Heden begonnen in de biografie van Dries van Agt.* Ik trof hem onlangs: hij was gegaan van rechts naar links, ik ben onderweg van links naar rechts. Ik bewonder nu de man op wie ik het in '82 niet had.
Op rechts doe ik niets dan struikelen, in de bio-van Agt al op pagina 36:
Levenskunstenaars en dorpspastoors werden er (Geldrop - Hsprdm) op handen gedragen. De Brabander had respect voor 'de schone mens'. Dat was het ideaal, ook voor van Agt.
Volgt de definitie van dezelve van Anton van Duinkerken, Brabants literaire ziel:
De schone mens vertoont een mengsel van goedheid en voornaamheid, gulheid en wijsheid, ernst en goedlachsheid, durf en bescheidenheid, ervaring en openheid, toegankelijkheid en onaantastbaarheid. In de meeste gevallen blijft hij karig met woorden, doch wat hij zegt is raak. Soms is hij een machtige verteller met veel fantasie. Altijd bezit hij een onderscheidbare gaafheid van type, waardoor de tegendelen van zijn aanleg elkander niet schijnen te hinderen, zodat er in zijn uitingsvormen een oorspronkelijkheid door alle woorden en gebaren heenspeelt, waaraan men het eigene van zijn wezen herkent.
Van Agt, de auteurs en van Duinkerken doen het voorkomen alsof er in het Brabantse collectieve bewustzijn zoiets bestaan zou hebben als een archetypisch volbloedpersonage, een levenskunstenaar, een pastoor.
VOLSLAGEN ONZIN! BOERENROMANTIEK! NOOIT WAT VAN GEMERKT! En ons moeder evenmin, als ze nog geleefd zou hebben. Van Duinkerken zat te hallucineren toen hij dit schreef, van Agt te dromen toen hij eraan terugdacht en de auteurs verlegen om een pakkend citaat. De schone mens. Het mocht wat! Als die al bestaan heeft, dan is hij hooguit te definiëren vanuit de lieden in wier bewustzijn hij geworteld was: van God los maar onverminderd bekrompen; gastvrij maar xenofoob; dom, dyslectisch en doorgaans dronken; egoïstisch, achterbaks en gierig; karig met woorden en dat beetje ook nog in dialect; oud, afgedaan, over.
* Amsterdam, 2008
Geen opmerkingen:
Een reactie posten