Op 11 augustus 1941 besluit de Duitse emigré-literaat Klaus Mann, zoon van, dat er weer een boek moet komen, een heel ander boek deze keer, de tijden vragen erom (oorlog, Hitler net Rusland binnengevallen, Amerika nog neutraal), het uur van de ernst heeft geslagen, het "uur van de biecht". Zijn volgende boek moet zijn autobiografie zijn.
En dan schrijft-ie: "(..) de gedachte nu, in het uur van de crisis een 'bekentenis'-boek te schrijven - dat wil zeggen: een autobiografie, dat lijkt mij aantrekkelijk en plausibel (..). Ieder eerlijk, precies getuigenis telt en is van belang. Waarom zou het mijne waardeloos zijn?"
Op dat moment kent of heeft Klaus Mann ontmoet, onder anderen: André Gide, Jean Cocteau, W.H. Auden, H.G. Wells, W. Somerset Maugham, Noël Coward, Aldous Huxley, Sherwood Anderson, Menno ter Braak, Hermann Broch, Stefan Zweig, Max Brod, Vicki Baum, Joseph Roth, Bruno Frank, Lion Feuchtwanger, Theodore Dreisser, Ilja Ehrenburg, Claire Goll, Franz en Alma Werfel, Egon Erwin Kisch, Else Lasker-Schüller, Sinclair Lewis, Upton Sinclair, Thornton Wilder, Carson McCullers, John Steinbeck, Emmanuel Querido, Alice van Nahuys, Karel Capek, Ernst Toller, Kurt Tucholsky, Frank Wedekind, Ernst Weisz, Eduard Benes, Theodore Roosevelt, Adolf Hitler (in een Berlijns hotel voor de "Machtergreifung" aan een tafel in hetzelfde restaurant, waar Hitler tot afgrijzen van Mann vijf aardbeientaartjes achter mekaar naar binnen propt), Nancy Cunard, Greta Garbo, Albert Einstein; gezwegen nog van zijn eigen familie: zijn wereldberoemde vader, zijn oom Heinrich, zijn zuster Erika, zijn broer Golo.
En die zit zich af te vragen of zijn autobiografie wel iets toevoegt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten