Bij uitgeverij Noordhoff in Groningen verscheen in 1921 een bundel volksliedjes*, geroemd door de Hollandsche Revue als ‘juweeltjes (..) van die kostbare, nooit na te maken sieraden van hart en geest, waarin de ziel van het volk is gezet’.** De liedjes, aldus de Revue:
leven zoo heerlijk. Zij spreken zoo zuiver. Zij staan zoo frisch-geurend, als èchte bloempjes tusschen vele dichterlijke bloemen van veelal onnatuurlijk woordspel onzer dichterlijke letterkunde. (..) De liefde voor land en volk, die na de liefde voor den Schepper, toch recht heeft op de eerste plaats in ons hart, ligt in deze liedjes.
In een van de liedjes figureerde onze Grote Beerze:
In een van de liedjes figureerde onze Grote Beerze:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten