zaterdag 19 november 2016

Waar staat je auto?

- Mijn auto?
- Je bent toch met de auto? Met dit weer?
- Ja.
- Waar heb je hem geparkeerd dan?
- Je bent al de zoveelste die me dat vraagt, in de paar weken dat ik in Bladel woon. En je vraagt het me voor de derde keer.
- Misschien sta je steeds ergens anders.
- Daar heb je een punt. En ja, ik sta in Knegsel.
- In Knegsel? Je maakt een grapje.
- Nee hoor. Iets wat ik las. Niet het doel is wat telt, het is de reis ernaartoe. De reis eigenlijk, zonder dat 'ernaartoe'. Arriveren is niet vereist. Maar ik ben toch gekomen. Je verwachtte me.
- Hoe ben je dan hier?
- Met de auto.
- Nee, ik bedoel vanuit Knegsel.
- Te voet.
- Te voet? Dat meen je niet.
- Jazeker. Knegsel, Oerle, Veldhoven. Korter kan niet. Ik had targets vandaag.
- Je houdt me voor de gek.
- Ja, klopt.
- Waar staat je auto?
- Best ver nog.
- Waar dan?
- Waarom wil je dat weten?
- Misschien weet ik een betere plek.
- Ik wil geen betere plek.
- Tuurlijk wel. Hoe kun je dat nou zeggen?
- Ik heb vijf zegels van de pannenactie van de Albert Heijn. Als ik ze je geef, hou je er dan over op?
- Onmiddellijk.
- Asjeblief.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten