woensdag 24 december 2014

Bekkensnijders

Ik spreek eerst van de bekkesnijders, die tot in 't midden der vorige eeuw door geheel ons Land (behalve in Twente en Drente) vermaard waren, en alle boerekermissen en menige boerebruiloft opluisterden. Hetsnijspel der boeren was zoowel een vermaak en een oefening, als het steekspel der edelen, en men mag het volstrekt niet verwarren met het vechten van ‘brooddronken pluggen, of wilde straatschenderij’. Het was een kunst, die hare wetten en regelen had; het geschiedde ‘met een mes sonder punt en op juyste voorwaarden’, waarom het dan ook zelden erger gevolgen had dan een jaap over de wang. 't Was eenmaal bij onze dorpelingen zoo in aanzien, dat de boerinnetjes toen een vrijer, ‘die geen schram of litteekens in sijn tronie kon laten sien’, evenmin wilden hebben, als tegenwoordig de steedsche juffers een, die geen vieze snor of ruige sik draagt; en een boerejongen, die met verscheidene van die eereteekens pronkte, was er even fier op als tegenwoordig een generaal op zijn kruisen en lintjes. Wie eens een heel mooi portret van een bekkesnijder geteekend wil zien, heeft slechts het tweede hoofdstuk van ‘Ferdinand Huyck’ op te slaan. (..)De knapste bekkesnijder van een dorp had den rang van voorvechter of haneveêr, en nam bij alle feestelijke gelegenheden de eereplaats in. Hij droeg het mes op den hoed, en stak er een veêr uit den staart van een haan bij; - een ander mes hing hij op boven de deur der herberg of aan een balk in 't midden der gelagkamer, als een uitdaging aan elk, die 't tegen hem wilde opnemen. 't Was de roem van het dorp als het een voorvechter had, wien niemand aandurfde.*

Vooral in Brabant had je ze, las ik onlangs.** Het zal es nie waar zijn. Zelfs in de godvergeten negentiende eeuw, kon je 's zondags niet op je gemak met je zoontje naar het voetballen gaan kijken.

*  Jan ter Gouw, De volksvermaken. Erven F. Bohn, Haarlem 1871, p. 565
** Ignaz Matthey, Het duel in de Nederlandse geschiedenis. Eer verloren (Zutphen: De Walburgpers, 2012)




Harrie Lemmens

Er is een vertaler (Portugees) die Harrie Lemmens heet ('we verkopen nie aan de PNEM zeg ik, voordat we zeker weten dat er een tunnel onder de Provinciale Weg door komt'). Je kan iedereen zijn als je Harrie Lemmens heet. Ik wíl je gewoon nie kennen als je Harrie Lemmens heet.

zondag 7 december 2014

Waarschuwing (zondagochtend)

Gisteravond tot 01.00 uur Nick Hornby liggen lezen, het boek How to be Good. Gekomen tot op tweederde en verder ga ik niet. Het leven is te kort. De man heeft onderwerp noch stijl. Hij kan een kunstje, meer niet.
Volgens de NRC-recensent (vrouw) is zijn nieuwe boek zijn beste ooit. Wie dat beweert, beweert natuurlijk tevens iets over zijn eerste boek, Voetbalkoorts*, een classic, het voetbaloerprul, tot op de dag van vandaag soepel te verkopen.
Ik kocht How to be Good een jaar of twee geleden op een rommelmarkt in Noord-Limburg. Er was op die hele markt geen fatsoenlijk boek te vinden en ik wil nooit helemaal voor niks zijn gegaan, zeker niet helemaal naar Noord-Limburg.
Vandaag gaan de bruikbare onderdelen eruit (schutbladen, voor- en achterplat, blanco velletjes) en verscheur ik de rest.


* Fever Pitch

donderdag 27 november 2014

Trug!. (langlopend 1)

heb vandaag de inhoud van een emmer satesaus gestort bij de rabo in wc woensel. 903,25. een muntje of wat wildedie nie slikken (te vies). moet zijn 905,10. luister hanneke harrie is een eigenwijze zorgmijder niet uit fatsoenlijkkapitalistische motieven zoals bill gates en ik maar daartoe aangezet door neoromantische antimedicalisten. harrie verkeert met verkeerde vrienden. dat oog is al tien jaar dik en in plaats van te doen wat elke verantwoordelijke vroeg-eenentwintigsteeeuwer doet en hoort te doen het geval laten opereren blijftie er maar mee lopen. geluk en empathie doen er in zijn optiek meer toe dan oculaire overlast. nou ja misschien doetie het wel empathisch in zn broek voor de snijdokter. daar kan ik inkomen. ik ben de middelste deksel kwijt. nou staat de grote dr op. belachelijk lage prijzen. belachelijkheid is hier es geen reden om een produkt niet te kopen. hopeloos verdeeld. hopeloos cliche.



vrijdag 15 augustus 2014

Franschmans

Gisteren de selectie geselecteerd voor de Huissense boekenmarkt, een van de weinige waaraan ik nog deelneem (zaterdag 6 september aanstaande, komt allen!). Moest nog voor de vakantie, want in de week erna ontbreekt me de tijd. 'Selecteren' klinkt zowel gewichtig als eenvoudig. Het is alleen het eerste. In mijn geval namelijk, behelst het het tientallen keren op- en aflopen van 27 traptreden, mét bananendozen vol boeken. Enfin, ik zal mij er in stilte over verheugen, dat ik het nog kan en er verder over zwijgen.
En passant (letterlijk) heb ik de zolder wat opgeruimd. Er valt weer te lopen. In een hoekje achter de boksbal en de kapotte monitor vond ik een bananendoos, waarin behalve mijn verloren gewaande UNIFIL-insignia en wat aanzetten tot scabreuze literaire werken uit de begintijd van mijn echtscheiding, een stapeltje oude prentbriefkaarten. De volgende twee interesseren wellicht de ene of andere historische antropoloog of antropologische historicus. Zo niet, dan geef ik ze aan de schoonmaakploeg, al vind ik wel, dat die eens moet ophouden met zeuren over paperclips en elastiekjes, die de stofzuiger stuk zouden maken. In 2014!



Alger (Afrika), Woensdag, 8 mei 1901. – Lief wefke en kinderen, maandag 6 mei heb ik uwen brief ontvangen, ge ziet dat hij lang onderweg blijft, en dat ik nog al ver ben. Ik heb u zaterdag 4 mei zes kaartjes gestuurd en naar Jaak ook een. Het is nog altijd heel warm, maar ik heb dat gaarne. ’S avonds is het hier maar gevaarlijk, die Arabieren zijn echte moordenaars, in de week hebben ze hier nog drij franschmans vermoord. Ge moet eens zien in de gazettenwinkel van die letterzetter van den Opinion daar zult gij een gekleurde plaat zien, ge weet wel die gazet die ik vroeger altijd kocht, de Petit Journal, daar staat van onder iets op, het laatste woord is Marguerité, daar zit nen Arabier te paard die aan ’t vechten is, awel wefke, dat is hier in Alger overlaatst gebeurd, ge moet mij eens laten weten of ge het gezien hebt. Als gij deze kaarten ontvangt ben ik terug op zee om naar Zwitserland, en naar hier kunt ge niet meer schrijven want het is te laat, ik zal mijn adres op een van de kaartjes zetten waar ik naar toe gaan. Zoodus wefke, ontvang vele kussen voor u, Sofie, Joske en Clara.


Alger (Afrika) woensdag, 8 mei 1901. – Lief wefken, hier van onder op deze kaart zal ik mijn adres op zetten waar ik van hier naar toe ga. Hier zijn zou geen schoon kaartjes al in Zwitserland. Als ik geld opstuur zal ik altijd een brief ook schrijven om op uwe brieven te antwoorden. De komplementen aan Jaak en Marie, en ontvang vele kussen voor u, Joske en Clara.
Apollo-Theater, Berne (Suisse)*















* Madame Huibers-Lemmens, 1, Rue Sommé, 1 (Près l'Hospital Stuivenberg), Anvers


woensdag 13 augustus 2014

Sorry Huug!

Gisteren Hugo Hoes teruggegeven aan de rechtmatige lener. Ik bedoel het boek over zijn kinderjaren in een grote familie, dat hij een jaar of wat geleden het licht deed zien.* Easy reading voor op het nachtkastje. Had het van bovengenoemde in onderleen, omdat het gerucht ging, dat ik gestresst zou zijn. Mijn omgeving tot last. Maar Hugo's boek was niet mijn ding. Platte seventies-nostalgie met meer clichés dan in een BBC-commentaar bij een atletiekwedstrijd. Sorry Huug! Sorry Han! Gestresst of nie, op mijn nachtkastje komen alleen nog niemandalletjes als de vrouwen die erin zaten naast het andere liggen!


* Fijne familie


(!)



De enige Vrösch van bij ons, is Johan Willem Hubert, geboren 14 mei 1882. Dat kan dus onmogelijk Jozef's zoon geweest zijn. Hij schreef zich in op 24 april 1941, voor zover ik heb kunnen nagaan tien dagen na zijn overlijden (!) . Als ik het bevolkingsregister goed lees woonde hij in het pand van de in 1935 naar Bladel vertrokken bakker Vogels, samen met de Duitse (!) huisschilder Gerhard Vonk en de Casterse sigarenmaker Wim Vervest, broer van de niet met name genoemde hoofdbewoner. Ik haat genealogie.
Waarschijnlijk is het na de oorlog geweest dat Jozef aan is komen fietsen.

Begraven bij bestek |(teken van leven)



Als hier de heden ten dage gebruikelijke drie dagen zijn betracht bij het plannen van de 'lijkdienst', dan moet medicinae docter een bloeiende praktijk hebben gehad. Een van de vier naburige gemeenten kan overigens goed Hoogeloon c.a. geweest zijn. Als ik zou moeten raden: Bladel-Netersel, Duizel-Steensel, Eersel en wij dan. 

donderdag 7 augustus 2014

Toiletpapier

In een proefschrift over de Nederlandse briefcultuur in de vroegmoderne tijd*, stootte ik op het volgende juweeltje: Leg nooit uwe gescheurde Brieven op het geheim gemak. Oorspronkelijk stamt het uit het Huisboek voor Vaderlandsche huisgezinnen, van Johannes Florentius Martinet (1793). Het glanst natuurlijk alleen daarom zo mooi, omdat het eruit is gelicht en onder de lamp is gezet. Maar toch.
Het wordt geciteerd in een context waarin het gaat over het laten slingeren van geopende brieven (nooit doen; de dienstboden zouden ze kunnen lezen). Ik ging er dan ook van uit, dat men eind achttiende eeuw zijn brieven regelmatig op de plee ging zitten lezen en na gedane zaken wel eens vergat om ze mee te nemen. Gegeven de scénes voor mijn geestesoog, ging ik ervan uit dat het adjectief ‘gescheurde’, ‘opengescheurde’ betekende. Het zat echter helemaal anders! De auteur van de studie vervolgt:

Op het toilet, het ‘gemak’, liepen kennelijk zelfs de oude, gelezen, brieven, die klaarlagen om als toiletpapier te worden gebruikt, het risico om gelezen te worden.

Als iedereen ze uit had, werden de brieven in repen (?) gescheurd en gingen ze dienen als WC-papier! Ik zat er helemaal naast. Maar ik had dan ook niet het Huisboek bij de hand. Dát gaat namelijk als volgt verder:

Een geval in mijne Familie zal u leeren, wat daaruit kan voortkomen. Een Huisgezin ontving eenen Brief, waarin een weinig geboerd werdt omtrent zekeren Bloedverwant. Deeze gaf, daarop, een bezoek aan het zelve, en, op het geheim gemak komende, toen de natuur hem drong, vondt hij juist de stukken van dien Brief aldaar. Meer nieuwsgierig dan edelmoedig, bezag hij ze, las er zijnen naam in, stak ze in zijnen zak, en zonder iets te zeggen, nam hij ze mede naar huis, plakte ze bij elkanderen, ontdekte alles, en zondt daarop aan deszelfs Schrijver een groot deel scherpe verwijtingen. Deeze, dit verneemende, verweet hem daarop zijne gepleegde dieverij omtrent de stukken van den Brief, en ’s Mans Vrouw ging heenen, om hem te hekelen. Zij voerde dat uit; maar kreeg, wegens de hooggaande kijvaagie en zijne stugheid, zo veel, dat zij haare gezondheid verloor, en daarop stierf. De haat, tusschen die twee Familien daarop volgende, ging zo verre, dat zij, hoewel bestaande uit aangehuwde Broeders en Zusters, nooit daarna met elkanderen verzoend zijn geworden.






* Willemijn Ruberg: Conventionele correspondentie. Briefcultuur van de Nederlandse elite, 1770-1850.
Tante Pos heeft de pakketprijzen verhoogd. Voor een standaardpakket, onaangetekend, onverzekerd en zonder poesieplaatjes, betaalt de lezer van mijn boeken sinds afgelopen vrijdag 6,95 euro (was 6,75 euro). Ik wist het niet. Ik kwam het pas te weten, toen het me werd meegedeeld door de dienstdoende medewerkster van de drogisterij/postkantoor, die heel aardig is en mooi om te zien en die het misschien niet verdient om toegevloekt te worden. Maar iedere keer als er wordt opgehoogd, zie ik mijn boekhandel failleren. Iedere keer denk ik: dat zullen mijn klanten wel niet meer willen betalen. Dit is het einde.
En dat is het dan toch niet.



Henk, je kist staat in brand! (teken van leven)

Door vergissing straaljager verongelukt Piloot bleef ongedeerd

Gistermiddag om even voor twee is in de omgeving van de gemeente Vessem in Noord-Brabant een Republic F 84 F 'Thunderstreak'-straaljager van de vliegbasis Eindhoven van onze luchtmacht verongelukt. De bestuurder, tweede luitenant-vlieger H. Vendrig, deelde aan de verkeerstoren op de basis mede, dat zijn machine in brand stond en dat hij haar zou verlaten met de schietstoel.
Aldus geschiedde. Op de grens van Vessem en Middelbeers kwam het toestel aan de grond in de ontginning van de Landschotse heide, op circa negen kilometer van de vliegbasis. De vlieger werd op ongeveer drie kilometer van de plaats waar het toestel was neergekomen ongedeerd aangetroffen.
Het vliegtuig schoot na de aanraking met de grond een heel eind door en bleef op korte afstand van een, ploegende landbouwer liggen. Wrakstukken lagen wijd en zijd verspreid.

