In 1956 reist een onbekende journalist* van het dagblad De Tijd van Amsterdam naar Bladel. Als hij hoort, dat hij in het Sniedershuis mag slapen wordt het hem warm om het hart en verwart hij zijn snoepreisje naar Bladel zowat met een bedevaart naar Santiago de Compostella.
Zijn verslag roept een aantal lokaal-historische vragen op.
Eerst maar even lezen:
La Vie en Rose
Wij hebben één nacht geslapen in 't oude Sniedershuis te Bladel, het geboortehuis van dr. Jan Renier en dr. August Snieders. Misschien heeft dit de nieuwe generatie nauwelijks nog iets te zeggen, zijn deze beide volksschrijvers langzamerhand vergeten. Maar in onze eerste bundel op de H.B.S. kwam Jan Renier Snieders nog voor, met een fragment uit een van zijn Kempische romans. Zo'n bloemlezing is iets belangrijks in het jonge leven, zij was het althans voor ons: de ontdekking van een nieuwe wereld, de eerste ontmoeting met de literatuur. Zó intens en totaal geabsorbeerd hebben wij die bundel gelezen en eindeloos herlezen, dat wij nu nog uit ons hoofd zinnen en passages kunnen citeren, terwijl het vooral de sfeer was van de verschillende stukken, die ons voor altijd bij zou blijven. Die eerste smaak der schone letteren zijn wij ons leven lang niet kwijt geraakt, hij is bepalend geweest voor later de illusie, de verwachting, de stil verdroomde fantasie. Zo zou ook dat Snieders-fragment ons een voorstelling geven van uiterlijk en sfeer der Brabantse Kempen, de streek der Acht Zaligheden, waarin wij heilig geloofden en die wij trouw gebleven zijn, de jaren door.
Misschien de onbewuste vrees voor een gans andere werkelijkheid had ons tot dusver weerhouden om op eigen initiatief naar dit land te gaan, en eerst thans riep een uitnodiging ons naar Bladel: voor de plaatselijke studiekring Thomas More zouden wij spreken over Amsterdam. De bijeenkomst, zo schreef men ons, werd gehouden in 't oude Sniedershuis, waar wij ook konden overnachten. De reis erheen was daarmee helemaal een pelgrimage geworden, een opwindend avontuur, aanvaard in een merkwaardige gemoedsgesteldheid, geleidelijk aan een soort droomtoestand, die buiten de tijd stond en de werkelijkheid. Wij gingen een ontroering beleven van heel lang geleden, een wereld betreden, een levensatmosfeer, die zoveel jaar terug in onze verbeelding was opgebouwd door dat éne roman-fragment: want dat de Kempen, de Acht Zaligheden, Bladel intussen veranderd zouden zijn, misschien wel onherkenbaar, dat namen wij geen ogenblik aan. Wij wisten zeker, dat wij op die wonderbare reis de Sniedersen ontmoeten gingen, we zouden immers slapen onder hetzelfde dak, het landschap zien, de lucht ademen, de mensen ontmoeten, zoals zij die beschreven hadden.
* * *
Gek, maar het is nog gelukt ook. Het is een heel merkwaardige belevenis geworden, die ons weer eens de overtuiging heeft geschonken, dat men deze wereld net zo kan inrichten en ondergaan als men zelf wil. In het laatste avondlicht reed de bus ons van Eindhoven naar Bladel. Er hing een gouden gloed aan de Westelijke hemel en die zouden wij nog heel lang blijven zien, tussen de stammen van het mastbos door, het Kempische mastbos, dat precies aan de verwachting beantwoordde. In het donker stonden wij op de Markt van Bladel en recht voor ons lag 't oude Sniedershuis, de lage, langgevelige Brabants-Frankische dorpswoning, thans het café der familie Groenen. Wij betraden het als inderdaad een heiligdom, een gewijde plaats, verwonderd over de gebeurtenis en ons hier aanwezig zijn, helemaal in een lichte roes, die niet meer van ons wijken zou. Het interieur bleek vertimmerd, maar wij keken door al dat moderne heen, terug in de tijd, dat hier de negen zonen Snieders onder de schouw tezamen kwamen. Wij hielden onze causerie, wij beantwoordden vragen, maar onze gedachten dwaalden telkens af: was het niet of de Sniedersen hier nu zaten onder ons gehoor, critisch naar ons luisterend of wij de lessen uit ooit die bloemlezing wel ter harte hadden genomen. Om de illusie te vervolmaken dronken wij Dommels bruin, bier uit de oude Kempische brouwerij, die tot in onze tijd in het bezit is gebleven van de Dommelse tak der Sniedersen. En wij lagen die nacht in een heel groot ledikant onder het dak, in altijd nog die eigenaardige verdroomdheid, die ons luisteren deed naar de stilte als was zij vol geheimzinnig gerucht. De andere morgen zagen wij Bladel, de Markt, de laatste linden voor het huis, in welker zomers lommer het in de dagen der Sniedersen zo diep wegschool als hun oude tante in haar falie. In „Dit zijn Snideriën" heeft dr. August Snieders de herinnering aan dit ouderhuis beschreven zoals ook zijn vertrek in 1841 als negentienjarige naar Antwerpen, hoe zijn moeder haar jongste wegbracht in de huifkar tot Turnhout, zijn hand in de hare hield geklemd en na heel lang zwijgen zei: „Houdt immer Uw naam in ere, en als gij moe gedwaald zijt kom dan terug in ons huis, daar zal het u altijd wel zijn". Het was niet een huifkar, maar de bus, die ons terug bracht naar Eindhoven, maar veel in het landschap was ongetwijfeld zo gebleven, als in de dagen der Sniedersen: de donkere zoom van het mastbos, de stammen recht en stijf als uit ijzer gesmeed, de laatste stukken heidegrond, dor en grauwbruin als de versleten pij van een capucijn.
* * *
Bij het wegrijden uit Bladel zagen wij in een vensterraam een affiche van de plaatselijke voetbalclub: Bladella. En opeens moesten wij glimlachen, die naam moest ons als Hollander heilig zijn. Want in dit nederig Bladel, het Bladella der oude kronieken, is het geweest, dat in 922 de Frankische koning Karel de Eenvoudige zijn trouwe Dirk, die zo krachtig tegen de Noorman gestreden had, verhief tot eerste Graaf van de gewesten, die thans Holland zijn genoemd. Zodat de wieg van Holland diep in Brabant heeft gestaan, tussen mastbos en heide van het Kempenland.
Zo sentimenteel als deze journalist, wordt waarschijnlijk niemand meer bij het horen van de naam Snieders. En er zullen ook wel niet zo heel veel mensen zijn, die bij het zien van een affiche van de VV Bladella moeten denken aan Karel de Eenvoudige. Onze man was een literair ingesteld kereltje met een passie voor geschiedenis. Het zou leuk geweest zijn als hij even had gekeken tegen wie Bladella moest spelen die zondag.
Wat opvalt is de wij-vorm. Je zou bijna denken dat het voltallige personeel van de krant kwam afzakken, terwijl het in feite maar ging om één persoon. De schrijver gebruikt de pluralis auctoris, een variant op die van de koningin vroeger: ‘Wij Juliana enz.’ In de jaren vijftig was die nog schering en inslag.
Dan de busreis. Als je op de kaart kijkt, zie je, dat die inderdaad naar het westen ging dus de ‘gouden gloed aan de Westelijke hemel’ kan kloppen. Het moet een hele reis geweest zijn. Later, in de jaren tachtig, heb ik hem zelf regelmatig gemaakt en zelfs toen duurde hij meer dan drie kwartier. Laat staan in 1956. En kwam de Grote Weg niet pas in 1960? Of was dat alleen in Hapert? Ik schat, dat hij minimaal een uur onderweg is geweest. Het was niet voor niets al donker toen hij in Bladel arriveerde.
Kempisch mastbos had je in de jaren tachtig tussen Veldhoven en Steensel, veel meer niet eigenlijk. En wat rond de Donksbergen. Heeft onze journalist tijdens zijn reis nog meer opgaand hout zien staan?
De Sniedersen kent u natuurlijk. Van de Sniedersenlaan. Dat het er zo veel waren, wist ik niet. U ook niet, zeker weten. In mijn tijd was de laan nogal hobbelig. Als je achterin de bus zat, werd je af en toe gelanceerd. Er kwam ook geen eind aan.
Het Sniedershuis kent U ongetwijfeld ook. Van de brasserie. Hij was maar net op tijd, de man van De Tijd. Drie jaar later werd het oorspronkelijke Sniedershuis afgebroken.
Maar nou komt het: kent U Thomas More? En meer nog: kent U de ‘plaatselijke studiekring’ van die naam?**
* Even heb ik gedacht dat het Kees Fens geweest kon zijn, mijn oude hoogleraar moderne letterkunde, die rond deze tijd begon als literair criticus bij De Tijd, maar die schreef vanaf het begin al veel... literairkritischer dan deze man. Ik zie hem dit niet geschreven hebben. Anton van Duinkerken misschien? Vanwege de passage over het bier? Ik kom er nog wel achter.
** Hoi Jannie! Gisteren redactievergadering gehad van Pladella Villa. Na een drukke tijd voor mij, gaan nu anderen aan de slag. Ik beloof niks maar probeer weer wat regelmatiger te bloggen.