donderdag 31 augustus 2023

Verloren fles

Mijn gastvrouw had het er al dagen over: ik moest en zou een keer naar de Bettlachstock, een natuurgebied in de Jura. In 2021 is het door de Unesco opgenomen op de Werelderfgoedlijst. Er zaten daar gemsen, wist ze te vertellen. Moest ik zien. Verrekijker niet vergeten.

Dus reed ik naar het drie kilometer verderop gelegen dorpje Bettlach, parkeerde mijn auto zo hoog mogelijk en ging op weg. Over een steil omhooglopend zandpad voerde mijn weg me langs een langgerekt maïsveld en daarna het bos in. Het weer was aan het omslaan. Na een aantal tropische dagen was er regen voorspeld. En onweer.

En het onweer kwam, eerst in de vorm van wat gerommel in de verte, waar ik geen acht op sloeg, daarna met donder en bliksem, waar ik het helemaal niet op heb. Het hing recht boven de Unesco-berg. Van onweer in de bergen herinnerde ik me dat het ‘blijft hangen’, dus ik wist niet hoe snel ik me uit de voeten moest maken. Ik keerde om en rende terug naar mijn auto, de blik strak op het pad gericht, terwijl voor mijn geestesoog alle verhalen over bliksem en dood oplichtten die ik ooit had gehoord, in geelgloeiende, zwartomrande knetterletters. Ook Benjamin Franklin was daar ineens en tante Jaan, die bij onweer in de kelder ging zitten. Hoe zat het ook weer met bliksem, vroeg ik me af. Waarom had ik me nooit eens echt daarin verdiept? Niet onder bomen (passeerde ik verschillende), niet in het open veld (precies waar ik liep), niet bij water, niet bij maïsvelden (niet bij maïsvelden?), niet de auto uitgaan. Donatus!, schoot me te binnen. Donatus de donderromein van Hapert, waar hadden ze hem gelaten na de bouw van de MFA? Waren ze hem vergeten en stond-ie nog ergens in een boerenschuur? Was-ie bij de les? Deed-ie alleen Hapert of had-ie hier ook iets te zeggen? Was ik maar geen atheïst geworden, daar liep ik nu. Doodsangsten stond ik uit, de fatale klap kon elk moment komen, zonder teken of waarschuwing (legenden over de Dood die zijn komst placht aan te kondigen, had ik iets gemist?), zonder dat ik iets kon doen (mens kansloos tegenover natuur) behalve nog wat harder rennen.

Ik haalde de auto levend. De fatale klap bleef uit. Opgelucht verwisselde ik mijn wandelschoenen voor mijn sandalen op een bankje niet ver van de auto. Het was gaan regenen, ik had het niet gemerkt. Een laatste keer keek ik op naar de Unesco-berg en de grauwe, onophoudelijk oplichtende lucht erboven en nam me voor om het op een later moment nog eens te proberen. Ik kreeg weer spatjes. Het ging om werelderfgoed daarboven, mooier werd het niet en mijn gastvrouw zou het me niet vergeven als ik niet op zoek zou gaan naar de gemsen, weer of geen weer.

Thuis miste ik mijn drinkfles. Hij zat niet in mijn rugzak, lag niet op mijn kamer en ook niet achterin mijn auto. Ik herinnerde me dat ik hem uit het zijvak van mijn rugzak had gehaald om hem tijdens mijn wedloop tegen de dood niet te verliezen. Als een eenzame estafetteloper had ik hem de hele tijd in mijn handen gehad en nu was ik hem toch nog kwijtgeraakt. Hij moest nog op het bankje staan waar ik van schoeisel had gewisseld en allicht ook wat had gedronken na alle doorstane emoties. Balen! Het was een degelijke fles van Zwitserse makelij die al heel wat bergen mee op was gegaan.

Twee dagen later ging ik opnieuw op weg naar de Unesco-berg. Van huis uit deze keer, niet met de auto. Van huis uit ben ik geen autorijder. Ik begin en eindig liever thuis, tot verbijstering van mijn gastvrouw (‘da gehst du aber weit’). Na een uur bereikte ik het maïsveld waarlangs ik naar beneden was komen hollen. Ik was het niet van plan geweest en moest er zo’n honderd hoogtemeters voor prijsgeven maar ineens dacht ik, waarom niet toch nog even gekeken bij het bankje. Misschien stond hij er nog wel. Misschien hadden ze hem al die tijd wel laten staan, opdat de rechtmatige eigenaar hem kon komen ophalen. Hadden Zwitsers die naam niet? Waren ze niet allemaal behept met het mijn-en-dijn-instinct van de bankier?

Ik bleek me rijk te hebben gerekend. Mijn fles hadden ze mee. Zal de jeugd wel geweest zijn, dacht ik. Die ontbreekt het wereldwijd aan moreel besef, dat is algemeen bekend en zal hier wel niet anders zijn. En het was er immers een van eigen bodem. Is sowieso van mij, zal iemand gedacht hebben.

Enfin, het zij zo, zette ik het verlies van me af. Het leven ging verder. In een lokaal ‘Brockenhaus’ had ik inmiddels een vervanger gevonden, eveneens van een goed merk en zo goed als nieuw. Zo goed als vol nu ook, dus vooruit, ten tweede male op naar het erfgoed en de gemsen.

Ik zag hem van veraf al liggen.

Dat wil zeggen, ik zag van veraf íets liggen. Iets roods. Een Colablikje, dacht ik eerst. Dat het mijn ouwe trouwe drinkfles was, zag ik pas toen ik er op het steile pad zowat met mijn neus bovenop hing. Hij lag half verscholen in het bermgras, net voor één van de her en der verspreide staande bomen, de favorieten van de bliksem. Een wonder, was mijn eerste gedachte. Of eigenlijk: een wonderlijk toeval, het atheïstische surrogaat. Dat hij daar nog lag. En dat ík hem weer vond. Om me meteen daarna te realiseren dat hij zonder dat ik het gemerkt had uit mijn hand moest zijn gevallen. Wat me nogal bizar voorkwam. Dat ik dat niet gemerkt had! Ik zal hem toch niet bewust…. om beter te kunnen rennen…. vroeg ik me af. Was ik zo bang geweest? Dat ik tot zo’n verraad… Maar nee, dat zou ik me beslist hebben herinnerd. Mijn geweten is rooms gebleven, het zou niet opgehouden hebben me eraan te herinneren. Kennelijk had ik hem zo geknepen dat ik mijn trouwe waterdrager paradoxaal genoeg uit mijn hand had laten vallen en nu had ik hem alsnog teruggevonden. Wat een wondermooi toeval!

Natuurlijk was er twee dagenlang geen mens voorbijgekomen, dat snapte ik ook wel, deze weg naar het Unesco-erfgoed nam niemand, wandelaars namen een kortere weg las ik later op hun blogs. De moderne mens neemt de gondel naar de nabije Weissenstein en wandelt of fietst er van daaruit naar toe. Jurasonseite heet het op de site van de Bettlachstock, wat zou je urenlang door bossen tegen een berg op gaan lopen.

En toch was het alsof hij op me had liggen wachten.


Bettlachstock