Ik spreek eerst van de bekkesnijders, die tot in 't midden der vorige eeuw door geheel ons Land (behalve in Twente en Drente) vermaard waren, en alle boerekermissen en menige boerebruiloft opluisterden. Hetsnijspel der boeren was zoowel een vermaak en een oefening, als het steekspel der edelen, en men mag het volstrekt niet verwarren met het vechten van ‘brooddronken pluggen, of wilde straatschenderij’. Het was een kunst, die hare wetten en regelen had; het geschiedde ‘met een mes sonder punt en op juyste voorwaarden’, waarom het dan ook zelden erger gevolgen had dan een jaap over de wang. 't Was eenmaal bij onze dorpelingen zoo in aanzien, dat de boerinnetjes toen een vrijer, ‘die geen schram of litteekens in sijn tronie kon laten sien’, evenmin wilden hebben, als tegenwoordig de steedsche juffers een, die geen vieze snor of ruige sik draagt; en een boerejongen, die met verscheidene van die eereteekens pronkte, was er even fier op als tegenwoordig een generaal op zijn kruisen en lintjes. Wie eens een heel mooi portret van een bekkesnijder geteekend wil zien, heeft slechts het tweede hoofdstuk van ‘Ferdinand Huyck’ op te slaan. (..)De knapste bekkesnijder van een dorp had den rang van voorvechter of haneveêr, en nam bij alle feestelijke gelegenheden de eereplaats in. Hij droeg het mes op den hoed, en stak er een veêr uit den staart van een haan bij; - een ander mes hing hij op boven de deur der herberg of aan een balk in 't midden der gelagkamer, als een uitdaging aan elk, die 't tegen hem wilde opnemen. 't Was de roem van het dorp als het een voorvechter had, wien niemand aandurfde.*
Vooral in Brabant had je ze, las ik onlangs.** Het zal es nie waar zijn. Zelfs in de godvergeten negentiende eeuw, kon je 's zondags niet op je gemak met je zoontje naar het voetballen gaan kijken.
* Jan ter Gouw, De volksvermaken. Erven F. Bohn, Haarlem 1871, p. 565
** Ignaz Matthey, Het duel in de Nederlandse geschiedenis. Eer verloren (Zutphen: De Walburgpers, 2012)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten