zaterdag 29 oktober 2016

De Geldersen

De hele week druk geweest met het jaarboek. U dacht al, houdt-ie er al weer mee op? Correcties, correcties op de correcties en daar de correcties op. Alle avonden mee bezig geweest. Ik ken het hele boek zowat van buiten nu. Daarnet de laatste weggedaan. Nu de advertenties nog. Die hebben hun draai nog niet gevonden om het in verhuistermen te zeggen.

Donderdag was ik er even tussenuit voor een lezing van de heer Harrie Jenniskens, hier om de hoek in Den Herd. Zijn onderwerp: de komst van de Geldersen naar Bladel aan het begin van de twintigste eeuw. U weet het allicht niet maar tussen 1911 en 1920 kwam er een opmerkelijk groot aantal boeren uit Gelderland (uit de streek de Liemers) naar Bladel. De Geldersche Hoeve aan de Akkerweg herinnert daar nog aan. Ze hadden namen als Sliepenbeek, Tenbült en Schenning, nog altijd bekende namen in Bladel en de zaal zat er vol mee. Dat was meteen ook een beetje het probleem met deze lezing: het publiek was deskundiger dan de deskundige. Jenniskens gaat er niettemin een artikel over schrijven, dat ik hier al wel even samen kan vatten.

Vanaf het jaar 1878 raakte de landbouw in een crisis, veroorzaakt door grootscheepse import van graan uit Amerika. De prijzen daalden en daarmee de inkomsten, armoe, honger, u kent het, na het loslaten van de quota zie je het vandaag de dag ook in de melkveehouderij. Er heeft zich toen - langzaam - een ommekeer voorgedaan in de landbouw: voor die tijd stond de (kleinschalige) veeteelt in dienst van de gewassenteelt: het vee leverde de mest, de eindproducten waren graan, aardappelen. Na die tijd kwam de gewassenteelt in dienst te staan van de veeteelt en werden de eindproducten vlees, melk, kaas, eieren. Ik wist dat niet! Ik heb het wel eens vermoed bij het lezen van de inspectieverslagen van Welstand uit die tijd maar donderdag hoorde ik het voor het eerst zoo expliciet. En ik was niet de enige die het niet wist: hier in Brabant wisten we het ook niet. Toen. En in 1911 nog steeds niet. In de Liemers wel. Bovendien was de woeste grond daar op. Er viel niks meer te ontginnen. De rek was eruit. Hier was nog heide in overvloed, we waren nog maar net begonnen met ontginnen. De Sliepenbeken en de Schenningen kregen daar lucht van en trokken naar hier. Zo zat het. Ze kwamen naar hier en bouwden de eerste megastallen, tot verbijstering (toen nog) van de inheemsen. Je* zou eens moeten onderzoeken in hoeverre wij hier in de Kempen onze welvaart te danken hebben aan allochtonen. Het thema komt ook nog even aan de orde in het notulenstuk in het jaarboek. Ook technologisch waren ze wat verder in de Liemers. Ze waren al bekend met landbouwmachines. Wat dat betreft ben ik een kind van mijn streek: gisteren heb ik een fiets gekocht, een van de laatste vier zonder elektrische motor.


* jaja, ik

zondag 23 oktober 2016

Belastingproof

Over het jaarboek ben ik niet tevreden. Laat ik er geen doekjes om winden. Er staan een paar goeie artikelen in, zeker, niet in de laatste plaats de twee van mezelf maar er staan er meer in die het belastinggeld dat nodig is om ze te drukken eigenlijk niet waard zijn. We zijn er te laat aan begonnen, zei Broer onlangs, toen hij voor de zoveelste keer aankondigde dat hij er om de zoveelste gezondheidsreden mee gaat stoppen ('Hugo, ik heb een lekkende hartklep. Daar ga je niet dood van, heel veel mensen hebben een lekkende hartklep maar ik moet wel uitkijken, zeggen ze in het ziekenhuis.' 'Broer zeg ik, ik weet er alles van en ik kan er nie eens mee naar het ziekenhuis') en hij heeft gelijk, we zijn er inderdaad te laat aan begonnen. Want hoewel ik er altijd van overtuigd ben geweest dat ik in een maand tijd, ook als die maand september is, makkelijk 200 pagina's met lokale historie kan volpennen, denk ik nu toch ook dat als die 200 pagina's belastingproof moeten zijn, ik er de dag na sinterklaas al aan moet beginnen, zo niet eerder. En dat is precies wat ik volgend jaar ga doen. Nog deze week haal ik bij de concurrent in Eersel het Intergemeentelijk Structuurplan 1972 en duik ik het gemeentearchief van Hoogeloon c.a. in om me te verdiepen in het Hapertse onderwijs in de beginjaren '70 van de vorige eeuw, toen het er behoorlijk spende. Dat laatste ter voorbereiding op een interview met meester Van Dommelen, het toenmalig hoofd van de jongensschool. En voor kerst heb ik de notulen-'73 op foto! Daarvoor ben ik naar hier verhuisd en dat ga ik doen. Ik ben nu 54, ik heb nog dertig jaar te gaan, als ik ophoud met TV-kijken en verliefd te wezen kunnen het nog mooie jaren worden.
En denk erom lezer: vanaf woensdag 23 november is het jaarboek verkrijgbaar bij de VVV en de Papierelier in Bladel, de Novy in Hapert, bij de heemkamer aan de Bleijenhoek 57 in Bladel en anders bij mij in Bladel. Dat het niet het beste boek allertijden is, is voor Jou geen excuus vriend! Het consumentenvertrouwen en de huizenprijzen zijn hoger dan in 2008, net voor de crisis uitbrak, dus je trekt de portemonnaie maar weer!

Bestellen is zinloos

In de drieëntwintigste brief aan Gelya, gedateerd 14 juni 2013 legt Ilja Leonard Pfeijffer uit waarom ik zo'n hekel heb aan het radioprogramma De Taalstaat. Ik verwijs daar maar even naar, dan hoef ik het zelf niet te doen. Vroeger, toen ik nog boekhandelaar was - een carrière die is geëindigd op vrijdag 14 oktober jongstleden met de verkoop van een boek over de filosoof Descartes, niet omdat het mijn laatste was, verre van dat, er zijn nog tientallen dozen naar de kringloop gegaan, de christelijk-idealistische aan de Genneperweg in de stad die ik heb verlaten; zelfs kunt U tot 1 december nog boeken bij me bestellen al is dat zinloos want ik heb ze niet meer en deze hier en nu is de enige mededeling die ik daarvan doe - vroeger dus, toen ik nog boekhandelde en op zaterdagochtend uit inkopen ging, had je dat onzalige programma niet. In die tijd zat er het programma Kamerbreed, een praatprogramma vol politici aan wie je je heerlijk, op een opbouwende manier zal ik maar zeggen, kon ergeren. Aan De Taalstaat erger ik me kapot.
Ilja Leonard Pfeijffer dus, Brieven uit Genua, drieëntwintigste brief, pagina 238 en verder. Bij mij niet meer te koop.

Never waste a good crisis

Vanochtend voor het eerst in drie maanden weer eens in slaap gevallen op de bank bij het lezen van een goed boek: Ilja Leonard Pfeijffer. Niet dat ik drie maanden lang alleen maar wakkere boeken heb liggen lezen en dat de brieven van Ilja Leonard slaapverwekkend zouden zijn. Natuurlijk niet. Dat is het niet. Aan Ilja Leonard ligt het niet. Het zit anders. Feit is dat ik drie maanden lang helemaal niks heb gelezen, op de bank niet en nergens niet. Ergens in mei ben ik aan de brieven begonnen. Daarna hebben ze steeds op mijn nachtkastje gelegen, potdicht, in een steeds leger rakende slaapkamer.
Waar dat aan lag? Moet ik dat nog zeggen? Aan de verhuizing dacht U? Welnee. Wat weerhoudt een man ervan om te lezen? Een vrouw natuurlijk. Ofwel omdat hij ermee getrouwd is, ofwel omdat-ie er verliefd op is. In mijn geval is het het laatste. Volstrekt tegen mijn principes (meer nog dan tegen het advies van de Consumentenbond en 's rijks regels voor goed burgerschap) ben ik verliefd geworden. Stapel ben ik! Kunt U het zich voorstellen? 54 jaar. Als ik honderd meter hardloop, breken mijn benen af bij mijn knieën.
Morgen zie ik 'r weer (het gaat om een collega, ook dat nog! hoe haal ik het in mijn hart), na een week van pendelen tussen Eindhoven en Bladel. Ik moet zeggen dat het wel wat minder is nu. De stress van zo'n verhuizing helpt wel wat tegen de liefde. Never waste a good crisis.
Maar ik hou mijn hart vast voor morgenvroeg.


vrijdag 21 oktober 2016

Buitenlanders

Toen ik woensdagavond over de A67 naar huis reed (Bladel) stond er boven België van de grond af een massief wolkendek tot een paar keer de hoogte van de bomen (Pan). In het licht van de vallende avond was het net of we met zijn allen door het Zwitserse laagland reden, op weg naar de bergen in de verte. Het was bizar. Hapert 1200 meter heette het maar er had net zo goed Thun 1200 meter kunnen staan. We waren onszelf niet. We leken wel buitenlanders met onze gele nummerborden.

Hervatting

En nu dan in Bladel. Eindelijk in Bladel. In de troep, zoals wij zeggen. Zoveel weggedaan en dan toch nog genoeg overhouden om niks te kunnen vinden. Ik schrijf deze op de achterkant van de afrekening van de notaris met een Ikea-potloodje dat ik van de week heb meegegrist.
Níet meegegrist op deze langverbeide dag-van-overdracht heb ik de heilige Jozef. Hij steekt daar nog op zijn kop in de pot. Zoveel knopen gelegd van de week in mijn mentale zakdoek en hem dan toch nog vergeten. Ik zal de kopers maar even mailen voor Zijne Heiligheid het huis opnieuw verkoopt.