woensdag 8 januari 2014

Genen boer

In 1894 dook de Vlaamse letterkundige, volkskundige (grondlegger) en botanist Alphons de Cock op in Bladel en liet zich door onze dorpsgek het volgende verhaal op de mouw spelden:

Het geloof aan weerwolven is natuurlijk nog zeer verbreid. Ik deel hier slechts het volgende verhaal mede. 
Op de Achterste hoef bij Bladel woonde indertijd een boer, en die boer had een knecht, en dat was een weerwolf. Op een eigenaardige manier zijn ze daarachter gekomen. Die knecht vrijde met een meid uit de buurt. Eens waren die twee samen buiten dorps geweest en 't was al tusschen licht en donker toen ze op huis aan gingen. Ze waren al niet meer zoo heel ver van huis toen voelde hij een onweerstaanbare lust om weerwolf te worden; maar de meid merkte het natuurlijk niet. Hij zei tot haar : ‘Ik moet hier eens effekens van den weg af bij genen boer zijn; ga jij maar door: ik zal u wel inhalen. Maar komt ge soms een kwaden hond tegen, die op u aan bijt, gooit hem dan mijn zakdoek toe; dien zal hij misschien wel vatten. En loopt gij maar gauw door.’
Zoo gezegd, zoo gedaan. Hij gaat weg, en een oogenblik later ziet ze een grooten hond die op haar aanvliegt. Maar ze gooit hem den zakdoek toe; het dier pakt dien en bijt hem kapot, en zij gaat er onderwijl vandoor.
Toen de zakdoek verscheurd was, werd de weerwolf weer stillekens aan mensch, en ging zijn lief achterna, die hij inhaalde en thuis bracht, terwijl zij hem het gebeurde vertelde.
Zoo kwamen ze dan thuis, waar het geval natuurlijk nogmaals besproken werd, ofschoon hij er niet veel praat over hebben wou. Hij bleef op het avondeten. Onder het maal zagen ze de stukken van den verscheurden zakdoek tusschen zijn tanden zitten en merkten zoo dat hij de weerwolf was.
Later is hij van die lastige eigenschap afgekomen, en wel op de volgende manier.
Zooals men weet bezitten de weerwolven een band dien ze om het lijf doen wanneer ze zich willen veranderen. Op een goeie keer had de boer, bij wien hij woonde, hem ver van huis ergens naar toe gezonden; en toen hij weg was vond de boer den band. Dadelijk liet hij den oven gloeiend heet stoken. De buren werden er bij geroepen en de band in den gloeienden oven geworpen. Op welke manier wist niemand, maar op hetzelfde oogenblik stond de knecht bij den oven en wilde er in loopen, om den band er uit te halen. Doch alleman pakte hem en hield hem vast, met de grootste moeite want hij rukte en scheurde om los te komen, tot eindelijk de band geheel en al verbrand was. Toen was de macht verbroken en werd hij weder kalm en was nu voorgoed van de weerwolverij af.

(Bladel (Noord-Brabant). Uit den volksmond opgeteekend in 1894.)*





* Volkskunde. Tijdschrift voor Nederlandsche folklore, jrg. 20 (1909). Het had een motto uit Theodor Storm: 'Sie werden gar nicht gemacht; sie wachsen, sie fallen aus der Luft, sie fliegen ueber Land wie Mariengarn hierhin un dorthin, und werden an tausend Stellen zugleich gesungen.'

Geen opmerkingen:

Een reactie posten