Twee Henken

Bij het onderzoek naar de ongevallen is 'n merkwaardige samenloop van omstandigheden aan het licht gekomen.
Te 13.55 uur taxiede de tweede-luitenant vlieger Henk van Dommelen op de vliegbasis Eindhoven naar de startbaan. Zijn toestel raakte, om nog niet bekende redenen, in brand. Hij kreeg van de vlieger die achter hem taxiede over de radio de waarschuwing: ‘Henk, je kist staat in brand’. Luitenant van Dommelen verliet onmiddellijk zijn toestel. De brand was niet ernstig en werd snel geblust. Te zelfder tijd bevond zich een formatie van twee Thunderstreaks in de lucht. Eén van de vliegers was de reserve tweede-luitenant-vlieger Henk Vendrig. Bij het horen van de waarschuwing voor luitenant van Dommelen, trok luitenant Vendrig de conclusie, dat deze waarschuwing voor hem bestemd was en afkomstig was van de tweede man van zijn formatie. Hij nam geen risico en sprong onmiddellijk.
Zoals bekend is, geschiedt de radiocommunicatie in de militaire luchtvaart in het Engels, evenals in de burgerluchtvaart, en heeft ieder vliegtuig een eigen roepnaam. Het is geenszins uitgesloten, dat door het plotseling gewaarworden van een acuut en gevaarlijk verschijnsel, alsmede door de menselijke drang bij het geven van de waarschuwing, de tweede vlieger van de taxiënde formatie in een opwelling van direct te willen handelen, op zijn moedertaal, het Nederlands is overgegaan, in plaats van de officiële procedure te volgen.


dinsdag 29 juli 2014

Spastici



Een van de overfrankeerders, een van de inzenders in elk geval, was mevrouw van der Kruis van de Provinciale Weg in Hapert. Zij won het Van Nelle-pakket:


Echt spannend werd het twee weken later:


De 15M is een Taunus. Ik zie ze nog accelereren. En horen! Je hoorde ze door het hele dorp: vrrrrrroem...

Hapert



Wát lees ik?



De schoenmakers zullen gedacht hebben, dat ook hun tijd gekomen was om te profiteren van de welvaart! Het is hier overigens pas 1954. Het zou nog acht jaar duren voordat Dr. Heertjes licht zou opgaan over dit soort domheid.

zondag 27 juli 2014

Midlife ma

Van de week speelde de moeder van Huig. Ze veralzheimert en heeft nu ook nog de vallende ziekte. Thuis wonen kan niet meer. Ze moet naar een voorziening. De autoriteiten hebben haar een plek toegedacht die maar half naar Huigs zin is en helemaal niet naar die van de collega’s (Huig had het allemaal voor zich willen houden maar zoiets komt altijd uit). Dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag, drukten ze hem op het hart het niet te pikken. Ze hebben het ook zelf niet gepikt. Ze zijn ook zelf de ongelijke strijd aangegaan met de autoriteiten en hebben die verslagen. Ze waren het aan hun ouders verplicht. Je bent het aan je ouders verplicht. Stuk voor stuk namen ze plaats op de stoel van de collega-op-vakantie naast hem en confronteerden hem met hun zege-waar-ze-nóg-kwaad-over-zijn.
Ik tegenover hem voelde een vuistje groeien in zijn hart. Nog is het maar een mini-vuistje, een kindervuistje, maar vandaag of morgen wordt hij middenin de nacht wakker, trekt hij zijn wandelschoenen aan, loopt hij zeven keer rond de Kruidenbuurt en besluit: Els Zeverkamp en Trudie Zanikhoven kunnen mijn kloten kussen. Hij zal zich realiseren dat hij tweeënvijftig is en de tijd tikt. Hij zal het vertikken om het finale deel van zijn leven aan te vangen met een tijdverslindend achterhoedegevecht. Ma gaat eindigen waar het de autoriteiten belieft. Weet zij veel. Zelf zal hij zich gaan bijscholen in HR en aan de slag gaan bij Personeelszaken, in plaats van mee te blijven mekkeren over de daar werkzame drieëntwintig inhuurkrachten (‘en er moeten er vierhonderd uit!’) en meer nog, in plaats van archiefmappen te blijven vullen die niemand ooit nog in zal zien. Dat moet ma maar gaan doen.

donderdag 24 juli 2014

Corsten

Als ik me niet vergis, gaat het hier om het witte huis van dokter Corsten (1964):


Winkeltje



Moet geweest zijn op of rond 1 mei 1963. Iemand?

Hapert

Uit het (toen nog) dagblad De Tijd:*


Aan mijn leven hapert wel meer dan alleen dat.


* 30 augustus 1968

woensdag 23 juli 2014

zondag 20 juli 2014

76,8

Op zekere dag in september van het vorig jaar - ik vergeet welke precies - werd ik net zo oud als mijn vader geworden is. Omdat ik heel veel ouder wil worden dan hij, ben ik sinds die vergeten dag bezig richting mijn optimale BMI te leven. Ik moet uitkomen op 76,8 kilogram. Ik heb al geen 76,8 kilogram meer gewogen sinds mijn 18e. Ik zou mezelf niet herkennen als ik 76,8 kilogram woog. Niks zou meer passen. Vanochtend zat ik voor het eerst onder de 84: 83,8 nakend minus onderbroek. Uit pure stimulans heb ik op de sportschool een dubbele spinning gedaan, zoals wel vaker de laatste tijd. Ik ben alleen geen 18 meer en zulke inspanningen gaan me niet in de kouwe kleren zitten. Als ik morgen het publiek voor 76,8% kan dienen, mag het in de handen klappen.



Tekstverklaren

Het volgende stukje is afkomstig uit de Kempener Koerier*:


Het bestaat uit een ingezonden brief (kader) en de reactie daarop van Weerderheem. Lees eerst het gedrukt:



En nu de brief:


Vraag: waarom mocht het meisje niet mee op processie?



* editie Valkenswaard, 16 juli 2014 (29)

vrijdag 18 juli 2014

Pond keers

Een beetje sneu is wel, dat een collega, die zijn vakantie gisteren is begonnen, vandaag naar een andere collega belde met het verzoek om de etenswaren die hij vergeten was uit de koelkast te halen te verdelen onder de collega's of anders weg te gooien en dat die andere collega toen de kersen van weer een andere collega heeft weggegooid omdat hij dacht dat ze van de collega waren die belde. De collega van wie de kersen wél waren, zat er een beetje beteuterd bij, met haar lege tupperwareschaaltje. Ik had met haar te doen. Maandag schrijf ik op het whiteboard: A en T aan H, pond kersen en dat moet er dan net zo lang op blijven staan tot zowel A als T, die vandaag ook al in vakantiekleren liep, dus volgende week ook wel weg zal zijn, terug is van vakantie.

woensdag 16 juli 2014

In de tuin

Vanavond voor het eerst buiten op de lange stoel, de gaslamp naast me op de Hartman-tafel van mijn trouwen. Hij gaat al tweeëntwintig jaar mee, we hebben bijna ons zilveren feest. De stoelen hebben het lang geleden al begeven, de bruid loopt vandaag haar vijfde vierdaagse met de tweede na mij.
Het is nog wat koud. Ik heb er mijn trainingspak bij aangedaan. Maar het moest maar eens. Ver fietsen ging ook al niet, dit jaar. Fiets gejat.
Aan de schuur hangt van 't jaar een ornithotiek, waar vogels hun pindakaas trekken. Geen meter van me vandaan de groenbak, uitpuilend van de jungle, die ik van mijn plat dak heb getrokken, knikkende knieën op de ladder. Ook vlakbij het voederhuis op pootjes. De leien pannen gleden er steeds af. Ik heb ze moeten schroeven.  Pal achter me - meer boven me - de sering, al drie keer verplaatst en pas opnieuw gebloeid. Minder taai - een beetje treurig - de witte hortensia zaliger. Boven mij het onmetelijk heelal, zij het wat ingekaderd door bijbouw, schuur en schutting en hels betetterd door het Poolse meisje op nummer vijfentwintig en haar dove moeder daar.
En terwijl ik me niet herinner dat het tankje bijna leeg was, dooft langzaam de lamp.

Gekruidebuurt (ik leer ze mores) 1

Heden begonnen in de biografie van Dries van Agt.* Ik trof hem onlangs: hij was gegaan van rechts naar links, ik ben onderweg van links naar rechts. Ik bewonder nu de man op wie ik het in '82 niet had.
Op rechts doe ik niets dan struikelen, in de bio-van Agt al op pagina 36:

Levenskunstenaars en dorpspastoors werden er (Geldrop - Hsprdm) op handen gedragen. De Brabander had respect voor 'de schone mens'. Dat was het ideaal, ook voor van Agt.

Volgt de definitie van dezelve van Anton van Duinkerken, Brabants literaire ziel:

De schone mens vertoont een mengsel van goedheid en voornaamheid, gulheid en wijsheid, ernst en goedlachsheid, durf en bescheidenheid, ervaring en openheid, toegankelijkheid en onaantastbaarheid. In de meeste gevallen blijft hij karig met woorden, doch wat hij zegt is raak. Soms is hij een machtige verteller met veel fantasie. Altijd bezit hij een onderscheidbare gaafheid van type, waardoor de tegendelen van zijn aanleg elkander niet schijnen te hinderen, zodat er in zijn uitingsvormen een oorspronkelijkheid door alle woorden en gebaren heenspeelt, waaraan men het eigene van zijn wezen herkent.

Van Agt, de auteurs en van Duinkerken doen het voorkomen alsof er in het Brabantse collectieve bewustzijn zoiets bestaan zou hebben als een archetypisch volbloedpersonage, een levenskunstenaar, een pastoor. 
VOLSLAGEN ONZIN! BOERENROMANTIEK! NOOIT WAT VAN GEMERKT! En ons moeder evenmin, als ze nog geleefd zou hebben. Van Duinkerken zat te hallucineren toen hij dit schreef, van Agt te dromen toen hij eraan terugdacht en de auteurs verlegen om een pakkend citaat. De schone mens. Het mocht wat! Als die al bestaan heeft, dan is hij hooguit te definiëren vanuit de lieden in wier bewustzijn hij geworteld was: van God los maar onverminderd bekrompen; gastvrij maar xenofoob; dom, dyslectisch en doorgaans dronken; egoïstisch, achterbaks en gierig; karig met woorden en dat beetje ook nog in dialect; oud, afgedaan, over.



* Amsterdam, 2008

zondag 13 juli 2014

Abeelens


Vreemd verhaal dit. Met 'onze stad' wordt namelijk Tilburg bedoeld. Wat moesten de van Abeelens bij ons en in Valkenswaard? Misschien waren het dirigenten, ZZP'ers avant la lettre, ambulant in meer dan één betekenis.
In Deurne had je ook nog Frans:


1 april


1 april is 1 april 1920. Hoewel de ziekte echt bestaat (narcolepsie), zou het hier wel eens om een 1-aprilgrap kunnen gaan. Zo niet, dan moet het Franciscus van der Zanden geweest zijn, 58 jaar, geboren in Bladel.

Hij hoort weer!

Onvergetelijk zijn me de uren, dat ik als schooljongen den meester bij bijzondere gelegenheden hoorde voorlezen uit het boek van E. Gerdes: In de duinen. Later heb ik den Heer Gerdes herhaaldelijk ontmoet, maar hij was volslagen doof geworden, zoodat een gesprek, zelfs over dit boek, moeilijk viel. De man, die gedicht had: "Er ruischt langs de wolken", kon geen enkel geluid meer opvangen. Het is dan ook begrijpelijk, dat bij zijn begrafenis een zijner beste vrienden aan het graf van den in Christus ontslapene uitriep: "Nu hoort hij weer!"

Deze regels las ik een paar maanden geleden in een natuurboek dat ik inmiddels niet meer kan vinden. Het is een groot zwart boek uit de jaren twintig van de vorige eeuw, met bijdragen van diverse natuurliefhebbers. Een daarvan moet Prof. Dr. A. van Veldhuizen geweest zijn, wiens naam ik indertijd heb genoteerd als zijnde de ik-figuur uit het citaat. 
Eduard Gerdes (1821-1898) was dominee en schrijver, behalve van In de duinen (1858) ook van jeugdboeken. Hij was vriend en tijdgenoot van de bekende P.J. Andriessen. Er ruischt langs de wolken is lied 33 uit de bundel van Johannes de Heer:





zaterdag 12 juli 2014

Defilé


Het gaat hier over het 40-jarig ambtsjubileum van koningin Wilhelmina op 6 september 1938. Een afvaardiging van onze jeugdverenigingen is kennelijk met de gemeentevlag naar Amsterdam gegaan om daar deel te nemen aan het grote defilé. 

Wasch droog toegeslagen thuis

In de Meijerijsche Courant van 27 juni 1918 stond het volgende zoekertje:

Mejuffrouw Mirandolle, 's Zomers een landhuisje te Eersel, 's Winters te Amsterdam vraagt in haar gezin van 3 pers. tegen Augustus of September, een beschaafd 2de MEISJE, die behalve netjes werken en tafeldienen ook keurig kan naaien en stoppen. Wasch droog toegeslagen thuis. Loon f 170 à f 180. Waschgeld f 40.

Het landhuisje is het huidige gele huis dat ligt in de driehoek aan de Duizelseweg. In 1918 was het wit. Een paar jaar later hield mejuffrouw Mirandolle het voor gezien in Eersel en stond ze het af aan de hervormde gemeente.

donderdag 10 juli 2014

Nog een recensie

Het is donderdagochtend, het regent (opnieuw), ik heb gisteren tot laat op de avond zitten kijken naar een ontstellend saaie voetbalwedstrijd, mét verlenging, ik weet niet waarom, rudimentair nationalisme misschien of Pavlov, een niet kunnen breken, ik ben mijn brein – hoe dan ook, de dag komt niet op gang. Wat dan wel eens wil helpen, is het opdreunen van bijvangst:

Uit Eersel.
‘De Rabbijn.’
Zooals reeds eerder gemeld zal te Eersel in de toonzaal a.s. Zondag 6 Nov. de première gaan van het Evangelisch spel in 4 bedrijven ‘De Rabbijn van Selcha’ door Felix Rutten.
Het laat geen twijfel, of ‘Roomsch Tooneel’ uit Eersel, zal weer voor honderd procent staan in de belangstelling van het kunst- en tooneelminnend publiek van geheel Kempenland.
Een keurcollectie van bonte Oosterse kleding, iets aparts op decor-gebied, een vakbekwaam grimeur, terdege ingestudeerd samenspel, welgekozen, roerende stemmingsmuziek, medewerking van het knapenkoor, effectvolle verlichting en een letterkundig hoogstaand, diep aangrijpend tooneelspel, zullen waarborg zijn voor een volkomen welslagen van ‘De R. v. S.’*

En een week later:

Uit Eersel.
Nog een recensie.
Over het tooneelstuk ‘D.R.v.S.’ , dat nog meermalen wordt opgevoerd, schrijft men ons van alleszins bevoegde zijde nog het volgende:
De keuze van het stuk is een zeer gelukkige geweest. Regisseur en spelers plaatsten zich echter voor een zware taak. Intense en toegewijde studie was noodig om een goede uitvoering van dit aangrijpende felbewogen spel mogelijk te maken. En dan moest de enscenering, de grime, en de muzikale omlijsting nog juist zijn afgestemd, om alles tot een gaaf geheel te maken.
O.l.v. den zeer bekwamen regisseur K. Bullens, hebben de spelers ernstig gerepeteerd en zoo mochten zij de voldoening smaken, het stuk met groot succes opgevoerd te zien. Het zou te ver voeren om over de spelers in detail te treden, mogelijk zou daardoor tekort worden gedaan aan hen die onvermeld bleven. Als hoogtepunt van het spel kan genoemd worden de opwekking ten leven van den gestorven Fidusi, in het laatste bedrijf. Dit was prachtig geregisseerd en er werd diep doorvoeld spel gegeven. Het was een opvoering waarvan de spelers en hun regisseur alle eer hebben.
De grimeur der Tegelsche Passiespelen, de heer v.d. Ceelen, heeft zijn taak verricht op kunstvolle wijze. Wij memoreeren slechts de indrukwekkende Christusfiguur, en de rake typeering van den Rabbijn en Judas.
Wat het decor betreft, de Oosterse sfeer waarin het stuk zich beweegt, was een dankbaar onderwerp voor den decorschilder, den heer van Empel, die vooral voor het laatste bedrijf een prachtige achtergrond maakte.
De reien, gezongen door een jongenskoor o.l.v. den heer van Moll, waren zuiver van toon en werden a capella uitgevoerd. Het slotkoor onder dezelfde leiding, was een waardig slot aan dezen welgeslaagden avond.
De zaal was meer dan gevuld en de aanwezigen volgden met groote aandacht het spel.
Wij kunnen eenieder aanbevelen, een der volgende Zondagen te gaan naar  ‘D.R.v.S.’
H.

Wien het allemaal wat te evangelisch voorkomt naar zijn smaak (mij), zij gewezen op een bespreking van het stuk door frater Tharcisio Horsten:

... wat vooral ontbreekt is, dunkt mij, de Evangelie-sfeer; er is te veel hedendaags realisme in; de evangelie-opvatting lijkt mij niet diep, eer ietwat oppervlakkig, wat ik een hoogst ernstige tekortkoming acht.**




* Felix Rutten schreef het toneelstuk in 1917. In Eersel waren ze bepaald niet de eersten die zich waagden aan een uitvoering. Het stond in de jaren dertig van de vorige eeuw regelmatig op het programma van het dilettanten-tooneel:


Deze, te Soerabaja, zou ik wel hebben willen zien:


De inventaris van zijn archief geeft van Rutten de volgende levensschets:

Felix Rutten, zoon van Martinus Emmanuel Rutten en Theresia Maria Hubertina Imkamp, werd geboren te Sittard op 13 juli 1882. Na zijn lagere school ging hij naar het gymnasium van de Paters Jezuïten. Door het vertrek van de paters maakte hij als intern het gymnasium af te Rolduc, waarna hij tevens de cursus filosofie volgde. Vervolgens ging hij in 1903 germanistiek studeren in Leuven. Hier schreef hij artikelen voor het dagblad De Maasbode. Enkele gedichten van zjin hand - zijn eerste sonnetten schreef hij vóór 1900 - werden geplaatst in de Dietsche Warande. In 1905 verscheen in Amsterdam zijn bundel 'Eerste Verzen'. In 1906 zette hij zijn studie in Luik voort. Intussen correspondeerde hij regelmatig met zijn (eerste) geliefde vriendin Mia Meeuwissen uit Susteren. Zij overleed in 1907 aan t.b.c. De in 1913 verschenen bundel 'Avondrood' was oorspronkelijk aan haar opgedragen. Uiteindelijk werd de opdracht aan Mia weggelaten. Op 16 juli 1909 promoveerde hij te Luik tot doctor op een proefschrift over Vondels 'Johannes de Boetgezant', waarna hij terugkeerde naar Sittard. Als reisjournalist bezocht hij de daaropvolgende jaren vele landen. In 1911 kwam hij voor het eerst in Rome. Reisverhalen van hem werden gepubliceerd in De Maasbode, De Nieuwe Rotterdamsche Courant en in verschillende tijdschriften. Intussen had hij in 1910 zijn tweede liefde, de Noorse Sofie Dreyer, ontmoet met wie hij ook na haar huwelijk decennialang bleef corresponderen en die hij nog enkele malen zou ontmoeten. Bij het uitbreken van de oorlog in 1914 - hij verbleef toen in Luxemburg - vluchtte hij naar Limburg terug. In dat jaar verscheen ook zijn eerste reisboek: 'Landen en Liên. In zijn novelle 'Onder den rook der mijn' (1914) bekritiseerde hij de opkomst van de mijnindustrie als een aantasting van de schoonheid van Limburg. In 1914 werd hij redactiesecretaris van de Nieuwe Venlosche Courant.
Tussen 1914 en 1931 speelde hij een actieve rol in het toneelleven van ons land. Zijn bekendste stuk was 'Beatrijs' dat meer dan 200 keer werd opgevoerd. Op de tekst van Beatrijs componeerde Willem Landré een opera die te Parijs werd opgevoerd. Andere bijbelse en religieuze drama's waren o.a. 'Hagar, De Rabbijn van Selcha, St. Franciscus-gebarenspel, Eva's Droom, Jesonda, Het Heilig Aanschijn, Ahasverus, Adam in Ballingschap en Youssef'. In dezelfde periode werd hij ook veel gevraagd als spreker. Met name zijn lezingen over Limburg, de historie en volkscultuur van de regio, trokken de aandacht. Hij was een gevierd redenaar. Zijn rede 'Limburgs Trouw', uitgesproken in de St.-Servaaskerk te Maastricht bij gelegenheid van de 25e Katholiekendag in 1925, vormde het hoogtepunt van zijn redenaarschap. Vanaf 1916 woonde hij enkele jaren in Utrecht. Eind 1918 keerde hij naar Limburg terug en ging in Geulle wonen. Hij huwde in 1919 met schrijfster Maria Koenen. Samen met Marie Koenen en Ph. Molkenboer vormde hij de redactie van het geïllustreeerd tijdschrift 'Jong Leven'. In dit blad schreef hij o.a. verhalen, reisbrieven en stukken van didactische aard. Het huwelijk van Marie Koenen hield geen stand en Felix verliet in 1929 Geulle en ging weer rondtrekken. Hij ondernam vele en langdurige reizen naar vooral Oost-Europese landen. Naast vele reisbrieven schreef hij reisboeken over Polen en Joegoslavië.
Op 1 oktober 1937 vestigde hij zich defenitief in Rome. Hier werkte hij als privé-secretaris van de Nederlandse Jezuïet P. Zeij en vanaf 1939 bij Radio Roma als vertaler en uitzender. In 1947 vond hij onderdak en werk bij de Sociëté des Missionnaires d'Afrique, Pères Blancs. Bij de Witte Paters werkte hij halve dagen als secretaris en verzorgde de briefwisseling in zes talen met de veertig bisschoppen van de sociëteit in Afrika. In zijn Geulse periode schreef hij reeds poëzie en proza in het (Sittards) dialect. Na zijn zeventigste verjaardag nam hij deze draad weer op. De verzenbundels 'Alaaf Sittard' (1956) en 'Limburg Zingt' (1957) en zijn verhalenbundel 'Novellen' (1959) vormen daarvan de belangrijkste neerslag.
Tenslotte. Opvallend in het leven van Felix Rutten is de bijzondere verhouding met zijn vriendinnen (o.a. Mia Meuwissen, Sofie Dreyer), vrienden (o.a. Frans van Cauwelaert, Johan Miltenburg) en de speciale band met de twee bij zijn eerste ontmoeting veertienjarige 'pleegzonen' Imre (1934-1935) en Savino (1954-1956).
Felix Rutten overleed op 26 december 1971 te Rome.

**Tijdschrift voor Taal en Letteren, 1920 (VIII), 1e aflevering, p. 305.

zaterdag 5 juli 2014

Voor heilige poorten

Onlangs op een boekenmarkt... vond ik de jaargang 1957(6) van het katholieke tijdschrift Voor heilige poorten, een voorlichtingsblaadje voor verloofden.* Waarom daar nou over geschreven, hoor ik u vragen. Omdat, zou ik kunnen antwoorden, 1957 nog zo kort geleden lijkt en toch al zo lang geleden is. Of omdat het zo kort geleden is en al zo lang geleden lijkt. Of omdat 1957 valt in de tijd, waarin mijn ouders en hun generatie verloofd waren en het dus een inkijkje geeft in hún wereld, méér dan de jubileumboeken van voetbalverenigingen en harmonieën doen, of boeken als Het Liempdse Rijk van St. Albertus, dat ik vond op dezelfde markt en hierbij te koop aanbied. Ik zou ook kunnen antwoorden, dat het zo actueel is en modern aandoet. Enfin, dat nou ook weer niet. Het is echt wel gedateerd.
VHP 1957 boeit mij geweldig. Daarom.**

Ik begin maar met een foto:


Het bóekje begint met wat het slot lijkt te zijn van een reeks artikelen uit de jaargang nummer vijf, de voorafgaande. Het heet samen bouwen en handelt over kuise liefde. Het vooroordeel schijnt in de jaren vijftig te hebben bestaan, dat die nogal onder druk stond tijdens de verloving. Niks van waar. Als de verloving maar stoelde op de grondslag der ware liefde. Nu kunnen we er lang over praten wat liefde is, maar liefde is zeker geen egoïsme, verduidelijkt de auteur en begint er alsnog heel lang over te praten.

mijn verloofde is lelijk is van de hand van de kinderboekenschrijfster Aimee van Tricht. Zij schrijft over Sonja die scheel is en vriendin Erie die een scheve neus heeft. Beiden laten zich opereren (overigens niet dan na een goede baan te hebben gezocht en te hebben overgespaart), omdat de respectievelijke verloofden Jan en Wim zich voor hen schamen. Normaalste zaak van de wereld voor hen (Een bruin kleurtje doet de littekens bij Erie snel vervagen). Helemaal een heilige is Irma, die een jongeman leerde kennen, ervan ging houden en juist omdat zij zoveel van hem hield, hem weer afstond aan een ander, aan God. Irma blijft ongehuwd en wordt maatschappelijk werkster. Ze komt uit de koker van de zeer, zeer ernstige mevrouw N. Slagers-de Moor.


onder het kruis is een van de stukjes, waarin thema's worden besproken, die zijn komen bovendrijven tijdens de zogenaamde verloofdencursus, dan wel de verloofdenavonden*** en door de redactie van cursusoverstijgend belang worden geacht. In dit geval gaat het over de vraag of een jongen de verloving mag verbreken als blijkt, dat zijn verloofde geen kinderen kan krijgen. Volgt een kerkrechtelijke uiteenzetting over de mankementen lichamelijk (ook wel: geslachtelijk) onvermogen, impotentie en onvruchtbaatheid. De essentie: Volgens de katholieke huwelijkswetgeving is geslachtelijk onvermogen een ongeldig-makend beletsel (..) Onvruchtbaarheid daarentegen vormt geen huwelijksbeletsel. Het primaire doel van het huwelijk (kinderen) mag in dat geval niet realiseerbaar zijn, de kerk stelt, dat het huwelijk ook een secundair, een persoonlijk doel heeft, te weten de onderlinge liefde en vervolmaking van de echtgenoten. De wet blijkt sympathieker dan de praktijk: Geplaatst voor de feiten, zal zo'n jongen, respectievelijk zo'n meisje zich moeten afvragen (..): houd ik voldoende van haar/hem (..) om samen dit grote leed te dragen? (..) Een jongen kan echt van zo'n meisje houden - of omgekeerd - maar niet voldoende om dit op te brengen.

VHP ontvangt naar eigen zeggen nogal wat brieven (indien een antwoord gewenst, postzegel meesturen) en ook die bevatten stof voor artikelen. Zo over gezinsgrootte. Over dit thema regent het brieven en allemaal dezelfde conclusie: een rijke vruchtbaarheid is een weldaad - voor de ouders zelf, voor de kinderen, en voor de gemeenschap van Kerk en staat (redactie) en: Ik heb eens een man, die op zoek was naar een geschikte vrouw voor hem, horen zeggen: geef mij er maar een uit een 'groot nest', en dat kan ik volledig onderschrijven (briefschrijver). Maar ook, omwille van de omstandigheden: De verantwoordelijkheid vraagt, dat we onze vruchtbaarheid aanpassen aan de omstandigheden (..) en dat zal dikwijls vragen: een inperken van onze vruchtbaarheid, omdat in de meeste gevallen de vruchtbaarheid groter is dan de opvoedingsmogelijkheden (redactie) en: Vroeger kreeg een jongen, als hij naar het gymnasium ging, een tweedehands fiets, maar tegenwoordig gaat dat niet meer (briefschrijver). Periodiek onthouden dus, maar het moet ook weer niet van dittem worden: (..) nou heb ik opslag gehad, mijn positie is verbeterd, nu kan het wel weer een kindje lijden (briefschrijver). Wat komt, dat komt hè (allen). Het laatste woord in deze, gunt de redactie aan de boven genoemde, zeer ernstige mevrouw N. Slagers-de Moor: Caritas urget, oordeelt zij.

Over de preoccupaties van de partner: Ik heb eigenlijk nooit zoveel om sport gegeven en om voetbal helemaal niet, maar nu sla ik geen wedstrijd over, vertelde mijn buurvrouw. Bedoeld worden de wedstrijden van buurvrouw’s sportieve jonge kruidenier, die ze verkoos boven een rijke boer. Buurvrouw was de schoonheid van haar dorp… Destijds. Ze is nu al dertig jaar bij haar kruidenier en even zo lang supporter. Interesseer u voor elkaars liefhebberijen, adviseert de buur. Voor mannen moet dat geen eenvoudige zaak geweest zijn: waar de hunne varieren van sport tot kunstschilderen, wordt absoluut niet duidelijk waaruit die van hun vrouwen hebben bestaan.

Openheid in de verkering gaat over zelfopenbaring, openstaan voor elkaar en laten zien wie je bent. Wat niet moet, is oppotten en mooi weer spelen. Naar elkaar. Een bespreking van een dat jaar verschenen bloemlezing uit de Nederlandse liefdespoëzie, bevat de hint het liefdesgedicht niet te schuwen.

zijn wij oprecht gaat over verloofden en het vierde gebod: Bestwil! (..) wat weten vader en moeder er van wat mijn bestwil is. Dat zal ik zélf wel uitmaken. Aan de orde is hier de vraag of de harten van jongverloofden wel openstaan voor de adviezen van de respectievelijke ouders, als een bloemkelk, waarin het mogelijk is om naar binnen te kijken, of dat die niet meer weg hebben van een fototoestel, dat je vooral nooit open mag maken als er een film in zit.

Het onderwerp van terug aan afzender heeft op de groepsavonden al tot de nodige discussie geleid. Het is dan ook buitengewoon delicaat: Als een verloving verbroken wordt, waar blijft dan de buit? De redactie tracht deze duistere materie (Dit is niet gemakkelijk uit te maken) te verhelderen met het licht der seculiere wetgeving, want de bekende en gezonde en ongetwijfeld ook bij ons in Hapert gevigeerd hebbende volkswijsheid: eens gegeven blijft gegeven schiet hier, aldus de redactie, deerlijk te kort. Dat leidt tot onderscheidingen als klein-persoonlijke, groot-persoonlijke en algemene cadeaus.

Veel ruimte schenkt de redactie aan ene Th. de Weijer uit Ginniken. Deze draagt een hele reeks artikelen bij over het beheersen der driften (Een opgave waar we ons hele leven niet mee zullen klaarkomen. Tenzij de heiligen). Voortdurend is er sprake van spanningsvelden, die met zoveel pijlen volzitten, dat het hem niet mogelijk is anders over het onderwerp te schrijven dan abstract, pseudo-religieus en zwaar psychologiserend. Te vrezen valt dat de meeste jongelui zijn uiteenzettingen hebben overgeslagen, zoals ze dat ongetwijfeld ook gedaan hebben met die van de Boxtelse arts J.B. Deelen, die de verloving verdeelt in fasen (aantrekking, kennismaking, verliefdheid, beleving, bekoring) en er om de zoveel tijd een bespreekt. Ook hij zwaar op de hand, belerend, half-wetenschappelijk en geheel onbegrijpelijk.
Meer dan ooit waar overigens, is dit: Onze moderne tijd heeft een huiver voor bepaalde woorden. Als je sommige mensen niet schichtig wil maken, kun je beter je mond houden over versterving, zelverloochening, zelfbeheersing (Th. de Weijer).


Aan de orde komt ook het probleem van de voorlichtings-lektuur. En een probleem was het. 
Om te beginnen liep je grote kans dat zij die je krachtens het vierde gebod had te eren, je kostbare lektuur in de kachel gooiden. Daar moest je begrip voor hebben. Een of twee wereldoorlogen geleden had en kreeg je geen voorlichting. Je ouders hadden het zelf uit moeten zoeken en vonden nu dat jij dat ook maar moest doen. Volgens de redactie hadden ze niet eens helemáál ongelijk: daar was namelijk onder het koren veel kaf. Zeer af te raden was de neutrale lektuur (Liefde zonder vrees), om haar hedonistische inslag (ze preekte ongebreidelde genotzucht), haar plat-biologische zienswijze en onverbloemd heidense opvattingen, afwijkend van de natuurlijke zedenleer, zoals die in de katholieke moraal opgenomen is. Als je behoefte had aan lektuur over het hele erge, dan liever katholieke, waarin het in het licht werd geplaatst van het heilig sakramenteel karakter van het huwelijk. Zo bijvoorbeeld in het boekje Gaaf geslachtsleven. En de al-met-al-conclusie luidde: Beter dan welk boek ook lijkt ons nog altijd een openhartig gesprek. Als dat niet kon met de ouders, dan maar naar de biechtvader, de huisarts (jongen) of een vrouwelijke arts, een getrouwde zus, een wijkzuster (meisjes).



In Mannen bouwen de huizen, vrouwen maken ze bewoonbaar gaat het over het inrichten van de woning, een zaak van niet te onderschatten belang, want al is de eerste funktie van het huis bescherming te bieden tegen de ongunstige weersinvloeden, het geeft echter ook en voornamelijk de beschermende beslotenheid van de kleine gezinsgemeenschap. Een zaak voorts, zoals de titel al aangeeft, van de vrouw.
En die moet het maar uitzoeken. Erg scheutig met tips is de redactie niet.**** Alleen ter zake van de huiskamer worden wat concrete aanwijzingen gegeven. Die moet ruim zijn, de splitsing in een voor- en achterkamer is uit de tijd. Het huis mag geen museum en geen afgod zijn. Bedoeld wordt: er moet ruimte zijn en rust: De vrouw moet in een kast kunnen komen zonder een meubelstuk op zij te hoeven zetten. Succes is afhankelijk van de innerlijke beschaving van de vrouw en daar dient zij aan te werken, al in de verlovingstijd.
De titel, zo schijnt de auteur zich een paar alinea's verder te realiseren, doet geen recht aan de woningnood anno '57: Veel van onze verloofden zullen zelf niet kunnen bouwen. Ze zullen moeten binnentreden in het huis van een ander; ze krijgen het eigenlijk gezegd opgedrongen. De meesten krijgen dan een huis wat de gemeente of bouwvereniging heeft neergezet. Mijn ouders betrokken na hun huwelijk in december '54 een bovenwoning aan de Venweg in Hapert. Vijf jaar later kon er wel degelijk gebouwd worden. De auteur zal voornamelijk het oog gehad hebben op de steden.

Gespreksthema uit een van de verloofdenavonden: zijn er tegenwoordig ('57) steeds meer ongelukkige huwelijken of lijkt dat maar zo? Dat lijkt maar zo, menen de verloofden. Ongelukkige huwelijken vallen meer op dan gelukkige. Een waarheid, zo valt de redactie hen bij, om goed in de verloofde oren te knopen: het gezanik waarmee gehuwde vrouwen jonge meiden niet ophouden om de oren te sláán, als zou het allemaal niet zo mooi zijn als je denkt, is enkel geklets en sensatielust. Een domper op je idealisme als je niet uitkijkt. Relativeren!
Niettemin erkent de redactie dat het aantal echtscheidingen ('57) toeneemt. De statistieken liegen niet. Zo rijst dan ook de vraag, wat wel de oorzaak is van al het ongeluk in huwelijken. In het kort: Het lijkt ons dat een van de oorzaken toch wel hierin ligt, dat men het huwelijk ingaat meer met de verwachting gelukkig te worden dan met de bedoeling gelukkig te maken. Ik vind dat zo mooi geformuleerd dat ik de uitleg oversla en meteen maar overga op de metafoor: Als je samen een heerlijk zeiltochtje wilt maken, moet je niet samen knus op een bankje in de boot gaan zitten, want dan kom je niet ver. Woorden die vallen: egoïsme, oogpunt van genieten, materialisme, gemakzucht, moderne opvattingen en het eindigt allemaal met de Onmisbare Derde, die al te vaak afwezig is. Reden voor de redactie van VHP, alsmede voor de voorzittende geestelijke tijdens de verloofdenavond om daar eens flink op te hameren. Je ziet de jongverloofden denken: we zaten zo zinvol te keuvelen.

Een onderwerp dat uitvoerig besproken schijnt te zijn en mij eerlijk gezegd niet zo heel erg zou hebben geboeid is kinderen naar de heilige mis sturen? Jazeker, zij het a) dat overdaad schaadt, b) dat je ze niet te zeer meer achter de vodden moet zitten als ze de leeftijd hebben bereikt waarop ze uit zichzelf moeten gaan en c) dat je je pogen vergezeld dient te laten gaan van gebed: Wij kunnen in het hart van ons kind wel het zaad uitstrooien, maar het is God die wasdom schenkt. Het zal de nog in leven zijnde verloofden van '57 die God om wasdom hebben gebeden, leed doen, te moeten constateren dat Hij maar weinig genegen is geweest hun gebeden te verhoren.
Mij hebben mijn ouders, conform voorschrift blijkt nu, doen kerken tot mijn twaalfde. Een maal per weekeinde. Ik ging het liefst op zondagmiddag om half zes, omdat de priester dan niet meer preekte. Je zat er dan wel de hele tijd tegenaan te hikken natuurlijk. Toen ik oud genoeg was om uit mezelf te gaan, ging ik niet meer.

Vraag 33 vind ik opzienbarend in de context van VHP. Het siert de redactie dat ze hem hebben opgenomen. Dit is em in zijn geheel:

In onze groep is een jongen, die geregeld tijdschriften van de Ned. Nudistenbond ontvangt. Enkele malen heb ik zo'n blaadje gelezen en daardoor ben ik minder afwijzend en zelfs sympathiek komen te staan tegenover deze beweging en haar doel, nl. het bevorderen van het naakt-zijn, vooraal tijdens sport en in familieverband.
Volgens mij zijn er maar weinig nadelen en veel voordelen. Kleine kinderen verliezen de nieuwsgierigheid voor het andere geslacht. Bij de opgroeiende jeugd wordt ook eerder de spanning gebroken door te zien dan door het horen zeggen. Ook bij jonge mannen en vrouwen vermindert de seksuele nieuwsgierigheid en spanning, die juist door het verborgene wordt opgewekt en zo aanleiding geeft tot het kwade. Tenslotte zullen de twee seksen alleen het mooie in het lichaam gaan zien, een schoonheid die ze toch van God gekregen hebben.
Nu mijn vraag: wat is hier de mening en de houding van de Kerk en waarom?

Misschien komt het door de verwijzing naar het medegroepslid als een jongen, misschien ook vanwege de foto van de balletdanseres op de tegenoverliggende pagina - ik heb in elk geval het idee dat de vraag gesteld wordt door een meisje en ook dat kapelaan noch redactie hebben kunnen voorkomen dat ze uiteindelijk lid is geworden van de Ned. Nudistenbond, hoezeer men bij VHP zijn pappenheimers ook denkt te kennen: We veronderstellen wel niet, dat onze verloofden plannen hebben om lid te worden van de Ned. Nudistenbond, maar uw vraag roept enkele problemen op, die we niet zo maar naast ons neer kunnen leggen.
Wat de nudisten beweren, klinkt allemaal wel leuk en aardig en zeker hebben ze hier en daar een punt (zo erkent de redactie dat er zekere preutsheid schuilt in de opvoeding anno '57, voor wie dacht dat die de kerk toentertijd niet preuts genoeg kon zijn), maar die brokstukken van waarheid verhelen niet dat er met die naaktloperij iets niet in de haak is. Dat blijkt wel als je je verdiept in de grondslagen: Het nudisme is een vorm van naturalisme - een soort levensbeschouwing die ervan uitgaat dat al het bestaande in de stoffelijke natuur zijn grondslag en verklaring vindt. (..) Openbaring en bovennatuur behoren tot het rijk der fabels. Hoewel de beantwoording nog drie bladzijden doorgaat, is het belangrijkste hiermee wel gezegd: wie zich de kleren van het lijf werpt, slaat de heilloze weg in van het ongeloof.
Wat meer betrokken op de vraag is de ontkenning van wat nudisten beweren over het afnemen van sexuele spanning door het naakt zijn. Dat is a) achterhaald door de feiten en b) gevaarlijk als dat niet zo is: Overigens is de aantrekkingskracht tussen de geslachten een natuurlijk gegeven. Deze aantrekkingskracht willen nivelleren, kan moeilijk als een winstpunt gezien worden. De seksualiteit moet niet genivelleerd worden in de vergaarbak van de vrije liefde (..) 'Gewenning' op dit gebied kan leiden tot een verdoving, tot verstarring van een natuurlijk verschijnsel (..). Het nudisme is de sexuele dood in de pot!
Dat er anno 1957 reden is voor een 'herwaardering van de lichamelijkheid', wil de redactie overigens wel toegeven. Het menselijk lichaam is binnen de kerk te lang beschouwd als de gevangenis van de ziel, als boosdoener, als vijand en deze dualistische overmaat heeft niet zelden geleid tot sexuele spanning. Wat het lichaam dan wel is? Een teken, een symbool, een heenwijzen naar de persoon, het is uit het antwoord moeilijk op te maken voor hedendaagse (2014) ongelovigen. Schaamte heeft een functie, zoveel is duidelijk, en kleding móet, de schoonheid van de vormen openbarend en toch door fijne smaak verhullend. Kleding beeldt uit en beschermt de persoon. En die bescherming is niet enkel tegen koude, warmte of ziekte, maar ook tegen morele gevaren. Bijna net zo gevaarlijk als het opzettelijk naakt is de geaksentueerde seksualiteit van de moderne ('57) mode.

Wat moeilijk kan ontbreken in een katholiek verloofdenmagazine is info over het kerkelijk huwelijk. Waarom moet je voor de kerk trouwen? Bedoeld wordt: waarom moet de kerk erbij als je trouwt? Waarom niet gewoon thuis met de familie en dan nog wat drinken in Het Pleintje? Als ik er een proefwerk over zou moeten maken, zou ik het antwoord als volgt samenvatten: eerst was er het natuurlijk huwelijk (oud als mensheid, ingesteld door God, heengaan en vermenigvuldigen), Christus (later) heeft het verheven tot sacrament en de bediening van sacramenten valt toe aan de kerk. Weliswaar zijn de jongen en het meisje zelf de bedienaars zijn van hun huwelijkssacrament (ja-woord), maar dat is op een lager niveau.

Tot slot: als je dan zover was, als vader en moeder en moeder en vader overstag en enthousiast waren en kindertal en liefhebberijen vastgesteld en gedeeld; als cursussen waren doorlopen en retraites doorstaan; als het kuis zijn je de keel uithing en er een bovenwoning op je wachtte; als je dan zover was om je verkering naar de kerk te brengen, dan toch niet vóórdat je het abonnement op VHP had overgedaan en je op te geven voor Huwelijk en Huisgezin:






* Gebonden, 18,5x12,5x1cm., 192 pagina's, zes nummers. De tomtom lag in Beuningen. Ik had het bijna niet gevonden
**Het schuine is geciteerd
*** De kapelaan, die de cursus als bindend element leidt, vroeg om twee vrijwilligers voor de koffiezetterij van de volgende keer. Ik haakte er bij het behandelen van de vragen op in: waarom hebt u eigenlijk voor de volgende keer niet eens twee mannen gevraagd? Toen was de boot aan! Ook wijst VHP op of organiseert VHP retraiten voor verloofden (Bergen - meisjes, Amersfoort - paren, Noordwijkerhout - paren, Zenderen - paren, Heeze - jongens, Venlo - jongens, Vught - jongens, Roermond - meisjes, Tilburg - meisjes, Uden - meisjes en Rotterdam - meisjes).
**** Is niet helemáál waar: elders in het blad is er aandacht voor de Firato, houten vloeren en moderne radio's.