Monter fiets ik de Vader des Vaderlandslaan uit en draai ik de Vader van Bladelallee op. Aan het einde Kriekeschoor, in nevelen. Bij de Esso kruis ik de colonne van de Vrome en voel ik me jong. Het waait niet en het regent niet. Ik droom dat ik oude adel ben.
Dan: Eindhoven.
In de verte het stadhuis en ik trap en ik trap maar het blijft klein. Stoplichten zetten me stil. En dat niet alleen: terwijl ik sta te wachten, voert een onzichtbare rolband me steeds weer terug naar de poort.
Als ik toch, ineens, voor de ingang van de fietsenstalling sta, weet ik niet hoe ik daar gekomen ben.
Dan: Eindhoven.
In de verte het stadhuis en ik trap en ik trap maar het blijft klein. Stoplichten zetten me stil. En dat niet alleen: terwijl ik sta te wachten, voert een onzichtbare rolband me steeds weer terug naar de poort.
Als ik toch, ineens, voor de ingang van de fietsenstalling sta, weet ik niet hoe ik daar gekomen ben.
Ik groet Jan Willem, die op de fiets van zijn vrouw is overgekomen uit het Vonderkwartier en ga maar met hem mee naar binnen.
Vandaag minder mist. De zon kan erdoor en oerknalt uit in nevelnaalden van achter een boom op de Rondweg. De Pius-tieners zien het niet en fietsen monter door. Ik oudje daarentegen.
Vandaag minder mist. De zon kan erdoor en oerknalt uit in nevelnaalden van achter een boom op de Rondweg. De Pius-tieners zien het niet en fietsen monter door. Ik oudje daarentegen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten