Niet voor het eerst* vroeg gemeentesecretaris van der Grinten van Woensel in maart 1869 om financiële bijstand
voor het gezin van de dagloner Jan Meeuwse:
Aan den Heere Burgemeester van Hoogeloon
Amice
Nogmaals geef ik mij de moeite en neem tevens de vrijheid ten
behoeve van Jan Meeuwse het verzoek te herhalen om voor bedoeld gezin op nieuw
eenige ondersteuning aan te vragen.
Ik vertrouw dat UEA op mijn woord zult afgaan en dan kan ik U
verzekeren dat hij met zijn gezin thans in heel dringende nood verkeert, zonder
aardappelen, bijkans voor de kouwde niet gekleed en volslagen gebrek aan legging
en dekking, zoo als ik overtuigd ben, behoorde hij noodwendig te worden geholpen.
Wel wordt hem van wege het R.C. armbestuur ’s wekelijks eenige hulp verleend,
doch dat is niet toereikende, en verdient hij bovendien om zijn goed oppassend
gedrag, zoo wel mijne, als veler deelneming.
Dus vertrouwende dat hieraan gevolg zal kunnen worden gegeven,
zal ik hem zeggen, dat hij zondag zich naar Eindhoven begeeft om te zien of hem
dat kan worden gezonden. Volgaarne
blijf ik mij met dit gezin en zoodanig geval belasten, terwijl het mij
volstrekt niet te doen is, om U zonder redenen lastig te vallen.
Uwdwdienaar
J van der Grinten
(Hier en daar heb ik er een lettergreep of wat bij moeten fantaseren vanwege de pre-moderne gewoonte om de randen van documenten
te snijden teneinde een schôn règt boek te kunnen binden)
Hier lieten ze weer eens op zich wachten:
Woensel den 17 Maart 1869
Aan den Heere Burgemeester van Hoogeloon
Heer en Vriend
Nogmaals geef ik mij de moeite en neem de vrijheid, om dat ik
overtuigd ben dat het steeds ten goede wordt geduid, om ten verzoeke en ten
behoeve van Jan Meeuwse UEAchtbare op nieuw aan te spreken, om bedoeld gezin voor
het geval waarin het verkeert met eene geldelijke te gemoetkoming uit zijne
verlegenheid te redden.
De vrouw namelijk is hare bevalling heel nabij en dit
veroorzaakt altijd eenige kosten behalve .. het werk of daggeld enz: om welke
redenen zij verlangen, en zoo als ook gereedelijk is nategaan dat groot noodig
is, dat hun werd gegeven een som van f 5,- om welke gelden Meeuwse zich op
zondag aanstaande bij UEActhbare zal vervoegen, om alle moeite met het
verzenden voor te komen – waarna zij vertrouwen geen verdere ondersteuning meer
te behoeven, voor tegen den winter; terwijl het bekend is dat zij alle moeite
aan wenden om eenigzins te kunnen geraken.
Van de gezonden gelden hebben zij een goed gebruik gemaakt, en
met behulp dat hun daarvoor was bezorgd aan zetters aardappelen enz: hebben zij
genoegzaam aardappelen gepoot, zoo dat bij een goede wasdom, zij hun gerief wel
zullen winnen.
Aldus op Uwe welwillendheid afgaande en vertrouwende dat mijne
moeiten niet vruchteloos zullen zijn aangewend, hoop ik tevens dat genoemde
persoon niet ongetroost zal worden gelaten –
Na hartelijke groeten blijf ik steeds
Uwdwdienaar
J van der Grinten secretaris
Zul je net zien, met al die aardappelen: een tweeling!
Woensel den 29 Juny 1869
Aan den Heer Burgemeester van Hoogeloon
Heer en Vriend
Zoo als ik U bij mijn vorige brief over Jan Meeuwse
mededeelde, was zijne vrouw hare bevalling nabij en gaf dit aldus mede
aanleiding om de hulp van het armbestuur Uwer gemeente voor hem in te roepen;
Die bevalling reeds voor eenige dagen geschied zijnde, was van dat gevolg, dat
zij van een tweeling beviel, en derhalve in zeker opzigt dubbele kosten te
weegbragt. Gelukkig voor hem dat alhier nogal menschen worden aangetroffen die
mededoogend genoeg zijn, om hulp en bijstand te verleenen, vooral in kleeding
en legging, waarvoor dan ook behoorlijk is gezorgd; doch de behoefte is
overigens te groot, om in alles te voorzien, en het is hierom dat ik mij ten
behoeve van bedoeld gezin alweêr de moeite geef en de vrijheid neem, UwelEdele
beleefdelijk te verzoeken, nogmaals wat geld voor hen te zenden. Behalve dat de
toestand en de omstandigheden van gemelde persoon u van vroeger genoegzaam
bekend zijn, kunt U uit het voorgevallene gereedelijk afleiden dat de staat van
zijn gezin daardoor veel kostbaarder is, terwijl gedurende deze tijd, zoo lang
de nieuwe aardappelen nog niet gegroeid zijn, het gebrek zich het aldermeeste
doet gevoelen. Zondag of maandag aanstaande alswanneer Van Bakel te Eindhoven
komt, zou het hem bijzonder wellekom zijn dat, wat geld (een gulden of vier) te
kunnen ontvangen. Mij hierop verlatende noem ik mij als vroeger met alle
vriendschap
Uwdwdienaar
J van der Grinten secretaris
Woensel den 22 December 1869
Aan den Heere Burgemeester van Hoogeloon
Heer en Vriend
Even als vroeger neem ik bij deze de vrijheid u wederom eens
aan te spreken op verzoek en ten behoeve van Jan Meeuwse, hetgeen ik vertrouw
dat U, bij den tegenwoordigen tijd van het jaar en met het oog op zijne
huisselijke omstandigheden zoo zeer niet zal verwonderen. Zoo als gezegd, heeft
hij mij verzocht, U te kennen te geven, dat hij thans niet in staat is met
zijne verdiensten in het onderhoud van zijn gezin te voorzien, terwijl de
werkzaamheden minder druk en de daggelden op het minste zijn; en om bij den
algemeenen armen onderstand te vragen, strijd te zeer tegen zijn gemoet; Het is
om die redenen dat hij zondag aanstaande zich in persoon tot u zal komen
vervoegen, om wat onderstand te erlangen.
Om de reis niet te vergeefs te doen, en omdat ik met zijne
omstandigheden bekend ben, en wel weetende dat hij op die wijze behoort te worden
geholpen, geef ik mij volgaarne de moeite ten zijne behoeve, zoo het een als ander te melden, met
beleefdelijk verzoek hem naar gelang van omstandigheden, zoo veel doenlijk
voort te helpen; onder verzekering dat het altijd wel zal zijn besteed.
Na groetenis blijf ik steeds
Uwdwdienaar
J van der Grinten, secretaris
Wie
dacht dat dit ten eeuwigen dage door zou gaan, vergist zich. Hierna geen
brieven meer uit Woensel. Mij bekroop tijdens het lezen het gevoel dat ‘s
secretaris’ nederigheid die van Uriah Heep was – hier al bekend en waarom niet
in Woensel? sinds tenminste 1854 - en wij hier in Hoogeloon gewoon de wettelijke onderhoudsplicht hadden ten aanzien van het gezin-Meeuwse.** We hebben dan ook niet geantwoord, enkel betaald.***
* Niet kunnende kiezen, geef ik maar weer alles. Ik hoor het ze schrijven; hebt U dat nou ook?
** Nogal wat mededogende mensen in Woensel, het mocht wat.
*** Jan Meeuwse, zo weet ik intussen, is inderdaad van hier: werd geboren op 9 april 1828. Hoewel ik niet heb kunnen achterhalen hoe lang hij in Hapert heeft gewoond, acht ik het waarschijnlijk dat hij zijn hele jeugd hier heeft doorgebracht en pas als jong-volwassene naar Woensel is vertrokken. Daar woonde zijn verloofde, Huberdina Bogers. Ze trouwden in 1860. De tweeling werd geboren op 31 mei 1869 en bestond uit een jongen en een meisje, Jan jr., die maar 16 dagen oud werd**** en Huberdina. Junior. Wat er van haar geworden is, heb ik niet kunnen achterhalen. Er waren toen al een jongen en twee meisjes, Frans (8), Maria (5) en Johanna (2).
*** Jan Meeuwse, zo weet ik intussen, is inderdaad van hier: werd geboren op 9 april 1828. Hoewel ik niet heb kunnen achterhalen hoe lang hij in Hapert heeft gewoond, acht ik het waarschijnlijk dat hij zijn hele jeugd hier heeft doorgebracht en pas als jong-volwassene naar Woensel is vertrokken. Daar woonde zijn verloofde, Huberdina Bogers. Ze trouwden in 1860. De tweeling werd geboren op 31 mei 1869 en bestond uit een jongen en een meisje, Jan jr., die maar 16 dagen oud werd**** en Huberdina. Junior. Wat er van haar geworden is, heb ik niet kunnen achterhalen. Er waren toen al een jongen en twee meisjes, Frans (8), Maria (5) en Johanna (2).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten