In een rondschrijven aan kapitaalkrachtige geloofsgenoten,
bedoeld om geld los te peuteren voor een op te richten protestantse kostschool, tot behoud van de plaatselijke hervormde gemeente, die bij gebrek aan zielen dreigde te
kapseizen - in een onder andere aan de Maatschappij van Welstand gezonden bedelbrief dus, beweerde dominee Schotel over de stad zijner bediening, dat ‘de
lucht er buitengewoon gezond is, zóó zelfs, dat toen alle naburige plaatsen
door de cholera werden aangetast, deze stad alleen behouden bleef.’ Natuurlijk
was hij bezig reclame te maken: als hij, Schotel, bij een dergelijk heilzaam
klimaat ‘eene goede, regt christelijke opvoeding’ zou weten te voegen, ‘wat zou
dan oorzaak kunnen zijn, dat het oog van ouders en voogden, niet even gunstig
op deze stad als op zoo vele andere oorden in Noord-Brabant, waar zich instituten
bevinden, zou nederzien!’ Niettemin ben ik geneigd de archieven bij gelegenheid
eens af te vragen wanneer die uitbraak precies plaats had en of het klopt,
dat die halt hield voor de poorten van zijn stad.
Ik heb ook het gevoel dat dominee refereert aan de bijbel, al wil ik daar nu even van af zijn.*