dinsdag 28 april 2020

Corona (21)

Lees daarnet een tweet van de Vestdijkkring over de aanstaande herrijzenis van de Salamanderpocket. Is hij dus toch een begrip! Meneer Vos had op vrijdagmiddag altijd een hele stapel Salamanders bij zich. Het was het laatste uur en hij had er niet zoveel zin meer in. Mochten we een uurtje grasduinen. Later ben ik ze gaan verzamelen, de pockets en natuurlijk ook de gebonden deeltjes uit de jaren dertig met die prachtige, ingetogen omslagen. De dubbelen nam ik mee naar boekenmarkten maar ik heb er nooit één verkocht. Vandaar dat ik ben gaan denken dat ik de enige was die ervan hield en nu dit. Nieuwe delen in hopelijk een oud jasje! De oude deeltjes liggen overigens vaak met dozen vol bij het kwartjesspul op boekenmarkten, dus even dat virus uitzitten en dan gauw uw slag slaan. 
Ik balen natuurlijk dat ik ze allemaal heb weggedaan. Bezit alleen nog een paar delen Ideeën van Multatuli.

maandag 27 april 2020

Droog verslag van Koningsdag (Corona 20)

Niet wakker geworden waar ik dacht dat ik was. Op de matras namelijk in de logeerkamer bij Ingrid en niet in mijn eigen slaapkamer. Ik dacht al, wat een boel licht, heb ik het aangelaten? Het was gewoon de zon van vijf voor acht.
Ontbeten met een potje perenjam dat een jaar over de datum was. De 35%-sticker zat er nog op. Goed voor vier beschuiten. Daarna de post doorgenomen, waarbij de verwachte vaststellingsovereenkomst. Die was niet heel verrassend. Ik belde Ingrid en vroeg of ze hem al wilde lezen, over tekenen nog geen woord maar ze begon te huilen en ik bond gauw weer in. Komt wel. Met dat niet meer werken, is ze nog lang niet klaar. Donderdag belt ze erover met de psycholoog. Die vrouw is kennelijk zo aanhalig dat ze zichzelf niet vertrouwt en daarom maar thuis werkt. Ingrid heeft het zich voorgenomen. Dat is goed, dat toont regie en weerstand.
Toen ik in de auto wilde stappen om lijfelijk naar d'r toe te rijden, kwam de buurman aangelopen, met zijn hond. Buurman is leraar en uit dien hoofde sinds half maart al thuis. Vakantie noemt hij het, lichtelijk gegeneeerd, wat hem siert. Wat pandemieën betreft, die zijn onvermijdelijk vanaf nu. Mens en dier leven te dicht op mekaar. Klonk me wat post-neomalthusiaans in de oren en ik had vanavond de minister-president willen vragen of, in navolging van de verpleeghuizen, ook de middelbare scholen niet wat eerder open konden, omdat God weet op wat voor bizarre websites die leraren thuis terechtkomen, nu het toezicht van hun leerlingen is weggevallen - toen ik hoorde dat wetenschappers zometeen in Nieuwsuur hetzelfde gaan beweren. Klimaatactivisten en leraren; zelfs áls ze gelijk hebben, krijg je er kwaaie zin van.
De twee groezelige plastic tuinstoelen voor het bezoekersraam aan de overkant van het grasveldje waren dubbel geboekt. De twee vrouwen en hun moeder aan de andere kant van het glas hadden met ons te doen: als we ze nog een kwartiertje lieten zitten, mochten wij het tweede halve uur. In dat kwartiertje wist Ingrid in de back office te bedingen dat ik in het halletje mocht, zijzelf anderzijds de gesloten schuifdeuren en hoewel we daar niemand in de weg zaten, kregen we al vrij snel een raam voor onszelf, aan de andere kant van het gebouw, een raam met een luifel ook nog. Aan een belendende muur hing een vogelhuisje, de bewoner waarvan ik thuis zag komen. Ingrid moest ver voorover gaan zitten om het te kunnen zien. Geen koolmees meenden we allebei. Goed om te zien dat ze zich weer interesseert voor de vogels en goed ook dat ik eraan gedacht had een plastic tas mee te nemen met een vogelhandboek en het nieuwste nummer van het tijdschrift Vogels. Wel was ik zo dom om hem in het halletje te laten staan. Dat soort domme dingen doe ik voortdurend. Dat heeft niets met corona te maken, meer met mijn medemens in zijn algemeenheid, die ik maar niet kan ophouden in overdrachtelijke zin als buitengewoon besmettelijk te ervaren. Een normaal mens zou broodmager zijn, zoveel calorieën als me dat kost.
Daarna wat oefeningen uitgehaald in de beweegtuin bij Ingrid op het complex. Een luxe, nu de sportscholen dicht zijn. In Bergeijk weet ik er ook één.
In Beuningen was de buurvrouw bezig in de voortuin. Ze had longontsteking gehad in januari, cara-patiënt die ze is. Ze vaart nu op haar "innerlijk kompas" (jaja, ik citeer) en dat wijst haar om nog even niet te gaan werken. Het is maar waar je noorden ligt, denk ik. Ze wilde graag Ingrid's boodschappen doen, als die weer thuis was. Voor Ingrid zal dat een fijne gedachte zijn en mij zal het leren. Het noorden is nog steeds het noorden, hoe raar de tijden ook zijn. Al ben ik niet degene die dat voortdurend loopt te roepen. Je kunt toch gewoon een boek gaan lezen?
In Ingrid's achtertuin nog even het alleropzichtigste onkruid gewied. Verder spray besteld tegen marters. Er heeft er één bij Ingrid in de auto gezeten en ze komen terug ook, dus ik ga er maar vanuit dat die Kia corona onder de kap heeft. Nertsen hebben het ook. Volgend weekend daarom de motor maar even behandeld. Mijn eigen Kia gewassen, die had het nog harder nodig dan ik de kapper.
Vanavond bel ik nog even. Mezelf nog maar eens opwinden voor een peptalk. En vertellen van de buuv en het versoepelen van de maatregelen. En van de broccolisoep van vanmiddag die eruitzag als aspergesoep. Ze moest erom lachen. 
Het zijn rare tijden.

















dinsdag 21 april 2020

Corona (19)

Nadat ik afgelopen zondag ook al anderhalf uur lang in het halletje met Ingrid had zitten bellen - zij aan de andere kant van een gesloten schuifdeur en wij mijnerzijds telkens gestoord door mensen die er niet uitzagen zoals je je personeel in een verzorgingstehuis voorstelt en die desondanks wel beschikten over een magneetkaartje om de deur mee open te maken, mij daarbij noodzakend mijn stoel op te pakken en me anderhalve meter terug te trekken, die afstand alleen toevallig overeenkomende met de corona-distantie want hier "slechts" vereist om de schuifdeuren te bewegen weer te sluiten - dreigde hetzelfde ritueel zich gistermiddag nog eens te voltrekken, toen de directeur van het tehuis mij uit deernis onzer, binnen noodde en Ingrid en mij twee corona-meters bij elkaar vandaan aan een langwerpige tafel in de verlaten kantine zette, opdat wij elkaar niet achter glas en per telefoon te woord hoefden te staan. En niet in de loop zouden zitten. Daar zaten wij dan, allebei aan een korte zijde van een lege tafel, terwijl er voortdurend mensen voorbijliepen die er niet uitzagen zoals je je personeel in een verzorgingstehuis voorstelt en te jong waren om voor bewoner door te kunnen gaan. Dat is Ingrid overigens ook. Het schijnt even niet anders te kunnen. Als het te lang duurt, vrees ik dat ze uit pure verveling opnieuw depressief wordt. Ik begin een heel klein beetje begrip op te brengen voor de mensen die er behoefte aan hebben iets of iemand de schuld te geven van al deze ellende. Voorlopig houd ik het op Ab Osterhaus. Dat kan weinig kwaad, lijkt me.
Ik weeg intussen 90 kilo (curve vlakt wel af). Niks past meer. Ben al drie maanden niet meer naar de kapper geweest. Mijn haar ziet er weer net zo uit als 40 jaar geleden (zie foto in jubileumboek voetbalvereniging Hapert, pagina zeg ik niet). Mijn kersverse implantaat kan maar niet bekroond worden.

vrijdag 17 april 2020

Corona (18)

Vanochtend op het fietspad voor het stoplicht op de kruising Boutenslaan-Hoogstraat (Bladelse kant) zei een mevrouw tegen mij: "Het is fijn dat we een beetje afstand houden." Ik nam het op als een reflectie op de moderne samenleving en bevestigde haar gevoelen. Ook ik heb mijn medemens nooit al te nabij willen zijn. Na een seconde (hooguit) begreep ik dat ze bedoelde dat ik te dichtbij stond. Dus ik nog snel wat dichter naar de streep geschuifeld en als een speer uit de blokken toen het licht op groen sprong.

Corona (17)

Ik ga in windmolens. Op TV heb ik al een paar keer een reclame voorbij zien komen van Meewind.nl. Inleggen kan vanaf 250 euro en rendementen worden maandelijks uitbetaald. Toen ik vanochtend naar het werk fietste, had ik de wind flink tegen dus een beetje meewind kan ik wel gebruiken. En windmolens blazen het corona-virus het land uit, ook nog eens. Beleggen is gewoon een kwestie van intuïtie. Iedereen kan het. Mensen nemen nou eenmaal geen weloverwogen, louter verstandelijke beslissingen waar het hullie portemonnaie betreft. Economie is mensenwerk, hoorde ik van de week een gedragseconoom zeggen. Beleggen ook.

woensdag 15 april 2020

Corona (16)




Ben drie keer in Engelberg geweest. Een keer met Faby. Met ons groene tentje stonden we op een luxe camping, helemaal achteraan in de hoek van de tentenwei, voorbij de stacaravans, links van de rivier hier op de foto. Het weer was beroerd toen, we hebben het grootste deel van de tijd in de Aufenthaltsraum gezeten. Op de enige dag dat het mooi weer was, hebben we het baantje naar de Titlisgletscher genomen, die we met een groep Japanners en een gids een eindje op zijn gelopen. Faby in een kort strak broekje, dat herinner ik me nog goed.
In 2006 was ik er in mijn eentje. Zelfde camping, zelfde shitweer. Zelfde tentje ook en zelfs op dezelfde plek, zij het dat ik de tentenwei deze keer helemaal voor mezelf had. Vanwege de onophoudelijke regen ben ik er vanuit het gure Kandersteg naar toe gereden. Ik herinnerde me de luxe (sjiek sanitair, onbeperkt warm water, zwembad, sauna) en de Aufenthalt. Het mocht niet baten. ’s Nachts begon mijn tent te lekken. Ik heb de ochtend niet eens afgewacht, mijn tent en mijn (versleten) schoenen in de luxe kliko gegooid en ben naar huis gereden. Thuis ben ik met Brideshead Revisited op de bank gaan liggen en heb het in één ruk uitgelezen. Sindsdien heb ik nooit meer in een tent geslapen.
Ik weet niet of ik Faby ooit van het onzalige einde van ons dierbare tentje heb verteld. Laat dit dan maar een bekentenis zijn.
In ’97 was ik er ook. In dat jaar heb ik de Hintere Gasse gelopen. Engelberg ligt niet op de route, de tocht zat er al op. Dat jaar was het weer wel goed en ik had nog wat tijd over. Ik kan me nog het Wirtshaus voor de geest halen waar ik verbleef, hotel eigenlijk, een sjiek oud geval met kersenhouten meubilair, nikkelen kranen en een majestueuze ontbijtzaal, veel te groot voor het bescheiden aantal gasten. Ben er niet lang gebleven. De spanning was eraf, ik had geen doel meer en wilde bij Faby zijn.

dinsdag 7 april 2020

Corona (15)

Vanochtend voor het eerst dit jaar op de fiets naar het werk. Het was koud. Ik was Bladel nog niet uit of mijn handen, oren en bovenlijf waren ijskoud. Bij Van Mossel in Hapert stond ik ineens even vol in de zon maar tussen de Donksbergen en het Rythovius hing nog een dichte mist zodat ik pas voorbij het Stuivertje een beetje warm begon te worden. Daarna weinig bijzonders meer. Het was een saai ritje. Ik heb het alweer gehad met dat buiten fietsen. Overigens wel een van mijn snelste tijden ooit en dat eerlijk gezegd zonder noemenswaardige inspanning. Zou mijn huidige overgewicht dan toch gewoon mijn ideale gewicht zijn?
Toen ik op het werk mijn broekzak stond leeg te halen, bleek dat ik vanochtend niet alleen mijn huissleutel bij me gestoken had maar ook mijn autosleutel. Zo diep ben ik al gezonken.

maandag 6 april 2020

Corona (14)

Het stukje grond uit de prijsvraag van maart was het Carolus Simplexplein in Netersel. Carolus Simplex was de Latijnse naam van Karel de Eenvoudige, de Frankische koning Karel III uit de dynastie der Karolingers. Hij leefde van 879 tot 929. In 898 werd hij koning van West-Francië en later ook van het middeleeuwse Lotharingen. Zijn bijnaam dankt hij aan zijn communicatieve vaardigheden, niet aan zijn levensstijl of een gebrek aan intelligentie. Hij was slim genoeg om het er goed van te nemen. Qua communicatie was hij het volstrekte tegendeel van zijn vader, Lodewijk de Stamelaar. Zijn tijdgenoten dchten dan ook dat hij er een was van de melkboer en weigerden hem op de troon te zetten. Hij heeft flink moeten polderen om koning te worden, iets waar koningen in die tijd eigenlijk een hekel aan hadden. Ze deden het alleen als het echt niet anders kon. Liever voerden ze oorlog, Karel net zo goed, dan was je gelijk van alles af. Als je won.

Zijn grote rivaal was ene hertog Robert van Parijs. Robert kon het niet verkroppen dat Karel links en rechts cadeautjes uitdeelde, hoewel dat eigenlijk heel normaal was. Koning wórden was één ding, koning blíjven een ander en het strooien met cadeautjes was een erkend middel daarvoor. Over Karels uitdeelpraktijken komen we nog te spreken.

Robert de Sterke
Ooit waren ze vrienden, Robert en Karel maar toen Robert in de gaten kreeg dat Karels presentjes alsmaar de verkeerde kant opvielen, ging hij op zoek naar nieuwe vrienden. Roberts vader heette ook Robert en had als bijnaam ‘de sterke’ dus je kunt je voorstellen dat Robert in no time een haffeltje vrienden bij elkaar had. Robert moest je niet tegen je hebben. Toen hij dacht dat hij er genoeg had, pleegde hij een staatsgreep en wist de gewone Francieman genoeg: dat wordt weer oorlog.
Nadat ze mekaar een jaar lang regelmatig in de haren waren gevlogen, kwam het in 923, bij het Franse stadje Soissons tot een historisch treffen tussen Karel en Robert. Voor Karel was het zijn laatste veldslag: hij verloor, werd gevangen genomen en bleef gevangen tot aan zijn dood in 929.
Robert mocht dan gewonnen hebben, het was wel een beetje een pyrrusoverwinning voor hem: hij sneuvelde. Het was zijn zwager die de vruchten plukte.

Dirk
Hoe komt het nou dat er in Netersel een plein is genoemd naar deze koning? Hebben ze daar iets met koningen? En zo ja, waarom dan deze koning en bijvoorbeeld niet zijn gootvader, Karel de Grote, die pas echt een vedette was, of de latere Karel V, kéizer Karel V? We leggen het uit.
We zeiden al dat Karel strateeg genoeg was om zijn vriendjes op zijn tijd te voorzien van een presentje. Met presentjes bedoelen we niet een wijntje of een dagje naar de Efteling, nee, we hebben het hier over geopolitieke presentjes en in Karels tijd had je het dan over grond. Veel grond. Zóveel grond dat je het maar beter even op papier kon zetten om te voorkomen dat op een later moment anderen het eigenaarschap zouden betwisten. Karel deed dat door zogenaamde giftbrieven uit te schrijven, geen brieven in de betekenis die wij eraan hechten maar een soort aktes, die je kunt kopen bij de notaris. Zo kon de ontvanger altijd aantonen dat hij de eigenaar was.
Een van die giftbrieven was bestemd voor de Friese graaf Dirk I. Dirk was een van Karels vriendjes. Hij had Karel regelmatig bijgestaan in tijden van oorlog en dus wel een paar lapjes grond verdiend. Karel schonk hem de abdij van Egmond met de grond die daarbij hoorde en dat was heel wat. Abdijen waren regelrechte grootgrondbezitters in die tijd. Kijk maar naar die van Postel. Heel de tegenwoordige gemeente Bladel was ooit van de abdij daar. Als je in die tijd een huis wilde zetten, moest je naar het klooster in plaats van Bouw- en Woningtoezicht.

Met de abdij van Egmond erbij, had Dirk ineens meer dan genoeg grond om de provincie Holland op te richten. Dat dééd hij overigens niet, hij bleef zijn gebied gewoon West-Frisia noemen, net als zijn voorouders. Pas veel later kwam een achterachterkleinkind van Dirk, Floris II (niet Rutger Hauer, mocht u dat soms denken, die kwam nóg veel later, begin 16e eeuw) op de naam Holland en die noemde het ook geen provincie maar een graafschap, zodat hij zelf kon doorgaan voor de gelijknamige graaf.

Melis Stoke
Terug naar de giftbrief. Net als in de aktes van de notaris, werd in die giftbrieven altijd de plaats genoemd waar ze waren geschreven. En nou komt het: de brief voor Dirk was geschreven in “Pladella Villa”, Karels buitenhuis in Pladella. Daar ligt de link met Bladel: Pladella = Bladel. Daar ligt ook de link met onze vereniging: de witte figuur op het banier aan onze gevel stelt Karel voor, in zijn pyama thuis op de bank in zijn Pladella Villa. De wieg van Holland heeft gestaan in Bladel, heette het vroeger. Eind goed, al goed, zou je zeggen.

Nou, mooi niet. Karel mag dan een protoversie van de great communicator geweest zijn, over die Pladella Villa had hij wel wat duidelijker mogen zijn. Even een kaartje erbij of zo. Want nu, 1100 jaar later en ook al 1100 jaar láng, zitten we met de vraag: wie zegt dat? Pladella Villa = Bladel?

Melis Stoke zegt dat. Wie, vraagt u? M e l i s S t o k e. Melis schreef geschiedenissen, kronieken zoals ze die in zijn tijd noemden en hij was dichter. Rond het jaar 1290 schreef hij een kroniek van Holland en dat deed hij zoals je van een dichter kunt verwachten: op rijm. Over de Pladella Villa rijmde hij dit:

Ghegeven in Ons Heren jaer
VIIIc ende daer naer
Drie warf xx ende III mede,
Tote Bladele teenre stede
(Dats een dorp dat soe heet)

Wat zoveel betekent als: opgemaakt in ons heren jaar 863 te Bladel, da’s een dorp dat zo heet.
Duidelijk, zou je zeggen. Melis leefde maar een kleine vierhonderd jaar na Karel dus hij zal het wel geweten hebben.

Kinderen! Kinderen!
Nou, mooi niet. De inkt van Melis’ handschrift was nog niet droog of de discussie barstte los: is Pladella wel echt Bladel? Hoe komt hij aan 863? Toen waren Karel en Dirk nog niet eens geboren. 922 zal hij bedoeld hebben. Zo stond het in de akte. Toch?
Over deze en andere vragen heeft een hele batterij amateur- en echte historici zich sinds de dagen van Melis het hoofd gebroken en ruzie gemaakt.
We noemen er twee.
De eerste die zeker meende te weten dat Melis abuis was, was de achttiende-eeuwse taalkundige Balthasar Huydecoper. In 1772 gaf hij Melis’ handgeschreven kroniek uit in druk, samen met een héle hoop aantekeningen van hemzelf, onder andere over de villa. Balthasar beweerde dat Melis er inderdaad 50 jaar naast zat, dat hij 922 bedoelde, zoals in de brief was vermeld, 15 juni 922 om precies te zijn. Én hij beweerde dat… Karel die dag onmogelijk in Bladel had kunnen zijn. Volgens allerlei andere kronieken namelijk, was hij al vanaf Pasen dat jaar aan het knokken tegen zijn favoriete vijand Robert in Noord-Frankrijk. Een snoepreisje naar Bladel zat er voor hem niet in. Bovendien, aldus Balthasar, bestond Bladel in het jaar 922 nog niet.
Nou was Balthazar een naar mannetje dat altijd gelijk wilde hebben, als kind was het al een rotjong en als volwassene was hij niet te pruimen. Iedereen had dan ook zoiets van, laat het jong maar lullen, Pladella = Bladel en daarmee uit.
Dat was ook de strekking van een verhandeling van meester Willem Cornelis Ackersdijck, jurist, gemeentesecretaris van ’s Hertogenbosch en in zijn vrije tijd amateurhistoricus. In de meivakantie van 1832 liet hij thuis een kist vol boeken en oude aktes aanrukken en ging hij er eens goed voor zitten. En wat vond de Bossche legum magister? Al in de twaalfde eeuw was Bladel een rijk en welvarend dorp. Je kon er dus gerust van uitgaan dat het ook in de tiende eeuw al bestond. Bovendien beweerden historici al een paar honderd jaar lang dat er in Netersel een kasteel in de grond zat. Sterker nog, sommigen van hen hadden het met eigen ogen gezien in tijden dat het nog bóven de grond stond. Dat dat in Netersel was, deed er niet toe. Netersel was een buitenwijk van Pladella. Villa’s staan altijd in buitenwijken, in Karels tijd ook al.
In 1923 werd die villa inderdaad gevonden en inderdaad in Netersel. Het was alleen niet de villa van Karel. Deze villa stamde uit de dertiende eeuw en niet uit Karels tijd.
Zo ging ook de twintigste der eeuwen voorbij. In Netersel vonden ze dat ze wel iets meer waren dan een buitenwijk van Bladel en ze eisten en kregen hun Carolus Simplexplein. Carolus was van hun.
In 2018 werd de opgraving uit 1923 nog eens dunnetjes overgedaan en weer bleek het te gaan over een gebouw uit de dertiende eeuw. Tja.

Bienville, bien sur
Al met al weten we na eeuwen van soebatten en graven nog altijd niet waar we aan toe zijn. Wat is het nou? Bladel? Netersel? Of heel ergens anders?
Welnu, beste ingezetenen van Bladel (en Netersel), het spijt ons u te moeten meedelen dat de geleerden, amateurs zowel als echte, het er vandaag de dag over eens zijn (zo’n beetje) dat het goeie antwoord luidt: heel ergens anders. In Bienville namelijk, een dorpke in Noord-Frankrijk net boven Compiègne, u weet wel, waar ze in 1918 de vrede tekenden in die treinwagon. Daar hebben ze kennelijk wél iets gevonden in de grond en daar had Karel op 15 juni 922 makkelijk even naar toe gekund om droge kleren aan te trekken en wat brieven te schrijven. De eerste royal die Bladel zou bezoeken, aldus de geleerden, is en blijft prinses Beatrix, in 1978.
Tja, ingezetenen van Bladel (en Netersel), het is ermee als met klimaatverandering: je kunt het wel blijven ontkennen maar alles wijst nou eenmaal in die richting. We moeten het maar accepteren.
Wij van Pladella Villa laten Karel nog maar even wapperen aan onze gevel. Hij is dan misschien nooit in Bladel (of Netersel) geweest, het verhaal van Pladella Villa zoals we dat hier in het kort hebben proberen te vertellen, is bijna nog leuker dan de verloren villa zelf.

Prijswinnaar is Janus Bleijs uit Netersel. In zijn antwoord heeft Janus het ook nog even over de beeldengroep voor het gemeentehuis in Bladel. Goed dat hij daaraan dacht, we waren het glad vergeten. De twee stellen Karel en Dirk voor. Dirk zit, Karel staat en overhandigt Dirk de giftbrief. Asteblieft jong, dik verdiend. Janus vindt dat de twee naar Netersel moeten en daar is iets voor te zeggen. Het plein ligt er immers al. Van mij mag het, ik heb helemaal niks met die twee. Karel staat als de verlichte klaveren koning die hij nooit geweest is en Dirk oogt als een kostschoolleerling die een Latijnse tekst voor zijn neus krijgt waar hij de ballen van begrijpt. En leg maar eens uit aan een Syrische vluchtelinge wat ze betekenen (ik spreek uit ervaring): ja kind, die twee hebben samen heel wat oorlogen uitgevochten. Neenee, niet tégen mekaar, mét mekaar. En toen kreeg hij daar Holland… Holland, eh… Amsterdam.


Corona (13)

In Corona 5 kondigde ik aan een lang verhaal te gaan schrijven over de villa-mythe. Aanleiding was het minimalistische stukje over Adriaan van der Ven, de blije sterveling uit de geit van februari, waar ik me nogal voor schaamde. Ik weet dat het u aller credo is en dat u daarom zo verslingerd bent aan mijn blog, maar geloof me, less is niet altijd more. Ik had iets goed te maken. Ook voor Adriaan. Ooit schreef ik hem een boze brief en hij riep me op het matje en zei, Hugo jongen, eerst presteren, dan mopperen en dat is nou toch maar mooi mijn motto geworden.
Het verhaal over de villa is er gekomen, ik heb er vorige week hard aan gewerkt. Ik zeg u, ik was blij dat ik het af had. Gisterochtend zette ik het op de mail en ging opgelucht naar het Radboud. Met Ingrid bracht ik vervolgens een paar aangename uren door in de tuinen van Kleef. We gaan daar wel eens vaker wandelen, het park ademt nog de belle epoque, het heeft een amfitheater, een godin, een pagode en een obelisk, je vergeet er zowel de tijd als villa. Pas 's avonds in Beuningen las ik het antwoord van de krantenbaas. Te lang. Veel te lang. Kon nie eens op een pagina. Max 400 woorden graag. Balen! Ik was echt blij dat ik er van af was en nou was ik er weer niet van af.
Goed, om een lang verhaal kort te maken, vandaag om vier uur heb ik mijn archiefmappen in een hoek gegooid (op een lege afdeling kan dat, niemand die de volgende dag aan je bureau komt zitten, tot 28 april kan ik mijn hele entourage laten staan) en ben ik de mythe gaan kortwieken. Kostte gelukkig niet heel veel tijd, het is weg nu en ik verwacht het niet meer terug.
De lange versie krijgt u in Corona 14. Ik heb er teveel tijd in gestoken om die zomaar bij het oud papier te zetten. Hier volgt nog een leestip en dan gauw naar C14.
Mij heeft de hele tijd dat ik eraan werkte de klassiek geworden wereldgeschiedenis van E.H. Gombrich voor ogen gezweefd, A Little History of the World, een boek dat ik jarenlang in mijn kast heb gehad, nooit heb gelezen en nu niet meer heb. Doet er even niet toe, ik heb het Kees Fens horen prijzen en voor mij was dat voldoende. Het boek heet bestemd te zijn voor de jeugd. Gegeven Fens' bewondering, vermoed ik dat het de vereenvoudiging van de materie is, die het boek zo bijzonder maakt en die het tegelijk geschikt maakt voor volwassenen. Misschien is het boek zelfs wel voor hen bedoeld, anders dan het Jeugdjournaal.
Welnu, schrijven als E.H. Gombrich over de wereldgeschiedenis, wilde ik over Pladella Villa. Schrijven als een auteur van wie ik nog nooit een letter gelezen had en wiens magnum opus ik meende te kennen als mijn broekzak. Op de middelbare school had ik al zoiets met de hele Franse literatuur maar mevrouw Ter Beek was not amused.
Het vervelende voor u is natuurlijk dat u pas kunt oordelen over mijn kleine geschiedenis als u die van Gombrich heeft gelezen.
Nou, hou eens op zeg, er zijn ergere dingen en naar buiten mag u toch niet.



zaterdag 4 april 2020

Corona (12)

De T staat voor toerfiets. De T100 heeft 7 versnellingen, de T500 heeft er 35. Af en toe ben ik bang dat ik tegenliggers in de wielen rijd, zoals in Ben Hur. Houd afstand!

Corona (11)

Oh ja. Haan.

Corona (10)

Iemand vroeg me: noem 10 vrije trappen.
Pfff.
Ik wist er maar twee. 
Die van Donadoni en Branco. 
Stomme vragen stellen mensen je in deze tijd.

Corona (9)

Van de week weer gaan fietsen. Je moet wat. Ik was al begonnen me uit te leven op de hometrainer van Ingrid in Beuningen en nu het weer zo sterk verbeterd is en de klok verzet, doe ik het ook buiten maar weer. Woensdag, donderdag en vanochtend. De Bredasebaan op, voorbij Van der Schans rechtsaf de kant van Schoenmakers op, drie keer staand het viaduct op, de bossen in en op de Pan nog eens drie keer staan. Stel u voor: 58 jaar, zwart trainingspak, versleten wandelschoenen, muts op, handschoenen aan en handdoek in de nek (moet ú niet doen hoor, anders lopen we straks allemaal met hoofdletter-o-benen. Ik heb het Sylvester Stallone ooit eens zo zien doen in Rocky I, het is niet vanwege de kou. Integendeel. Het wordt twintig graden dit weekend). U herkent me verder aan een antracietkleurige Trek T500 (alles boven de T100 is voor 50-plussers) en een rood aangelopen gezicht. Niet meteen 112 bellen asjeblief, met corona heeft het niks te maken.
Vanochtend kwam ineens deze blog in me op en dat is niet fijn. Ik moet dan zo snel mogelijk naar pen en papier en ben alleen nog maar bezig flarden tekst te memoriseren. Van een fatsoenlijke workout is geen sprake meer. Een flink stuk afsnijden, fiets in het halletje, als een speer naar boven en met het stoom op mijn leesbril reproduceren wat er te redden valt. Daarbij nog gehinderd door de buurvrouw ook: "Is dat uw fiets in het halletje?" In de sexverhalen die ik lees sinds ik geen porno meer kijk, zijn buurvrouwen een stuk minder afstandelijk.
Benieuwd hoe het morgen de zondagrijders vergaat. Die moeten nu ineens gaan tijdrijden. Zal ze niet meevallen. U moet maar eens gaan kijken. De tijden van de Tropheo Baracchi gaan herleven morgen.
Enfin, niet allemaal tegelijk natuurlijk.

woensdag 1 april 2020

Corona (8)

Net een lekker end wezen fietsen. Kom ik thuis, ligt er een brief in de bus van het Centraal Kinderachtig Incassobureau. Te hard gereden in Nijmegen. Hé, ik ree daar godverdomme niet voor mijn lol hé! Ik wilde op tijd bij mijn vriendin zijn voor haar zoveelste electroshock-behandeling. Tegen 1 mei ben ik waarschijnlijk door mijn verlofdagen heen (ik werk namelijk wél, ik mag niét thuis blijven van mijn baas en met camera's gaan spelen in de bossen) en moet ik tegen inlevering van een flink deel van mijn salaris zorgverlof gaan aanvragen. Bedankt hé! Misschien iets voor jullie, zo'n shockbehandeling? Om wat sneller volwassen te worden? Klootzakken!

Corona (7)

Gisteren startte Ingrid's auto niet. Ik gebruik hem wel eens voor de ritjes naar Nijmegen als ik in Beuningen ben. Ik mag dat. De meneer van de ANWB had het zo gezien: de accu was leeg. Daarom werkte ook de sleutel niet. Ik dacht dat de magie eruit was. Zo ziet u maar, voor het wonderlijke bestaat vaak een eenvoudige verklaring.
Ik had iets aan laten staan. Niet de lichten, zoals u misschien denkt, al is me dat inderdaad ook al eens overkomen maar de achterklep. Zoals men in sommige delen van Nederland deuren aan laat staan, zo had ik die klep aan laten staan waardoor zich volgens de meneer van de ANWB in het inwendige van Ingrid's auto het volgende repeterende gesprek ontspon tussen de autobaas en zijn helpers op locatie:

Autobaas: Hoor eens jongens, er brandt hier nog een lichtje. Wie van jullie staat nog aan?
Koplampen: Wij niet, ons heeft hij uitgezet.
Radio: Ik ook niet. Ik ben gewoon uitgegaan, zoals ik altijd doe.
Autobaas: Binnenverlichting?
Binnenverlichting: Nope, ik ben uit.
Achterklep: Ik ben het. Ik zit niet goed dicht.
Autobaas: Nou, gooi jezelf dicht dan, dan kunnen we gaan slapen.
Achterklep: Ja zeg, hoe moet ik dat doen?
Autobaas: Gewoon, eerst een eindje open en dan met een klap dicht.
Achterklep: Hé, get real man, heb je mij wel eens gezien?
Autobaas: Of ik je wel eens gezien heb? Ik zie je toch in de display als je open staat?
Achterklep: Dat ben ik niet, dat is een symbolische weergave van mij. Jij bent ook niet de slimste, wel?
Autobaas: Gooi je jezelf dicht of niet?!
Achterklep: Nee!!
Autobaas: Ok, dan niet. Dan vraag ik het over vijf minuten nog wel een keer.
Vijf minuten later:
Autobaas: Hoor eens jongens...