Vorig jaar schreef Leo Brok een artikel over burgemeester Wouters. Leo was hoofd Financiën onder hem, later gemeentesecretaris. Hij heeft hem goed gekend.
Ik vond het niet zo'n heel goed artikel eerlijk gezegd, te formeel, te veel een opsomming van karaktertrekken en wapenfeiten. Een beetje zoals wij de onzen vereeuwigen. Als redacteur ben je al blij als het uitstijgt boven "we zagen hem graag komen en hij dronk op zijn tijd een biertje".
Hoe meer ik over hem lees, dat wil zeggen: hoe vaker ik hem tegenkom in de archieven, hoe meer ik hem begin te waarderen. Het zou interessant zijn eens te onderzoeken hoe groot de betekenis is geweest van naoorlogse burgemeesters voor de instandhouding van onze kempische dorpkes. Ik mijd hier maar even het woord groei. Ze worden er nogal eens van beschuldigd veel kapot te hebben gemaakt, in hun megalomane hang daar naar. Oude gebouwen denk ik dan dat wordt bedoeld.
Iemand zei tegen mij dat-ie moeiteloos dertig markante Hapertse mensen zou kunnen opnoemen. Werd het niet eens tijd hun monografieën te schrijven? (voor mij dan hè. Het was míjn nalatigheid waardoor ze in de vergetelheid dreigden te raken. Ja dahaag!) Ik heb het beloofd maar u weet hoe ik me verhoud tot mijn beloftes. Wouters staat waarschijnlijk niet op het lijstje. Daar zou ik dan toch wel een klein puntje van willen maken.
Wouters wás geen megalomaan, hij had te maken met megalomanen: voetbalbestuurders die met hun hoofd in de wolken liepen en zich niet ontzagen zijn terreinopzichters de huid vol te schelden, malloten die plannen maakten voor een gemeenschapshuis dat groot en akoestisch genoeg was voor premières van Hollywood-films en de finale van Beethoven's negende, penvoerende provinciaaltjes die hem verweten de democratie uit te hollen. Wouters stond ze allemaal te woord, kalm, correct, streng en zonder deuren dicht te gooien. Altijd de juiste woorden, altijd de juiste toon, altijd het juiste midden.
Ik had het niet gekund.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten