zondag 30 april 2017

Finis terrae

Mijn broer is een globetrotter. In zijn woonkamer hangt een wereldkaart die vol zit met spelden, overal waar hij geweest is één. Gisteravond vertelde hij dat zijn vriendin en hij binnenkort naar Noorwegen gaan, helemaal bovenin, daar zat nog niks. 
Aanvankelijk nam ik zijn plannen voor kennisgeving aan maar toen ik vanochtend wakker werd, sloeg de schrik me om het hart: wat als de kaart vol is? Wat als je overal geweest bent? Wat als de wereld te klein geworden is? Verder reizen kan niet, nieuwe doelen stellen kan niet. Wie speelt met de wereld speelt met vuur.
Gelukkig maken daglicht, koffie en de waan van de dag korte metten met dat soort waanideeën. Buiten schijnt de zon. Ik denk dat ik maar eens naar Postel fiets vandaag.


dinsdag 25 april 2017

Geheugen

Het is zaterdagavond rond een uur of elf, de detective is net afgelopen, ik schenk mijn derde glas wijn in en begin wat te zappen als mijn oog valt op de externe harde schijf van Leo Spanjers met de foto's van de notariële archieven. Als ik die eens ging bekijken, denk ik, dat ding ligt er al een half jaar, alleen maar even bekijken, beetje bladeren, beetje rondneuzen, niks moeilijks. En ik pak mijn glas op, neem plaats achter de pc en zoek de jaargang 1854, waarom weet ik niet eens meer (Facebook? 1854?). Ik loop er snel even doorheen, hier een Vosters, daar een Pannekoek (Hendrina, boeiend geval, oude vrijster, niet van hier, iets voor later), totdat ik denk, misschien moest ik de leuke alvast maar eens markeren, wie weet wanneer ik weer eens tijd heb en als ik het nu niet doe komt het er nooit meer van. Ik zie wel hoe ver ik kom.
En zo wordt het vijf uur in de ochtend. Fles leeg, drie schrijfblokvellen propvol.
Middenin de nacht (kunnen ze zien! Wat is dat voor mafkees?!) reserveer ik de originelen voor de dinsdag erop want natuurlijk ben ik toch gaan transcriberen (het is zo rustgevend, ik snap die monniken wel) en Leo zat met zijn hand voor een van de foto's, krek boven een belangrijke passage. Gauw even tussen de middag, neem ik me voor.
Natuurlijk vergeet ik dat en schiet het me pas om tien over vier te binnen dus gauw mijn jas aan en ernaartoe.  Onderweg probeer ik al te bedenken welke akte het ook weer was. Ik had er twee gedaan, de ene betrof de Michaëls (verkoop van Ten Vorsel aan Welstand) en de andere... de andere... het was nummer 64 of 67, een verso-pagina, onderaan, een passage met veel a's. Gelukkig staat de doos er nog. Ik sla het pak op bij akte 64 en dat is inderdaad die van de Michaëls alleen zie ik op de enige verso-pagina onderaan maar hier en daar een a dus het moet de andere geweest zijn. Die had ik eerst gedaan, ik was achteraan begonnen en het was meteen raak geweest dus het moet ergens helemaal achteraan zijn. Ik kiep het hele pak om en inderdaad, bij de derdelaatste is het raak, ik herken de naam, Thomas Anderegg (de dokter), verschenen bij Meijer als lid van De Harmonie teneinde de verhuur te formaliseren van een lokaal aan de Markt aan ene Sleddens. Ik herinner het me weer, ik hoef de akte niet eens te lezen. Links onderaan a's te over.
Het is een vorm van geheugentraining. Door me in de steek te laten, herinnert mijn geheugen me eraan dat het getraind moet worden.
Best waardeloos eigenlijk. Als ik het bonneke nog had, ging ik ermee terug.

Boekbezinapp

Voor wie net als ik niet graag between books is en anders dan ik lid is van een bibliotheek en niet het risico wil lopen pardoes in exotische sferen of onder andersdenkenden te belanden, is WelkBoek misschien iets. Klik op de link achter "Webadres" en bezin eer ge begint.

maandag 24 april 2017

Waarom ik niet date

Lees Botho Strauss nu, Paren, passanten, een paar dagen al. Moet me er iedere keer toe zetten, iedere keer een drempeltje over. Hij ligt op de grond hier, als ze niet in de boekenkast staan, liggen ze allemaal op de grond hier en voor ik hem oppak, overweeg ik steeds even om in een ander boek te beginnen of in de Volkskrant van afgelopen zaterdag die nog ingepakt op de leuning van de bank ligt. Of in de Uitstraling, die daar al twee weken ligt en me in ieder geval niet de hele avond zou kosten.
Een drempel dus. Paren, passanten is een onzalige aaneenschakeling van ingedikt-ongenadige anekdotes en overpeinzingen. Als deze: "Met wie we ook optrekken, er komt een moment dat we de ander kennen. (Oef, hier had ik al kunnen stoppen) We verbazen ons erover hoe toch die ander (nooit wij zelf) zich in al zijn trekken steeds automatischer gedraagt. Zijn wezen kunnen we in zijn geheel vanuit deze nabijheid niet meer onderscheiden (hè, wat?), maar des te duidelijker zien we nu het netwerk van driften en remmingen, van motieven en schijnmotieven, want met de jaren schemert het inwendig stelsel onbarmhartig door. We kijken er met enige terughoudendheid naar en denken zonder mededogen: weinig omhulsel en huid heeft die nog te vertonen, nauwelijks nog tekenen van de gratuite verschijning, waar blijft het verrassende en het autonome handelen? De wirwar van draden van de psycho-pop, niet weinig gelijkend op de man met de zeis, is van onder de eerlijke huid tevoorschijn gekomen en heeft de plaats van de vrije speler ingenomen. Schrikbarend soms hoe weinig persoonlijkheid nog en hoe doorzichtig op de versleten plekken het uiterlijk voorkomen, daar waar, veel benut, schoonheid, uitstraling en wil waren."
Raar is dat: nou ik het over zit te schrijven, denk ik, het had nog korter gekund. Ik heb dat wel vaker en doe het daarom wel eens met opzet, zonder dat er enige noodzaak toe bestaat, een tekst overschrijven om er nog dieper in door te dringen, om bij de alleressentieelste essentie te komen, de man met de zeis hier, die ik buitenblogs nog liever even niet tegen het lijf loop.
Dit aforisme uit het begin van het boek, is pas echt kort: "Iedere liefde bouwt achter zich utopie op."

zondag 23 april 2017

De joodse begraafplaats van Bladel

Bij het opschonen van mijn digitale bestanden stootte ik op de minuut van een uitgaande brief van de raad van de gemeente Bladel en Netersel die erop lijkt te wijzen dat wat Pieter Matthijsse al dacht en onze voorzitter méénde te weten inderdaad het geval is geweest: Bladel heeft ooit een joodse begraafplaats gehad, al geeft het document geen uitsluitsel over de plaats, anders dan dat het een plek was die ten tijde van de oprichting (1854-1855) nog ergens op de heide lag.



vrijdag 21 april 2017

De neoliberalen hebben gelijk!

Mijn zwager las Luyendijk en houdt het er nu op dat het populisme 'veroorzaakt' wordt door het grote geld en de politiek. Hij schijnt te houden van het volk en zoekt de wat hij noemt 'achterliggende reden' elders. Ik hou helemaal niet van het volk en weiger om het er zo makkelijk van af te laten komen.
Een paar jaar geleden had Luyendijk Willem Schinkel te gast in het toen door hem gepresenteerde programma Zomergasten. Schinkel had het over Heidegger en Luyendijk begreep er helemaal niks van. Niemand begrijpt Heidegger natuurlijk en maar weinigen Willem Schinkel for that matter, ik ook niet altijd for that matter maar sinds die uitzending heb ik Joris Luyendijk niet meer voor vol kunnen aanzien. En slik ik alles wat Willem Schinkel publiceert voor zoete koek, voor zover ik het begrijp.
In een artikel in de NRC* dat ik in de gauwigheid bij elkaar kon googelen, stelt Schinkel dat het neoliberalisme de ideologie als grondslag voor het bedrijven van politiek, zeer ten onrechte, ongeschikt heeft verklaard ("vermeende einde"). Leidend volgens de neoliberalen is en dient te zijn de realiteit van de economie. Het heeft geresulteerd in een politiek van economisme en technocratie, wars van alle visie. Het gaat alleen nog om feiten en die feiten zijn niet de feiten van het volk. Het consumentenvertrouwen en het bruto binnenlands produkt mogen dan stijgen, volgens het volk en mijn collega's blijft alles kut en de schuld van het grote geld.** Ergens in die kloof wortelt het populisme.***
Als ik iedereen dus goed begrijp zijn Luyendijk, mijn zwager en mijn voorbeeld het wel zo'n beetje eens met mekaar. Mooie boel!
Natuurlijk vervolgt de laatste dan weer met te stellen dat de oplossing die het populisme 'voorstelt' even weinig ideologisch en even veel technocratisch is dan die van het neoliberalisme ("Het tragische is dat populisme in de praktijk vaak is wat ‘Realpopulisme’ genoemd kan worden: het blijft technocratisch probleemmanagement, alleen dit keer, is het idee, worden de èchte problemen ècht efficiënt aangepakt ten bate van het èchte volk."). Of denkt mijn zwager soms dat de populisten egalitaire en altruïstische ideologieën gaan uitbroeden en vertalen in een menslievende en hartverwarmend idealistische politiek, zodra het grote geld zijn dwaling inziet en een stapje terug doet? Denkt hij soms dat Sybrand Buma weer christen wordt in die heerlijke nieuwe wereld? Dat het volk het oor laat hangen naar de leraren?
Laat ik hem dan uit de droom helpen. Het volk zal niet meer doen dan wat het altijd heeft gedaan en altijd zal blijven doen: het zal de clichés herhalen van de voetbalcommentatoren van Studio Sport. Dat zijn de visae populi, zo ver reikt de horizon van het plebs.
Fuck jullie alle drie! De neoliberalen hebben gelijk!



* Trump ziet wat u niet ziet - de waarheid, NRC, 10 februari 2017
** Niet dat Willem Schinkel ooit een van mijn collega's heeft gesproken, begrijp me goed. Dat zou ook niet kunnen. Ze zouden hem alleen maar vragen hoe-d-ie hier binnen was gekomen.
*** Trump in het geval van Schinkel maar ik ben zo vrij.

maandag 17 april 2017

Klaus Mann

Op 11 augustus 1941 besluit de Duitse emigré-literaat Klaus Mann, zoon van, dat er weer een boek moet komen, een heel ander boek deze keer, de tijden vragen erom (oorlog, Hitler net Rusland binnengevallen, Amerika nog neutraal), het uur van de ernst heeft geslagen, het "uur van de biecht". Zijn volgende boek moet zijn autobiografie zijn.

En dan schrijft-ie: "(..) de gedachte nu, in het uur van de crisis een 'bekentenis'-boek te schrijven - dat wil zeggen: een autobiografie, dat lijkt mij aantrekkelijk en plausibel (..). Ieder eerlijk, precies getuigenis telt en is van belang. Waarom zou het mijne waardeloos zijn?"

Op dat moment kent of heeft Klaus Mann ontmoet, onder anderen: André Gide, Jean Cocteau, W.H. Auden, H.G. Wells, W. Somerset Maugham, Noël Coward, Aldous Huxley, Sherwood Anderson, Menno ter Braak, Hermann Broch, Stefan Zweig, Max Brod, Vicki Baum, Joseph Roth, Bruno Frank, Lion Feuchtwanger, Theodore Dreisser, Ilja Ehrenburg, Claire Goll, Franz en Alma Werfel, Egon Erwin Kisch, Else Lasker-Schüller, Sinclair Lewis, Upton Sinclair, Thornton Wilder, Carson McCullers, John Steinbeck, Emmanuel Querido, Alice van Nahuys, Karel Capek, Ernst Toller, Kurt Tucholsky, Frank Wedekind, Ernst Weisz, Eduard Benes, Theodore Roosevelt, Adolf Hitler (in een Berlijns hotel voor de "Machtergreifung" aan een tafel in hetzelfde restaurant, waar Hitler tot afgrijzen van Mann vijf aardbeientaartjes achter mekaar naar binnen propt), Nancy Cunard, Greta Garbo, Albert Einstein; gezwegen nog van zijn eigen familie: zijn wereldberoemde vader, zijn oom Heinrich, zijn zuster Erika, zijn broer Golo.

En die zit zich af te vragen of zijn autobiografie wel iets toevoegt.

zaterdag 15 april 2017

Openingszinnen

Bloggen gaat ongeveer zo: er zeurt iets in je hoofd en je denkt niet nu!, morgen, morgen heb ik tijd. Als morgen daar is, ben je vergeten wat je wilde zeggen maar dient zich wel iets anders aan. Je schrijft het op, je timmert er wat aan en publiceert het. Als je er ook maar een beetje tevreden over bent, dient zich onmiddellijk de volgende inval aan dus blij en verrukt gooi je ook die op het papier, timmer je er wat aan en publiceer je hem. Genoeg voor vandaag, denk je dan, onder de douche nu en naar de winkel.
Dan loopt het uit de hand.
Je hersenen staan in blogstand en willen niet meer stoppen. Ze diepen een pracht van een openingszin op en maken je wijs dat die niet ongeschreven mag blijven dus zit er niks anders op dan de shampoo versneld uit je haar te spoelen en opnieuw de schrijfblok te pakken. Als je écht pech hebt, doemen er vervolgens nog twee of drie van die zinnen op en is je hele zaterdag naar de knoppen.
Drie dingen wil ik hierover zeggen.
Eén: het is maar goed dat ik een baan heb.
Twee: stel je voor dat ik getrouwd was.
Drie: ik zou willen dat het met de sex ook nog zo ging.

Dialect (1)

Soms helpt het om op te ruimen. Al vaak heb ik het betreurd ("Ik had toch een boek over dat onderwerp? Jeetje, heb ik dat ook al weggedaan? Wat heeft me toch bezield?") maar af en toe stoot ik hier in Bladel op een boek dat ik in Eindhoven nooit heb opgemerkt en nooit zou hebben opgemerkt als ik het bos eromheen niet had gekapt. Boeken die uiteindelijk aan mijn erfgenamen zouden zijn toegevallen en via hen aan de Jacobushoeve en de vergetelheid.
Zo ging het met dit boek: Onderzoek naar de dialectgrenzen in Noord-Brabant, een "academisch proefschrift" uit 1937. 


De promovendus heeft het uitgegeven in eigen beheer. Voor marokijnleren banden zal het geld wel ontbroken hebben dus het is een onooglijke paperback in poepkleur geworden. Mijn exemplaar is nog scheefgelezen ook, heeft leesvouwen in de rug en scheurtjes in de kaft.
Het mag dan niet opvallen en een tikkeltje beduimeld zijn, het is een prachtboek met een schat aan informatie. Tot de mooiste vondsten op rommel- en boekenmarkten behoren ongetwijfeld oude proefschriften. Altijd kopen mensen! en nooit weggooien, in wat voor miserabele staat ze ook verkeren en wat voor onwereldse en schijnbaar verzonken indruk ze ook maken. Bent U getrouwd, plak er een post-it op met de instructie "niet weggooien!" of timmer desnoods een hele niet-weggooienboekenkast apart. U bent druk natuurlijk, jaja, ik ook, ik weet het genôg, werk werk werk, dus u zult ze misschien niet meteen gaan lezen uw oude proefschriften en misschien wel nooit en ze om die reden niet eens aanschaffen, ook niet voor die ene euro (want duur kosten ze niet!), ze verdwijnen toch maar in de boekenkast, we leven in de eenentwintigste eeuw nietwaar, het is geen 1937 meer, we zijn met zijn allen enorm in de versnelling geschoten, ik weet het genôg; maar het zou ook zomaar kunnen dat u op een regenachtige achtermiddag zo'n door uzelf en de wereld vergeten proefschrift openslaat om er wat in te bladeren en uw lectuur pas staakt als u merkt dat het donker is geworden en te laat voor de weekboodschappen zodat er niks anders opzit dan friet te gaan halen. En dat, kan ik u verzekeren, zijn de meest bevredigende avondmalen!
Enfin, u zult het wel uit uw hoofd laten, ik kan lullen als Brugman. Het zij zo. Dan mijn blog maar blijven lezen. Kost u hooguit een minuut of vijf.
Auteur van mijn Brabantse dialectgeografie is Antonius Angelus Weijnen (1909-2008). Professor Buijnsters zei altijd: Neerlandici en bibliofielen worden stokoud. Antonius Angelus is het zoveelste bewijs.
Hij is ook niet zomaar iemand, de vader van de Nederlandse dialectologie namelijk en oprichter van de Nijmeegse Centrale voor Dialect- en Naamkunde. En hij was betrokken bij Bij wijze van spreken, het radioprogramma van Omroep Brabant dat handelde over het dialect. Dat vind ik dan wel weer jammer. Het zou veel romantischer zijn geweest als de auteur jong gestorven was of zijn leven gesleten zou hebben op een afdeling Burgerzaken in een grensgemeente in Overijssel. Of zoiets.
Niets van dat al. Antonius Angelus is vlijtig gebleven en heeft met het dialect zijn brood verdiend. Ik ben van plan om een tijdje met hem op te trekken. Met lange intervals ongetwijfeld, Pasen en vrije dagen gaan voorbij, u weet het genôg, dinsdag zitten u en ik weer volop in de waan van de dag maar als ik de tijd kan vinden loop ik de komende tijd even bij hem binnen.


Als ik getrouwd was

Vanochtend om een uur of negen, net wakker en nog geen zin om op te staan, lag ik wat na te deken over een droom toen ik ineens een zwaar en onheilspellend gebrom hoorde dat afwisselend aanzwol en weer ging liggen, aanzwellen, liggen, aanzwellen, liggen. Het duurde even voordat ik door had dat het de vuilniswagen was.
"Ah, nee hè!"
Dat was ik, hardop en balend. Het is Pasen, in plaats van aanstaande maandag worden de PMD-zakken en de GFT-bak vandaag al opgehaald. Ik durf het bijna niet te zeggen maar als niet zo wakkere vrijgezel denk je op zo'n moment: als ik getrouwd was, zou mijn vrouw eraan gedacht hebben. 
Het is niet eens de eerste keer deze week. Toen ik afgelopen maandag thuiskwam, moest ik wachten tot de oud-papierwagen weg was voor ik kon parkeren, ook al zo'n Gansewinkelgeval. Een van de dingen die nergens geschreven staan en die iedereen hier in Bladel schijnt te weten - het soort kennis dat als het ware in je glijdt zonder dat je het merkt - is dat het oud papier één keer per maand wordt opgehaald op de maandag rond de twintigste. En wat is er deze maand aan de hand op de maandag rond de twintigste?
God, wat hebben die christenen er een handje van om de levens van fatsoenlijke mensen in de war te schoppen zeg!
Staat mijn berging weer twee weken lang vol plastic en oud papier.

vrijdag 14 april 2017

Alles is ooit zo mooi

Wie er ook geslapen mogen hebben in de nacht van Witte Donderdag op Goede Vrijdag, ik niet! Dit jaar ben ik de halve Goede Week vrij, tot en met Tweede Paasdag, vijf dagen, een midweek tussen MCZ en DSO-DOW, tussen het slot van de ene bewerking en het begin van de volgende, een kleine spanne tijds in de eeuwigheid naar mijn pensioen maar een eeuwigheidje daarin! Ik denk dat dit het is wat werken, hard werken de moeite waard maakt: het vrij zijn. En dat is meer dan niet de auto in hoeven of de fiets op, dat is ook, geen smartphone onder mijn net nieuwe minimalistenbed, geen havervlokken en sojamelk als excuus voor een ontbijt maar koffie en croissants, niet het fatalistische gekanker van fossielen, niet de ontijdige dementie van de ambtenarij, dat is de lectuur van Klaus Mann en Jeroen Brouwers tot diep in de nacht, dat is rennen achter taal en dreggen naar muziek waar het al die tijd zo stil was in mij (om het te zingen met de woorden van Judas van Hoogeloon); dat is wandelen op de Pals en het licht van de ondergaande zon op de takken van de bomen maar niet zomaar dat, dát in de tint van het vrij zijn, de tint van Witte Donderdag, dát als voor het eerst, dát als op de eerste dag, met eekhoorns en boomklevers en twee reeën vanaf het fietspad van de Achterste Hoef naar Reusel... waarop ik maar ben gaan zitten.
Alles is ooit zo mooi.
"Meestal kijk ik naar de grond en loop ik te piekeren", antwoordde ik mijn nicht Rieky die ik zondag tegenkwam bij de kapel aan het eind van het eindelóze stuk van de weg naar Diessen.
Alles is ooit zo mooi. Het gras van de weilanden en de greens van de golfbaan.
Vanmiddag stond ik mijn vierde loterijbriefje in te vullen in de Albert Heijn (ik ga voor de TV) toen ik op mijn schouder werd getikt en Theo Baijens ineens voor me stond, mijn gepensionneerde ex-collega. Ik ken hem uit mijn MCZ-tijd en omdat ik anderhalf jaar lang met niets anders bezig geweest ben dán MCZ dacht ik, misschien weet hij het, dus vroeg ik hem hoe je kon weten of je katholiek was. Hij wist het nog ook. Katholiek, zei-d-ie, ben je als je niet van je vrije tijd kunt genieten zonder eerst keihard gewerkt te hebben.
"Ben jij katholiek?"
"Jazeker", zei-d-ie.
"Want?" vroeg ik.
"Want ik weet bij God niet wat ik aan moet met mijn vrije tijd."
"Drinken we een kop koffie?" stelde ik voor en gebaarde naar het drukke terras van 't Spoorke. "Je bent toch getrouwd met een Ansems van Hapert?"
"Klopt!"
"Je weet immers dat ik altijd op zoek ben naar artikelen voor ons jaarboek?"
"Klopt!"




"Passion is OK"

Het is nu een kwartier na Witte Donderdag, ik ben ladderzat, zeer gesticht en in het reine omtrent de Passion, de Friese én de Kempische: de Passion is OK.
Toen ik vanochtend naar Ikea reed, speelden er nog frasen door mijn hoofd als "ietsistische flauwekul" en "vijf broden, twee vissen en een kraam vol kibbeling" maar toen ik Maria vanavond Twarres hoorde zingen, was ik om. Wat was dat mooi! Nee, de Passion is OK.
Weliswaar ben ik Old School genoeg om me groen en geel te ergeren aan een uitspraak als: "Het is een stukje beleving maar staat los van elke religie. Oké, in beginsel is het ’t verhaal van Jezus maar de boodschap erachter is vele malen belangrijker dan dat"* maar à la, Jezus moet verder en Hij zal het wel begrijpen. We kunnen niet allemaal het belangrijkste zijn, nee, de Passion is OK (het enige waar ik me vanavond nog aan ergerde, was dat neef Stijn me appte over de website van Pladella Villa, krèk toen ik Maria's prachtige "wer bisto" zat te beleven. Die eeuwige heemkunde! Dat ze ... enfin, de Passion is OK).
Ik meen overigens te weten dat ook Hogerhand akkoord is. Toen ik me afgelopen zaterdag in Hoogeloon aansloot bij de processie naar het Valensplein zag ik boven het podium twee lijnvliegtuigen hun condensstrepen trekken vanuit de eeuwigheid bij wijze van hemels nihil obstat: "Passion is OK".


* PC55 vorige week.

dinsdag 11 april 2017

Bingham

Mijn kennissenkring is klein maar toch ook weer niet zo klein dat er geen plaats zou zijn voor een fan van Ryan Bingham. Zelf heb ik geen idee wie dat is. Doet er ook niet toe. Wie ertoe doet is de kennis. Zij is vijf jaar ouder dan ik, zestig, ik vijfenvijftig, zij zestig. Die vijf jaren, daar draait het hier om. Die vijf jaren, die luttele vijf jaren, dat lullige ene lustrum overspant een generatiekloof. Voor iemand van mijn generatie is het onmogelijk om bewondering op te brengen voor een man die Bingham heet.
Bingham is de sukkel van Saint Swinthin's.

maandag 10 april 2017

Eén

Vanmiddag was ik naar de boekenmarkt op de kinderboerderij in Bergeijk. Het was mooi weer en een mens moet er af en toe eens uit, of niet? Ook al zou-ie het eigenlijk niet meer doen.
Ik vond er het boek Humanisten, dwepers en rebellen in de zestiende eeuw van professor boekwetenschapper Herman de la Fontaine Verwey. Het gaat hier om een deel één, let op de Romeinse één in het midden van de foto:


Uit de wereld van het boek, deel 1  


Ik ben heel erg gespitst op Romeinse en andere enen. Die focus stamt nog uit mijn boekverkoperstijd. Het is me een paar keer gebeurd dat ik een boek inkocht dat bij thuiskomst een deel één van twee bleek te zijn. Aan een deel één alleen heb je niks. De klanten die een deel één kopen in de hoop ooit het bijpassende deel twee te vinden zijn op één hand te tellen. Deel II moet erbij.
Deel II van dit deel I is getiteld Drukkers, liefhebbers en piraten in de zeventiende eeuw, ik heb het al jaren. Mooi, dacht ik, nu dus ook deel I, ik ben compleet. Dat bleek een misrekening.
Bij thuiskomst geen deel II. Ik heb net een nieuwe boekenkast, ik hoef niet langer de teevee van de stapel met boeken gevulde kratten te tillen en krat voor krat door te akkeren, ik zie het voortaan in één oogopslag. Deel II is niet meegegaan naar Bladel. Jarenlang stond deel II in de kast en zocht ik deel I, nu heb ik deel I en mis ik deel II. Zelf geschonken aan de armen van de Genneperweg.

Ik hoor de goden lachen.

Wacht maar, het is bijna Pasen.



  



zaterdag 1 april 2017

Outnumbered

Ik hou het bij in een excelbestand. Zoveel meter B, zoveel meter V. Elke vrijdagmiddag is het het laatste wat ik doe: ik tel de dozen die erbij gekomen zijn en schrijf ze in excel, twaalf centimeter per doos. De formules kloppen, de gemiddelden kloppen, de totalen kloppen. En wat denk je: toen ik gistermiddag dacht, ik ga het eens natellen, ik tel gewoon eens het totale aantal B-dozen, toen bleek er drie meter minder in de rekken te staan dan in excel. Drie meter!
Ik gooi er hier een uitroepteken in maar eigenlijk verbaast het me niet. Dat er verschil is. Ik ben een alfa. Cijfers vertrouw ik niet, ik moet ze niet en zij mij niet. In mijn eigen tijd zet ik ze steevast in letters op hun nummer. Cijfers zijn ten principale onbegrijpelijk en begrijp je ze wel dan zijn ze bezig je te bedriegen.
Ik heb goed nieuws en ik heb slecht nieuws, mailde ik mijn baas. Het slechte nieuws is dat de cijfers weer eens niet kloppen, het goede dat je drie meter goedkoper uit bent dan aangegeven staat in de bijlage. De B staat voor belastingbetaler, de V is voor het koekjesmonster.
Hoe anders gaan bêta's om met cijfers. Zij vertrouwen ze, varen blind op ze en de cijfers vergoeden het hen. Nooit een centimeter verschil. Ze geloven ook niet in wonderen, bêta's, wonderen hebben ze niet nodig, ze hebben cijfers.
Ik geloof wel in wonderen. Soms kloppen mijn cijfers. Voor mij is dat iedere keer een wonder.