willem van den Berg wordt overgebracht naar de strafgevangenis in Woerden en overlijdt daar op 27 februari 1854.