In de Meierijsche Courant van 7 maart 1924 verscheen de volgende, door de Bladelse dominee Wierts van Coehoorn ingezonden brief:
Geachte Redactie,
In uw blad van Dinsdag 19 en Woensdag 20 Febr. komt een
verslag voor omtrent de installatie van den heer P.J. Goossens als Burgemeester
van Bladel c.a. Een zeer uitvoerig maar niet zeer nauwkeurig verslag. Ik ben
zoo vrij enkele verbeteringen daarin aan te brengen welke u wel in uw courant
zult willen opnemen. In plaats van: Nu trok men naar het prachtig versierde
gemeentehuis waar het eere-comité reeds aanwezig was, had er behooren te staan:
‘Nu trok men naar het prachtig versierde gemeentehuis waar ’t eere-comité
bestaande uit de heeren oud-burgemeester Coolen, Pastoor Simkens, Pastoor van
Moorsel (Netersel), Ds. Wierts van Coehoorn en Kapelaan Hackfoort reeds
aanwezig was en aan den ingang van het gemeentehuis den nieuwen burgemeester opwachtte
die vervolgens door den oud-burgemeester naar zijn zetel in de raadszaal werd
geleid.
Na de installatie sprak Ds. Wierts van Coehoorn ongeveer als
volgt:
‘Mijnheer de Burgemeester. Als oudste lid in jaren van het
eere-comité valt mij de eer te beurt het eerst na uwe installatie een woord tot
u te mogen spreken, wat na al het reeds door den Raad gesprokene, mij niet
gemakkelijker is gemaakt. Maar nu dan, namens dat zeer klein gedeelte uwer
gemeentenaren dat ik als zijn voorganger de eer heb te vertegenwoordigen,
wensch ik u geluk, met uwe benoeming tot Burgemeester van Bladel en Netersel
waardoor aan uw verlangen en den wensch van verreweg het grootste deel dezer
gemeente is voldaan. Ik hoop dat u Burgemeester zult zijn over heel de gemeente
zonder onderscheid en in dat opzicht de voetstappen zult drukken van uwen
ambtsvoorganger. De stoffelijke en geestelijke nooden en behoeften ook van dit
kleine gedeelte worden in uwe belangstelling aanbevolen.
Met genoegen vernam ik uit uwen mond dat gij uwe hulp van
Boven verwacht om de moeilijke taak die op uwe schouders is gelegd naar
behooren te kunnen vervullen. Moge God Almachtig u steunen en bekwaam maken.
‘Aan uwe zijde zie ik uwe vrouw, thans de Burgemeesteresse.
Man en vrouw dienen elkaar tot steun. De vrouw kan zooveel doen waardoor den
man zijn taak eenigermate wordt verlicht. Moge haar dit gelukken! Ik eindig met
de bede dat de Almachtige ons aller Hemelsche Vader u zegene in uw hart, huis
en ambt. Ik heb gezegd. Leve de Burgemeester.’
Geachte Redactie, over andere onjuistheden en
onnauwkeurigheden van den verslaggever zal ik niet verder schrijven maar wat
hij mij heeft laten zeggen moet recht gezet worden. Of het mij een eer was in
het eere-comité te zitten, daarover heb ik mij niet uitgelaten. Ik bezit geen
bevolking ook geen klein gedeelte ervan. En wat de beteekenis is van met
kerkelijke en christelijke liefde samen te werken is mij gansch niet duidelijk.
Voor de opname dezer regelen in uw blad mijn dank.
Uw Dw.
Ds. WIERTS VAN COEHOORN
BLADEL,
26 Febr. 1924De reden waarom hij de leden van het ere-comité met name genoemd wilde hebben, begrijp ik niet goed. Waarom hij zijn eigen speech letterlijk in de krant wilde, laat zich raden. Zouden de andere leden van het comité wél integraal zijn geciteerd? Het beroerde is dat ik het verslag van een paar dagen eerder... niet kan vinden.* Zelf herinnerde Wierts de nieuwe burgemeester onnadrukkelijk edoch beslist aan het bestaan en de noden van zijn eigen kudde, waarbij niet achtergesteld te worden nog iets anders was dan actief samen te werken, zo leek hij te willen zeggen aan het slot van zijn brief, waar hij de in het verslag genoemde liefdes voor rekening laat van de verslaggever.
Ik hou het er maar op, dat hij het allemaal wat te rooms vond zoals het in de krant stond die ik niet vinden kan. Men ziet hem staan, de oude man, met een nauwelijks waarneembare beweging met het grijze hoofd wijzend naar het enige echte Boven.
* heb het nog niet opgegeven. Had weinig tijd vanmiddag.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten