Soms helpt het om op te ruimen. Al vaak heb ik het betreurd ("Ik had toch een boek over dat onderwerp? Jeetje, heb ik dat ook al weggedaan? Wat heeft me toch bezield?") maar af en toe stoot ik hier in Bladel op een boek dat ik in Eindhoven nooit heb opgemerkt en nooit zou hebben opgemerkt als ik het bos eromheen niet had gekapt. Boeken die uiteindelijk aan mijn erfgenamen zouden zijn toegevallen en via hen aan de Jacobushoeve en de vergetelheid.
Zo ging het met dit boek: Onderzoek naar de dialectgrenzen in Noord-Brabant, een "academisch proefschrift" uit 1937.
De promovendus heeft het uitgegeven in eigen beheer. Voor marokijnleren banden zal het geld wel ontbroken hebben dus het is een onooglijke paperback in poepkleur geworden. Mijn exemplaar is nog scheefgelezen ook, heeft leesvouwen in de rug en scheurtjes in de kaft.
Het mag dan niet opvallen en een tikkeltje beduimeld zijn, het is een prachtboek met een schat aan informatie. Tot de mooiste vondsten op rommel- en boekenmarkten behoren ongetwijfeld oude proefschriften. Altijd kopen mensen! en nooit weggooien, in wat voor miserabele staat ze ook verkeren en wat voor onwereldse en schijnbaar verzonken indruk ze ook maken. Bent U getrouwd, plak er een post-it op met de instructie "niet weggooien!" of timmer desnoods een hele niet-weggooienboekenkast apart. U bent druk natuurlijk, jaja, ik ook, ik weet het genôg, werk werk werk, dus u zult ze misschien niet meteen gaan lezen uw oude proefschriften en misschien wel nooit en ze om die reden niet eens aanschaffen, ook niet voor die ene euro (want duur kosten ze niet!), ze verdwijnen toch maar in de boekenkast, we leven in de eenentwintigste eeuw nietwaar, het is geen 1937 meer, we zijn met zijn allen enorm in de versnelling geschoten, ik weet het genôg; maar het zou ook zomaar kunnen dat u op een regenachtige achtermiddag zo'n door uzelf en de wereld vergeten proefschrift openslaat om er wat in te bladeren en uw lectuur pas staakt als u merkt dat het donker is geworden en te laat voor de weekboodschappen zodat er niks anders opzit dan friet te gaan halen. En dat, kan ik u verzekeren, zijn de meest bevredigende avondmalen!
Enfin, u zult het wel uit uw hoofd laten, ik kan lullen als Brugman. Het zij zo. Dan mijn blog maar blijven lezen. Kost u hooguit een minuut of vijf.
Auteur van mijn Brabantse dialectgeografie is Antonius Angelus Weijnen (1909-2008). Professor Buijnsters zei altijd: Neerlandici en bibliofielen worden stokoud. Antonius Angelus is het zoveelste bewijs.
Hij is ook niet zomaar iemand, de vader van de Nederlandse dialectologie namelijk en oprichter van de Nijmeegse Centrale voor Dialect- en Naamkunde. En hij was betrokken bij Bij wijze van spreken, het radioprogramma van Omroep Brabant dat handelde over het dialect. Dat vind ik dan wel weer jammer. Het zou veel romantischer zijn geweest als de auteur jong gestorven was of zijn leven gesleten zou hebben op een afdeling Burgerzaken in een grensgemeente in Overijssel. Of zoiets.
Niets van dat al. Antonius Angelus is vlijtig gebleven en heeft met het dialect zijn brood verdiend. Ik ben van plan om een tijdje met hem op te trekken. Met lange intervals ongetwijfeld, Pasen en vrije dagen gaan voorbij, u weet het genôg, dinsdag zitten u en ik weer volop in de waan van de dag maar als ik de tijd kan vinden loop ik de komende tijd even bij hem binnen.