Dat was niet alles: de gouverneur waarschuwde ‘een ieder, die met de deserteurs in eenige betrekking mogten staan , en voornamelijk de ouders en bloedverwanten, welke de meeste der gedeserteerde miliciens uit deze provincie tot die desertie aangespoord en verleid hebben, om de meest spoedige terugkeer der gedeserteerden naar hunne corpsen te bevorderen; wordende tevens aan de ouders en bloedverwanten van die deserteurs, èn aan degenen, die aan een deserteur huisvesting of schuilplaats mogten verleend hebben, te kennen gegeven, dat zij door militaire inlegering zullen gestraft worden, indien de deserteurs zich op den 10 januarij aanstaande niet mogten hebben aangegeven, en zulks voor zoo lang, als dezelven van hunne corpsen zullen verwijderd blijven; zullende hierin zonder de minste oogluiking of toegevendheid worden te werk gegaan’.**
Twee jaar later*** overkwam ‘de bedreigde inlegering’ de weduwe Peeters in Hoogeloon. Afhankelijk – zo kreeg de burgemeester te horen – van haar ‘gegoedheid’ zou zij ‘ten minste vier en hoogstens acht manschappen’ in huis krijgen, ‘tot dat de Deserteur die tot hare familie behoort, van zijne desertie zal teruggekeerd zijn’. Schadeloosstelling uitgesloten. Wel was het zo, dat mocht de gedeserteerde zoon zich binnen drie weken na aanvang van de verplichte inlegering alsnog melden, hij straffeloos zou worden ingedeeld bij een door hogerhand te bepalen onderdeel.
* En die ik eerlijk gezegd zo snel niet heb kunnen vinden
** Ik heb dit allemaal uit de krant: Noord-Brabander, eerste kerstdag. Dat het niet altijd even leuk was om burgemeester te zijn, moge het slot van excellenties proclamatie aantonen. Men herinnere zich, dat we net een tiendaagse veldtocht tegen de Belgen achter de rug hadden en formeel nog met ze in oorlog waren. Er zullen er nogal wat gegromd hebben om edelgestrenges boodschap
***18 februari 1832; archief gemeente Hoogeloon 1811-1932, invnr. 362
Geen opmerkingen:
Een reactie posten