woensdag 20 september 2017

Het zaterdagse bad

Vanavond op de heemkamer.
Over het zaterdagse bad.
Een gast vertelt.
Een teil in de keuken met warm water en een toefje groene zeep. Niet veel. De vasten vallen bij. Niet veel (hear hear). Ook wel: plakjes Sunlight, met een schelmesje van het blok geschrapt.
Omstebeurt de teil in. De meisjes eerst (hilariteit. Schaterlachen. De meisjes eerst. Ik denk te weten waarom).
Als je eruit kwam (voorpret). De gast staat op, zakt lichtjes door de knieën en maakt een veeg-gebaar over zijn bovenbenen, waarvan de betekenis lijkt te zijn: "vies; vuilresten, vuilranden", zoiets (schaterlachen nu). Iedereen staat op, zakt lichtjes door de knieën en gebaart: "vieze bovenbenen, vuil" (sláppe lach nu, alom. Iemand veegt zijn koffie om. De gast is op dreef en onverstoorbaar nu). 
Bij de vijfde werd er een kopje warm water bijgegooid.
Bij die boeren wast nog veel erger. Die hadden de hele dag op het land gestaan.
Wat je de ene week droeg als onderhemd, was de week erop je bovenhemd (ter illustratie van het feit dat er niet heel vaak gewassen werd).
Het waren Spartaanse tijden (de één).
Maar je was wel gelukkig (de ander).
Je droeg permanent allerlei parasieten met je mee (parafrase. Witte maden worden genoemd, een handvol, uit de bilnaad). Maar we zijn wél nooit ziek.
De gast. Toen ik geld ging verdienen en een huis had, was het eerste wat ik liet doen een bad erin maken. Dat leek me toch zo geweldig. Met die smerige teil vroeger. Bad klaar, ik erin. Ik lig erin en ik lig er nog geen tien minuten in en ik denk: wa lig ik nou toch godverdomme te doen!
Ik ben er nooit meer in geweest.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten