donderdag 31 oktober 2013

Schotel

In een rondschrijven aan kapitaalkrachtige geloofsgenoten, bedoeld om geld los te peuteren voor een op te richten protestantse kostschool, tot behoud van de plaatselijke hervormde gemeente, die bij gebrek aan zielen dreigde te kapseizen - in een onder andere aan de Maatschappij van Welstand gezonden bedelbrief dus, beweerde dominee Schotel over de stad zijner bediening, dat ‘de lucht er buitengewoon gezond is, zóó zelfs, dat toen alle naburige plaatsen door de cholera werden aangetast, deze stad alleen behouden bleef.’ Natuurlijk was hij bezig reclame te maken: als hij, Schotel, bij een dergelijk heilzaam klimaat ‘eene goede, regt christelijke opvoeding’ zou weten te voegen, ‘wat zou dan oorzaak kunnen zijn, dat het oog van ouders en voogden, niet even gunstig op deze stad als op zoo vele andere oorden in Noord-Brabant, waar zich instituten bevinden, zou nederzien!’ Niettemin ben ik geneigd de archieven bij gelegenheid eens af te vragen wanneer die uitbraak precies plaats had en of het klopt, dat die halt hield voor de poorten van zijn stad.
Ik heb ook het gevoel dat dominee refereert aan de bijbel, al wil ik daar nu even van af zijn.*


* Een heemkundige schrijft: 'Dominee Schotel was geen Brabander van geboorte (noch van harte overigens!)' Een ander waarschuwt dat in Schotels Tilburgsche avondstonden (Amsterdam, 1850) geen woord aan Tilburg is gewijd. Als het hem zou lukken de twaalf duizend gulden die hij dacht nodig te hebben bij elkaar te krijgen, dán, schreef dominee zelf, 'was het instituut gesticht, de gemeente behouden, de kaars niet van den kandelaar te Tilburg weggenomen.'

zondag 27 oktober 2013

Mantelzorg

Een dag of tien geleden ontmoette ik in het archief in Den Bosch mejuffrouw Maria Latenstein van Voorst, geboren op 31 oktober 1870 te Alkmaar. Bij toeval. Als Kipmulder en Bladel er niet bij hadden gestaan zou ik haar niet hebben gezien.
Ze woonde niet bij Kipmulder, zoals de stukken aanvankelijk deden geloven - ik zag haar al zitten, op een stoel in de zon voor Ten Vorsel 1 - maar bij Nieuwenhuizen in Hoogeloon. Kipmulder, die familie had nabij Amersfoort, Maria's vorige woonplaats, heeft waarschijnlijk alleen gefungeerd als tussenpersoon.
Maria was lichamelijk en geestelijk gehandicapt. Toen in 1893 haar ouders overleden en de nalatenschap moest worden verdeeld, verzocht haar familie de rechtbank in Den Bosch om haar onder curatele te stellen. Daartoe diende te worden vastgesteld dat Maria niet in staat was voor 'zich en hare goederen zorg te dragen'. Zo weet ik van haar bestaan: een driekoppige delegatie reisde naar Hoogeloon om naar haar te gaan informeren. De substituut-griffier maakte proces-verbaal op. Heden hebben wij ons begeven teneinde te horen en ondervragen curanda.
Er moet meer zijn. Een testament, meer processtukken. Maar mijn vakantie zit erop. Bovendien zou ik naar Den Haag en Alkmaar moeten en is het onzeker of dat iets substantieels oplevert. Ik betwijfel of het er nog van komt.* Ik zie haar nu zitten in de zon op het erf bij Nieuwenhuizen, opgepast door hun andere kostganger, de stokoude meneer Bonga, kwijlend en wauwelend, gebiologeerd door een passerende tor, tevreden.
Drie jaar later overleed ze. Ook de oude meneer Bonga overleed. En Nieuwenhuizen senior.

* Natuurlijk ga ik naar Den Haag en Alkmaar. Wat moet een mens anders.


zaterdag 26 oktober 2013

Boekhouden

In het verhaal Carrière meldt Frans Pointl zich bij mevrouw Cohen van het uitzendbureau:

'Kun je boekhouden?' vroeg ze. Daarin was ik op de ULO de grootste kluns, nooit heb ik er iets van begrepen. Als de boekhoudleraar mijn balansen zag, riep hij naar mij wijzend: 'Prima! Debet is de kant van het raam, credit de kant van de muur, ha! ha!'

Dat deed me denken aan de windrichtingen van meester van de Put. Die hing in zijn lokaal aan de betreffende muren de letters N, Z, O en W, Noord, Zuid, Oost en West. Ik ben hem daar nóg dankbaar voor. Waar ter wereld ik vandaag de dag ook ben, steeds weet ik dat het noorden daar is waar Casteren ligt, dat het oosten de kant op is van Duizel, het zuiden die van Dalem en dat ik het westen moet zoeken in de richting van Bladel.

dinsdag 22 oktober 2013

Heycop


Vier dingen hierover:
1.
Thans gebruikelyken weg: was een gebruikelijke frase op dat moment*. Lijkt er op te duiden dat er een tijd was, niet lang daarvoor, dat dat niet zo was, dat men met een rouwadvertentie in de courant familie en vrienden tekort deed. In dezelfde krant, op dezelfde dag:

  


2.
De afkeer van Brieven van Rouwbeklag was eveneens algemeen. Zie maar:




3. 
De persoonsvorm in de annonce van de weduwe Heycop had enkelvoud moeten zijn.
4. 
Cornelis van Heycop was misschien wel de vader van Cornelis van Heycop ten Ham, eermaals predikant te Veldhoven. Dat moet ik nog uitzoeken.


* 1801.

zondag 20 oktober 2013

Ten val gebracht

(..)
Met innig leedwezen zie ik my genoodzaakt omtrent dit huisgezin in veler opzigten ongunstig te berigten. Wel komt men getrouw ter kerke en de bywoning van ’t godsdienstig onderwys wordt ook niet verzuimd. Zoodat ik ook gaarne voor de twee jongste zonen elk een exempl van N.T. (..) zou ontvangen; maar er hebben hoogst ergerlyke voorvallen plaats gehad. Er was sedert een paar jaren eene dochter van den overledenen broeder der vrouw in huis. De ouste zoon wenschte dat meisje te trouwen, maar ziet, omstreeks ’t einde der maand Maart des vorigen jaars bleek ’t dat slechts een spoedig huwelyk bedreven kwaad eenigermate kon herstellen. Nog was hy by de Nat. Militie dienstplichtig. Het gelukte my echter door een verzoekschrift aan den Minister van Oorlog ondersteund door een officiers schryven aan den Secr. Gener. het verlof tot trouwen te bekomen, zoodat ’t huwelyk nog vóór de bevalling kon worden voltrokken. Tot dus verre wonen nu de jongelieden by X in, hetgeen wel eens tot ongenoegen aanleiding geeft met de andere kinderen, doch aan de andere zyde X weder ontheft van de noodzakelykheid om een knecht te nemen. – In ’t laatst des vorigen jaars openbaarde zich eene nieuwe nog veel grootere ergernis. – De oudste dochter woonde als meid by een jood hier ter plaatse en werdt ten val gebragt door den oudsten zoon van dezen jood. – Den 11 Maart ll. is zy bevallen van een zoon. Ik behoef u niet uitvoerig te schetsen, wat menigvuldige ergerlyke dorpspraatjes door de R.K. over die zaak zyn gehouden en nog blyft de moeder en ’t voorwerp der welverdiende verachting zoowel by R. als prot: Ik wensch, gedachtig aan ’t bekende spreekwoord ‘uit ’t oog uit ’t hart’ – de schuldigen van hier verwyderd te zien en heb daarom aan de ouders gezegd, dat ik drie maanden tyd gaf voor de eerste verzorging van ’t ongelukkige kind maar dan moesten zy zorgen dat zy eenen dienst voor haar gevonden hadden, of ik zou by de permanente commissie aanvraag doen tot opzegging van de huur. – Ik hoop van u te mogen vernemen (binnen kort s.v.p.) dat de permanente commissie deze maatregel goedkeurt, en er des noods gevolg aan zou geven. De ouders zyn toch vroeger wel eens gewaarschuwd, en er zyn bewyzen dat de schuldige dochter nog sterk aan haren verleider gehecht is, zoodat er by voortgezet verblyf herhaalde schandalen te vreezen zyn. Voor ’t overige moet ik zeggen dat X vooral en ook zyne vrouw veel lyden onder dit wangedrag der dochter en de opeenstapeling dier beide treurige voorvallen in één jaar, veroorzaakt dat hun betaling verschoven is tot den oogst. In dezen hoop ik dat de Perm: Commiss: geduld zal willen oefenen, want de landeryen worden goed bewerkt, vader en zoon zyn naarstig, de stal is thans beter voorzien, en ’t gezin telt thans met twee kostgangers dertien zielen. De tweede dochter is als dienstmeid ten mynen huize. – Daar dus ’t aanwezig personeel van ’t gezin elf zielen bedraagt en by de verwydering der veleider nog 10; zou ’t volslagen armoede ten gevolge hebben indien de huur, wegens wanbetaling in deze omstandigheden, voor één jaar: werd opgezegd. Iets anders is ’t wanneer de ouders niet zorgen voor de verwydering der dochter, dan tonen zy facto, onverschillig te zyn voor de schande, onze gemeente aangedaan tegen over ’t Roomsche publiek en dan zou ik ’t betwyfelen of dezulken wel verder de weldaden dezer Maatschappy mogten genieten, daar dit my van hooger belang schynt dan de geldquestie. (..)*


* BHIC, archief Mij van Welstand, ingekomen stukken

Van Rooij & Cie

’s Hertogenbosch 15 Januari 1894
Geeft eerbiedig te kennen:
De Vennootschap genaamd Actien Geselschaft für schrift giesserei und Machinenbau gevestigd en kantoor houdende te Offenbach a/M in Duitschland,
Dat zij van J.F. van Rooij, boekdrukker en koopman, wonende te Eindhoven en aldaar handelende onder de firma van Rooij & Cie, te vorderen heeft wegens aan dezen ten behoeve van diens beroep en handel verkochte en geleverde drukletters eene som van f 101,40, voor welk bedrag requestrante tegen den gerequestreerde heeft verkegen vonnis van het kantongerecht te Eindhoven dd. 12 Maart 1892, welk vonnis, hetwelk bij verstek is gewezen, op 14 November 1893, aan den gerequestreerde is beteekend met bevel om te betalen hoofdsom renten en kosten, gelijk daarin staat gespecificeerd en welk vonnis en exploit van beteekening hierbij wordt overgelgd.
Dat bedoelde van Rooij echter desondanks niet betaalt, en hem daartoe ook de middelen ontbreken.
Dat hieruit volgt dat gerequestreerde als koopman heeft opgehouden te betalen.
Redenen waarom requestrante eerbiedig verzoekt dat het Uwe Rechtbank moge behagen voormelden J.F. van Rooy boekdrukker & koopman, wonende te Eindhoven en aldaar handelende onder de firma van Rooy & Cie te verklaren in staat van faillissement en alle zoodanige maatregelen te nemen tot bewaring van den boedel te bevelen (..)



*


* BHIC, 24-1251

woensdag 16 oktober 2013

Mietje Voskamp

Vandaag las ik dit in een brief van de dominee van Bergeijk:

Een meisje van ruim zes jaren, was met een ouder zusje, zoo als gewoonlyk de koeijen gaan weiden. Nu bestaat hier algemeen de ongelukkige gewoonte, dat zulke kinderen, ter verwarming en vermaak tevens, eenig vuur in ’t weiland ontsteken. Dit geschiedde ook door deze kinderen met ’t treurig gevolg, dat de kleederen van ’t meisje in brand geraakten, en ’t kind in weerwil van spoedig aangesnelde hulp, zoo deerlyk gewond werdt dat het weinige uren later gestorven is.

Het had ook in de krant gestaan:


Het meisje heette Mietje Voskamp. Het gebeurde op twee oktober 1851.
Als ik het goed zie hebben ze op het gemeentehuis de datum bij de kostganger gezet.





maandag 14 oktober 2013

Bladel, den

Input voor het gemeenteverslag over 1857*:




* Hoogeloon, Hapert en Casteren. Wat opvalt is dat de jaartelling voor de maréchaussee begon op 1 april.

Lagemierde

Het hier volgend ministerieel besluit, in de maand september van het jaar 1857 bij verschillende gemeenten binnengekomen, nodigt ertoe uit de archieven nog wat harder uit te knijpen maar aangezien een reisje naar Den Haag er op korte termijn voor mij niet in zit, volsta ik ermee te veronderstellen, dat de in het besluit genoemde burgemeester-adressanten tot hun spijt geconstateerd zullen hebben, precies het tegenovergestelde bereikt te hebben van wat ze beoogden:

De Minister, nader gelet op een adres van de Burgemeesters der Gemeenten Hoogeloon c.a., Bladel c.a., Hooge mierde c.a. en Reusel, houdende verzoek dat, in het belang der dienst en van de veiligheid, de Postbode van den Broek na des avonds een uur te Lagemierde vertoefd te hebben, naar Vessem moge terugkeeren.
Gezien een rapport van den Inspecteur der Posterijen te Breda, dd 1 dezer, N 8095, ingevolge m:a. dd 29 July jl N 132.
Heeft goedgevonden en verstaan:
1 enz:
3. Den Adressant te doen opmerken dat, zooals de bodeloop thans is geregeld, de Postbode niet ten 7 ure, zoo als in hun adres wordt opgegeven, maar ten 5 ½ ure ’s avonds te Lage mierde aankomt en hun voorts te kennen te geven dat het uur van vertrek naar Vessem voor het vervolg is bepaald op 8 ure ’s avonds, zoodat de Ingezetenen van Lage mierde, in spoed vereischende gevallen, nog gelegenheid zullen hebben tot beantwoording der brieven die ten 5 ½ u. ’s avonds worden aangebragt, - welke gelegenheid de Minister vermeent dat, ook met het oog op de te Vessem aansluitende post op Eindhoven, door een vroeg vertrek uit Lagemierde niet mag worden weggenomen, - wordende overigens wat de onveiligheid van den weg betreft het er voor gehouden dat zulks wel hetzelfde zal blijven of de bodeloop des avonds dan wel in den vroegen morgen wordt uitgevoerd.*





* Ingekomen brieven adressant nummer 3 (Hoogeloon c.a.) 1857

J. Tersteeg

Al hadden wij nooit iets anders geschreven dan de gegevens waarmee wij ons belastingbiljet invullen, wij zouden er reeds een stuk autobiografie mee hebben voortgebracht, zowel wanneer wij onze opgaven naar waarheid indienden als in het tegenovergestelde geval. Schrijven is altijd zichzelf prijsgeven, zoals lezen steeds zichzelf hervinden betekent.
J. Tersteeg*, in Mensen en Boeken, op pagina 22. Daarna wordt het nogal taai. Vond hem in Stiphout, waar de boeken dit jaar 3,50 de kilo waren. Dat vond ik ook nogal taai.


* 1873-1953. Gerben Colmjon heeft over hem geschreven in een van de jaarboeken van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde (1954-1955). Moet een kleurrijk figuur geweest zijn: militair, kunsthandelaar, uitgever, cosmopoliet, literair dilettant. Schreef het allereerste, nu zeldzame boekenweekgeschenk

donderdag 10 oktober 2013

Hudibras

Philip Gibbs begon een loopbaan* bij de Londense uitgeverij Cassell and Company. Cassell zat aan La Belle Sauvage Yard ('it was on the site of an old inn of that name, called after little Pocahontas who was brought over from Virginia by Captain Smith in the reign of James I'), die niet zo ver verwijderd was van Holywell Street, waar Gibbs placht te lunchen en op zoek ging naar schatten in de antiquariaten ter plaatse. Collega Smith scoorde daar eens 'an old book for a shilling which he discovered to be highly valuable. It was a copy of Hudibras with the first-known illustrations of Hogarth when he was a goldsmith's apprentice. Not even the British Museum had a copy and Smith sold it for a large sum of money. It created a sensation among the connoisseurs in literary journals'.
Dat is deze geweest**:


Van die sensatie heb ik niks kunnen vinden.


* journalist vermoed ik. Ben nog maar net begonnen in het boek (The pageant of the Years, autobiografie, gevonden bij de scouts in Nuenen. Was daar pas op zondagmiddag. Dat soort boeken blijft altijd liggen. Tot ik kom). Ken hem niet goed. Dacht ook dat hij romans schreef en spionneerde. Zie wel. Ik spreek overigens van begin vorige eeuw
** eentje áls deze. Samuel Butler was de auteur

vrijdag 4 oktober 2013

Donders

Arrondissementsrechtbank Eindhoven, generale rol, nummer 587, de dato 1 juni 1853:

Laurent Grandmont-Donders, boekhandelaar, wonende te Luik, eischer bij exploit van den deurwaarder Willem Hendrik van Kelckhoven dd 14 april 1853, hebbende tot zijner procureur Egidius Martinus Jonckbloet, ter eenre,
contra
Antonie Vos, boekverkooper, wonende te Helmond, gedaagde bij opgemeld exploit en defaillant ter andere zijde.
De regtbank,
Gehoord den eischer in zijne conclusie,
Gezien de stukken;
Overwegende dat de eischer in facto poseert, dat hij van den gedaagde, wegens door hem aan denzelve op onderscheidene tijdstippen van de jaren 1848, 1849, 1850 & 1851, verkochte en geleverde boeken te vorderen heeft de som van vierhonderd vijf en veertig franken zeventien centimes, doende in Nederlandsch geld tweehonderd tien gulden vier en dertig centen, in de betaling van welke schuld, welke reeds voor lang had moeten geschied zijn, de gedaagde nalatig is gebleven;
Overwegende dat bereids in de teregtzitting dezer regtbank van den 25 april jl. tegen den gedaagde verstek is verleend, terwijl de conclusien des eischers der regtbank noch onregtmatig, noch ongegrond zijn voorgekomen, weshalve er termen zijn dezelve toetewijzen;
In naam des konings regt doende op het verleende verstek veroordeelt den gedaagde en defaillant bij lijfsdwang om aan den eischer ter zake voorschreven tegen quitantie op te leggen en te betalen de gelibelleerde som van tweehonderd tien gulden vier en dertig cents, met de wettige interesten sedert den dag der oproeping in regten en in de kosten van dit regtsgeding; verklaart tevens dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad
*, niettegenstaande verzet, mits borgtogt stellende of voldoende zekerheid aanwijzende, moetende de zekerheid binnen een termijn van acht dagen na het verzet zijn geschied en binnen eenen gelijken termijn van acht dagen van het stellen derzelve zijn aangenomen of betwist.

De Donders in Laurent Grandmont kwam van zijn vrouw, Nicole Catherine Marie.




* volgens tussenvoeging in de marge. Doorgehaald is: lijfsdwang. Al dit in: BHIC, archief arr. rechtb. Eindhoven, invnr. 82 

Aller boeken wijsheid

In de Navorscher van 1851 stelde de boekenliefhebber Ax. de volgende vraag...*

De “SAMARITANE OFTE SPIEGHEL DER GODTSVREESENTHEYT EN EERBAERHEYT Gedaan door FRANS BALTENSZ tot Dordrecht. Bij FRANS BALTENSZ boeckvercooper woonende bij de Nieu-Kerckstraet. Anno 1648”, is een vreemd boek, door niemand te begrijpen, hoe aandachtig men daarin ook leest. Kan iemand mij ook meer van dit zonderlinge werk vertellen, bijzonder hoe het ontstaan is, en of er ook eenige sleutel bestaat, door welken men eene betere lezing van dat geschrift kan bekomen. Ik hoop in DE NAVORSCHER die verklaring te vinden. Ax.

... en kreeg daarop van de boekenliefhebber P.N. ten antwoord**:

Frans Baltensz, de Samaritane (..) Ik heb ergens gelezen, ik weet niet regt meer waar, dat F. BALTENSZ, Boekverkooper te Dordrecht in 1648, een zeer dom, eigenwijs en hoogmoedig man was, die meende, omdat hij veel boeken verkocht, dat ook aller boeken
wijsheid in hem gevaren was. Zijn geestelijke hoogmoed liep zoo ver, dat hij een werkdadig aandeel nam in de kerkelijke geschillen, die in zijnen tijd het vaderland verscheurden. Eindelijk moet hij krankzinnig geworden zijn - geen ongewoon verschijnsel bij dat slag van menschen. - Zijn Samaritane had, toen de copie gereed was, tant soit peu slot en zin; men kon ten minste ‘s mans meening begrijpen, maar het geheele werk was zoo ergerlijk en aanstootelijk en bevatte onder den mantel der orthodoxie, zooveel grove uitvallen tegen kerk en staat, dat de magistraat hem de uitgave verbood. Maar - wat hij geschreven had, moest toch ter wereld komen, in spijt van dat verbod. Hij knipt alle woorden uit, soms drie, soms vier bij elkaar, en schudt al die snippers in een zak goed dooreen. Zonder één woord te verliezen voegt hij ze alle, maar naar gelang ze uit den zak te voorschijn komen, weder naast elkaar en geeft zóó zijn boek in het licht. De oplage moet vrij groot zijn geweest, want thans nog is het werk niet zeldzaam.
P.N.


* p. 90
** p. 152

donderdag 3 oktober 2013

Omkeren

De schoolopziener aan het College:

Eindhoven, 14 april 1862
Aan Burgemeesters en Wethouders van Hoogeloon
Ik vind my verpligt by UEa. aan te dringen op het onverwyld doen omkeren van eenen muur der onderwyzerswoning te Hapert. Volgens berigt van deskundigen, dreigt die muur in te storten. Ten einde, in geval van ongeluk, te kunnen bewyzen, dat ik gedaan heb wat ik kon, verzoek ik UEa. my den ontvang van dezen te berigten.
De districts-schoolopziener.
J.P. van Blarkom



Da's nog eens druk zetten!
Iets meer dan honderd jaar later viel er overigens wel een muur om. Ik herinner me dat nog.

woensdag 2 oktober 2013

5 gulden 42

In 1852 liep ambtenaar van de Burgerlijke Stand te Bladel, Peter Johannes Rooyakkers, een bekeuring op van f 5,42 (zegge: vijf gulden en tweeënveertig cent) vanwege dit hier:

De Regtbank
Gezien de stukken
Gehoord den officier van Justitie in zijne conclusie strekkende tot verwijzing van den gedaagde bij verstek in eene geldboete van twee honderd gulden en in de kosten
Overwegende dat uit de ten processe overgeleijde hierna genoemde registers en mitsdien door wettige bewijsmiddelen wettig en overtuigend gebleken is, dat de gedaagde in zijne hoedanigheid voornoemd, eene kantschrijving bij de acte sub No 1 ingeschrevenen in het register van geboorten en eene kantschrijving bij de acte sub No 8 ingeschrevenen in het register van huwelijken over 1852 niet heeft geteekend en door partijen die de acten onderteekend hebben niet heeft laten teekenen en goedkeuren in strijd met de artt. 1 en 27 Burg. Wetb. luidende
art. 1b De acten zullen achter elkander in de registers worden ingeschreven zonder dat eenig wit vak tusschen beide zal mogen worden open gelaten
Al het geen mogt worden doorgehaald, tusschen beide of op den kant geschreven, zal moeten worden goedgekeurd, en, evenals de acte zelve geteekend worden, zullende niets bij verkorting of met cijfers mogen worden uitgedrukt
art 27 alinea 3. Ingeval van overtreding tegen de voorschriften van dezen titel begaan, kunnen die ambtenaren en bewaarders voor zooverre daartegen niet bij het wetboek van strafregt is voorzien, door de arrondissements regtbank worden verwezen in eene geldboete, niet te boven gaande de som van honderd gulden
Gezien mede artikel 854 Wetb. van Burgerlijke regtsvordering In naam des Konings regtdoende op het verleende verstek verwijst den gedaagde en defaillant in eene geldboete van twee gulden en in de kosten der procedure geliquideerd op drie gulden twee en veertig cents.


In de geboorteacte (een jongen, Evert Daneels, 7 januari*) staat een correctie, evenwel mét de door de wet vereiste signaturen. Dat zal dan wel later gebeurd zijn. Aan de huwelijksacte (Jacobus van Bijsterveld met Catharina van Steensel op 21 augustus) is niks te zien. Als hij de betrokkenen ook in dit geval pas na gerechtelijke correctie heeft laten tekenen moet hij toch wel een hele erge off-day hebben gehad. Had misschien iets met een wit vak te maken.
De boete had ook f 203,45 (zegge: enfin) kunnen zijn. Als ik het goed begrijp had de Officier van Justitie dat zelfs geëist. Dat was een jaarsalaris geweest.
Omissies als deze overkwamen ambtenaren van de BS overigens geregeld.**

* alleen in PDF, welke hier niet oploodbaar
** blijkens archief arrondissementsrechtbank Eindhoven (BHIC), invnr. 82

dinsdag 1 oktober 2013

Geschiedkundig woordenboek van Mannen en Vrouwen

Jacobus Josephus Arkesteijn, medio negentiende eeuw de senior binnen de Bossche uitgeverij en drukkerij J.J. Arkesteijn & Zoon, uitgever van de locale krant en allerlei katholieks, werd tegen het eind van zijn leven krankzinnig. Dat is de meest opzienbarende conclusie die te trekken valt uit een brief van de Gouverneur van Noord-Brabant aan de Staatsraad, Directeur van het Kabinet des Konings* en zo heel opzienbarend is die conclusie niet want hoe veel liever ik ook met een ras-krankzinnige te doen heb (en hoeveel moeite het me ook gekost heeft om het concept/archiefexemplaar te ontcijferen), het is waarschijnlijk dat HEdGestr hier domweg ‘dement’ bedoelt (‘is in eenen staat van krankzinnigheid vervallen’).
De gouverneur schreef dit omdat Arkestijn Zoon in 1849 Zijne gloedjenieuwe Majesteit Willem II had verzocht om hem de orde van de 'Eiken Kroon' toe te kennen**, om reden van het voltooien van de uitgave van het Woordenboek van Mannen en Vrouwen, naar het Fransch van de abt Francois Xavier de Feller, waarvan hij alle 25 delen mee opgezonden had naar Den Haag. Arkesteijn bedoelde dit:


Die 25 delen waren al bezig te verschijnen sedert mensenheugenis*** (in het eerste deel is van vrouwen nog geen sprake!), conform het volgende schema:

Deel 1. A-Ale (1828)
Deel 2. Alf-Aty (1829)
Deel 3. Aub-Bei (1829)
Deel 4. Bek-Bon (1830)
Deel 5. Boo-Bzo (1830)
Deel 6. Caa-Cha (1831)
Deel 7. Cha-Cra (1831)
Deel 8. Cre-Dum (1831
Deel 10. Fer-Gee (1832)
Deel 9. Dun-Fer (1832)
Deel 11. Gee-Hal (1833)
Deel 12. Ham-Izd (1833)
Deel 13. Jac-Lab (1834)
Deel 14. Lac-Loc (1835)
Deel 15. Lod-Map (1836)
Deel 16. Mar-Miz (1837)
Deel 17. Moa-Niz (1838)
Deel 18. Noa-Paz (1839)
Deel 19. Pea-Plu (1840)
Deel 20. Poc-Raz (1841)
Deel 21. Re-Roz (1842)
Deel 22. Rua-Ser (1845)
Deel 23. Ses-Top (1847)
Deel 24. Tor-Vul (1848)
Deel 25. Waa-Zyr (1848)

Arkesteijn junior kon fluiten naar zijn Eiken Kroon: ‘zeer vertrouwelyke informatie hebben my den adressant als een jongeling voorgesteld, op wiens gedrag en levenswijze vrij veel kan worden aangemerkt’, al gaf HEdGestr ruiterlijk toe dat de 25 delen ervan getuigden dat A. ‘zijne tak van nijverheid ijverig ter harte neemt’. De Majesteit antwoordde van die industrie met ‘belangstelling en genoegen’ kennis te hebben genomen en zond, met voorbijgaan aan het verzoek om de Eiken Kroon, alle 25 delen weerom.****


* achtereenvolgens Anton Joseph Lambert Borret en A.G.A. ridder van Rappard. Brief in: BHIC, archief Provinciaal Bestuur, invnr 4700
** orde van de Eikenkroon; sinds 1841














*** in het Frans helemaal: al sinds 1781 en groeide maar en groeide maar, ook nog na de dood van de abt in 1802
**** in 1851 verschenen nog twee supplementen (A-L en M-Z)