woensdag 8 mei 2013

Ruim spoedig alle oude kippen op (1940)


Uit de krant, net na het uitbreken van de oorlog*:
STAND VAN DEN LANDBOUW IN DE KEMPEN

Men schrijft ons uit de Kempische dorpen, aangaande de stand der landbouwgewassen het volgende:
De stand der gewassen is dit jaar over het geheel genomen, vrij goed te noemen.
De winterrogge, niettegenstaande den langdurigen fellen winter gepaard met hoogen waterstand, heeft veel te lijden gehad. De opbrengst is echter nog meevallend. Van sommige lage perceelen is echter niet veel terecht gekomen. Wegens het laat invallen van den dooi en de daarop invallende regenperiode, bleef het land hier te drassig om op deze perceelen haver in te zaaien. De niet-wintervastheid van vele varieteiten tarwe de vorige winter ondervonden, heeft ertoe geleid minder uit te zaaien. Toch ziet men hier en daar nog prachtige velden met dit gewas. De zomergerst, ook dit jaar vooral door den kleinen boer uitgezaaid, is goed.
Wat betreft de haver, welke altijd nog een voorname plaats inneemt, kan gezegd worden, dat deze, aangezien het beginstadium, nog reusachtig meevalt. De nog juist bijtijds gevallen regen heeft hier nog veel goed gemaakt. Men ziet in de Kempen prachtige velden haver o.a. op “De Pan” te Hapert. Het tijdig aankoopen van kalkstikstof in verband met de in uitzicht gestelde schaarschte van dit product, heeft ook aanleiding gegeven deze onkruidbestrijdende meststof tijdig en nog al veelvuldig aan te wenden.
De zomertarwe, thans veelvuldig, in verband met broodgraanvoorziening, uitgezaaid, alhoewel iets korter van stroo, kan over de geheele linie goed genoemd worden. Jammer genoeg zagen we hierin op sommige plaatsen nog wat onkruid. Zelfs nog een proefveld R.K.J.B. waar goudbloem, herik en korenbloem een rijke kleurschakeering boden.
De erwten zijn dit jaar niet zooals voorgaande jaren de gewone velderwt, zoowel als de gecontracteerde, geven niet die opbrengst, die er van verwacht werd. Deze zijn reeds geoogst en het vrijgekomen land met eiwitrijke gewassen bezaaid of beplant.
De maisteelt heeft in de Kempen, mede in acht genomen het feit, dat de opbrengst vorige oogst niet behoefde ingeschreven te worden, flink opgang gemaakt.
Vele hectaren zijn ook dit jaar met dezelfde veronderstelling uitgezaaid. De stand is goed, op vele perceelen zelfs zeer goed; dank zij de goede verzorging, die den Kempischen boer steeds aan iedere nieuwe cultuur besteed.
Van de te velde staande aardappelen zal de stand wel zoowat normaal zijn. Men treft goede perceelen aan, maar ook op de lage veldjes soms een misgewas.
De mangels staan over het algemeen zeer goed. Hier en daar was in het begin nogal vreterij van bietenvlieg of koperworm. Bovendien deed een hagelbui over een straal van 1 K.M. van West naar Oost op sommige dorpen nogal wat schade. Nu zijn ze echter weer over alles heen.
Het grasland was dit jaar ook beter dan het vorige; was bijvoeren in 1939 noodzakelijk, dit jaar zagen we weer veel boeren met hooi rijden. De weilanden geven voor het vee thans veel goed gras. De tijdige regenval, telkens gepaard met warmte, tooverde in enkele dagen een prachtig weidekleed van witte klaverbloempjes.
De prijs der melk was tijdens den weidetijd goed, thans is deze zeer goed.
Mond- en klauwzeer kwam gedurende dit seizoen sporadisch voor. De prijzen der biggen waren in tegenstelling der vette varkens abnormaal hoog.
Wat den paardenhandel betreft, deze was in het voorjaar zoowat als in andere jaren, maar tijdens de maanden Mei-Juni zag men hierin, tengevolge van den oorlog, zulk een gedrijvigheid en een oplooping van prijzen om even te rillen. Thans heeft de handel zich echter op een stabieler niveau gezet.
De kippenhouderij, een voornaam iets voor onze boeren, was bij oordeelkundige voeding en verpleging nog wat loonend. Doch bij het nijpend voedergebrek, zal deze bron van inkomen niet winstgevend blijven. Ruim spoedig alle oude kippen op.
Het stroo bleef grootendeels in eigen land vanwege de hooivorderingen elders door het Ned. Leger gedurende den mobilisatie. Het gold 12 à 14 gulden per duizend kilo voor rogge-, terwijl men voor goed havervoerstroo rondom 20 gulden per ton kreeg.
Alles bij elkaar genomen, kan men de volgende conclusie trekken:
Dat het jaar 1940 landbouwkundig bekeken voor onze boeren nog zoo slecht niet is tot op heden. Hoopvol en vertrouwend gaat de Kempische boer den nieuwen oogst, die te rijpen staat tegemoet, opziende naar Hem die alles weet en ons in de dagen die achter ons liggen zichtbaar beschermde.
Het stuk is geschreven door mijn ome Miel, die elke zomer de fiets pakte en ging kijken hoe het er voor stond op de akkers. Van zijn bevindingen deed hij verslag op de krant, waar ze schreven 'aangezien het beginstadium' als hij zei: 'navennant-ie net begonnen is'. Ome Miel was sigarenmaker, had het land aan boeren en kwam nooit in de kerk.
Mangels zijn voederbietenkoperwormen larven van kniptorren, ook wel ritnaalden geheten; de RKJB was de Rooms Katholieke Jonge Boerenstand, een onderafdeling van de Noordbrabantse Christelijke Boerenbond, later samen met de Boerinnen Jeugd Bond opgegaan in de KPJ (Katholieke Plattelands Jongeren); mond- en klauwzeer had je even in Hulsel, in maart, meer niet. De havervelden op de Pan zijn voorgoed verdwenen en ook, nagenoeg, de tarwe, het stroo, het paard, het RK, God, de Kempische boer en de erwten.
Gebleven zijn de maïs en de kippen, oorlog of geen oorlog.


* Eindhovensche en Meierijsche courant: dagblad voor Eindhoven en Noordbrabant, 27 juli 1940 



Geen opmerkingen:

Een reactie posten