zaterdag 2 november 2013

Voortgezet onderwijs

Gisteravond las ik over een man in bad, die daar het volgende lag te bedenken (winter 1987)*:

Vanmorgen in bad had ik de intense gewaarwording weer op school te zitten. Ik keek om mij heen en zag een heleboel jongens die net als ik van eenvoudige afkomst waren. Want dat is wat in de jaren vijftig gebeurde: arbeiderskinderen kregen toegang tot het voortgezet onderwijs. Voor de betrokkenen was het natuurlijk een mooie kans om hogerop te komen, maar achteraf vraag je je toch af of er in feite geen brain-drain gaande was, of 'het volk' op deze manier niet beroofd werd van zijn natuurlijke leiders, of niet hierin de verklaring ligt voor het verbijsterend geringe verzet tegen de onrechtvaardigheid van de heersende crisis.

Dit begrijp ik niet goed. Als de volkselite niet naar het voortgezet onderwijs was gegaan hoe had ze dan ooit de 'kennis en vaardigheden' kunnen opdoen die nodig waren om iets te kunnen betekenen voor het volk? De man in bad veronderstelt dat dat had gekund op de fabriek, temidden van het volk? Of had je als natuurlijke leider wel genoeg aan een grote bek en een onverstaanbaar dialect?
Wat ik kan beamen is dat je vervreemdde van het volk nog terwijl je voortgezet onderwijs genoot. Je kon er niet meer naar terug na voortgezet onderwijs. Voortgezet onderwijs was het tegengif. Voortgezet onderwijs was einde volk.


* Koos van Zomeren, Een jaar in scherven (1988), p. 50. Als ik hem was geweest had ik ook 'eenvoudige afkomst', 'natuurlijke leiders' en 'crisis' tussen aanhalingstekens gezet.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten