vrijdag 25 november 2011

Willem van den Berg

Op 5 oktober 1848, ’s avonds na de kermis, wordt in Hapert, in de buurt van zijn woning, het lichaam gevonden van de 25-jarige Peter Rademakers. Hij is, schrijft burgemeester Jansen de volgende dag aan de gouverneur van Brabant, ‘moordadig’ om het leven gebracht. De moordenaar heeft hem de schedel ingeslagen.


Al snel komt vast te staan dat de moord is gepleegd door Willem van den Berg, eveneens 25 jaar oud en eveneens woonachtig te Hapert. Van den Berg blijkt al een jaar lang, sinds de kermis van 1847, een wrok te koesteren tegen Rademakers. Indertijd kregen ze ruzie om een meisje en Rademakers had van den Berg uitgedaagd tot een gevecht, maar die had dat niet aangedurfd, omdat Rademakers sterker was dan hij. Nu, ‘in de herberg van zekere Baijens’, krijgen ze opnieuw ruzie, een ‘woordentwist’ heet het in de stukken, ‘van weinig belang en van korten duur.’ Niemand zoekt er wat achter. De twee lijken zich te verzoenen, ze drinken samen en gaan, met vier anderen nog naar het huis van van den Berg.


Als het gezelschap vertrokken is, sluipt van den Berg door de achterdeur naar buiten en wacht Rademakers op, verscholen in een heg. Omdat de vier anderen op Dalem wonen, weet hij dat Rademakers alleen zal zijn. Hij slaat hem met een knuppel in het ‘aangezigt’ . Als het slachtoffer al op de grond ligt, brengt hij hem nog eens verschillende slagen toe, neemt hem zijn horloge en zijn geld af en maakt zich uit de voeten.
Na verhoor door de Bladelse marechaussée bekent van den Berg, zij het dat hij verklaart Rademakers alleen maar een ‘duchtig pak slagen’ te hebben willen geven en het horloge en het geld alleen te hebben gestolen om het een roofmoord te laten lijken en de verdenking van zich af te wenden. Hij is een zoon van welgestelde ouders, waarvan bekend is dat hij het niet nodig heeft uit stelen te gaan. Justitie echter legt hem moord met voorbedachten rade ten laste en de rechter acht hem schuldig. Op 4 januari 1849 wordt hij door het Provinciaal Gerechtshof in Den Bosch ter dood veroordeeld.
De president van het hof, zo meldt het Algemeen Handelsblad, ‘rigtte na de uitspraak van het vonnis, het woord tot den veroordeelde, bragt hem (..) het afschuwelijke zijner misdaad onder het oog, spoorde hem aan tot berouw, raadde hem zich tot den dood te bereiden, aangezien voor hem weinig hoop bestond, om lijfsgenade te verkrijgen.’
Niettemin dient vader Hendrik van den Berg, gesteund door ‘vele ingezetenen’, een gratieverzoek in. De Hoge Raad der Nederlanden, het college dat de Minister van Justitie ter zake van gratieverzoeken asdviseert, is verdeeld: de meerderheid houdt het er op dat van de nBerg de moord op Rademakers inderdaad met voorbedachten rade heeft gepleegd en dat het verzoek van vader van den Berg moet worden afgewezen, een minderheid meent dat van den Berg tijdens zijn daad is overmand door gevoelens van haat en jaloezie en niet het opzettelijke voornemen heeft gehad het slachtoffer te vermoorden. Die mening is ook de Minister zelf toegedaan, die er in zijn schrijven aan de koning bovendien op wijst dat van den Berg zijn ‘gruweldaad’ steeds heeft berouwd en de ouders van Rademakers om vergeving heeft gevraagd. Hij stelt Zijne Majesteit voor om de doodstraf om te zetten in twintig jaar tuchthuisstraf.


Op 19 mei 1849 besluit deze aldus.


Willem van den Berg wordt overgebracht naar de strafgevangenis in Woerden en overlijdt daar op 27 februari 1854.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten