"zoo, moet jij hier de menschen dood steken" (Reizende Man 1)
De Nieuwe Tilburgsche Courant, 27 december 1911:
Zware mishandeling met doodelijken afloop
De donkere dagen voor Kerstmis… zonder eenige overdrijving mag men de laatste weken hier te Tilburg wel zoo noemen, dagen, die in al hun treurige somberheid met afschuw in de herinnering der inwoners zullen blijven voortleven. ’t Is vreeselijk. In een tijdsverloop van nog geen 14 dagen, 5, zegge vijf zware mishandelingen, waarvan twee met doodelijken afloop en twee waarbij het leven gedurende dagen met den dood worstelde.
De laatste mishandeling van Zaterdagavond j.l. overtreft ze allen in wreedheid en laagheid; hier werd een mensch van zijn leven beroofd op eene wijze als geen stom dier, dat ter slachtbank geleid wordt, gedood wordt. Op de plaats waar de misdaad voltrokken werd en een breede plas bloed den grond rood kleurde, hoorden wij kort na de mishandeling door omstanders uitdrukkingen bezigen, die, omdat ze te plat waren, wij hier niet willen nazeggen, maar die toch in al hun grofheid de juistheid van wat daar gebeurd was, zeer nabij kwamen.
Tilburg krijgt wél een goeden naam in den vreemde. Men beschuldigde ons van overdrijving, toen wij 14 dagen geleden in ons verslag over de mishandeling met doodelijken afloop op den Hoevenschen weg op Zebregts gepleegd, schreven: “dat zich hier wederom een drama afgespeeld had, zooals er in de geschiedenis van Tilburg reeds zoovele met zwarte letters staan opgeteekend.” Na al wat er sindsdien in onze stad voorviel gelooven we toen nog te zacht in ons oordeel te zijn geweest. De eenige verzachtende omstandigheid, die hier zou aan te voeren zijn, is het feit dat de mishandeling gepleegd en ondergaan werd door niet-Tilburgers, doch voor de buitenwereld is de daad in Tilburg voorgevallen en als zoodanig wordt onze stad er voor aangewezen.
Wat is er Zaterdagavond 23 December gebeurd?
Dionysius Adr. Snoeren oud 26 jaar en Nicolaas v.d. Veken oud 27 jaar, beiden geboren te Oosterhout, waren twee – volgens den volksmond – gezworen kameraden en hier ter stede als grondwerkers werkzaam.
O.a. hebben ze hun arbeid verricht aan de Kazerne en waren thans in dienst bij de nieuwe school, die aan den Beekschen Dijk gebouwd wordt.
Nadat zij Zaterdagavond omstreeks 5 uur hun loon hadden gebeurd, zijn ze samen, hier ’n glaasje bier, daar borreltje drinkende, afgezakt naar den Bosschen weg, waar Snoeren in het Pelgrimspad inwoonde bij ’n zekere vrouw Schuurmans, uit Best afkomstig, die van haar man Seikens gescheiden leeft. V.d. Veken had zijn kosthuis in de Houtstraat. Terwijl ze door het Pelgrimspad loopen, passeeren ze meteen den achterkant van het volkslogement “De reizende man”, dat zijn ingang heeft op den Bosschen weg. Zij hooren daar harmonica-muziek en op dat geluid zegt de een tegen den ander: “Kom laten we hier ’n potje bier drinken.”
Wat toen daar gebeurd is, vernemen wij uit den mond van ooggetuigen, dien wij kort na de mishandeling ondervroegen, het volgende:
Ongeveer 8 uur kwamen Snoeren en v.d. Veken het logementje van achteren binnen en vroegen de-man ’n potje bier en gelijk als twee vrienden doen, hebben ze genoeglijk samen gepraat en hebben zelfs nog ’n potje bier aan de aanwezigen weggegeven. V.d. Veken vroeg aan den herbergier of ie daar mocht slapen, waarop deze antwoordde “ja”. Snoeren zeide toen: “dan ga ik naar huis”, waarop de verslagene antwoordde: “neen je gaat niet naar huis, je blijft ook hier”. Samen hebben ze toen weer ’n potje bier gedronken, waarop Snoeren voor de tweede maal zeide: “ik ga naar huis”. Toen heeft v.d. Veken Snoeren vastgepakt en tegen het voorschot van de deur aan de groote straat geduwd. Meinkehorst (de houder van het logementje) heeft toen zeggende “hier geen ruzie” v.d. Veken bij den arm gepakt en buiten de deur gezet, en tegen Snoeren gezegd: “ga jij nu maar achteruit, je woont daar, dan bent ge dadelijk thuis en je krijgt zeker geen ruzie.”
“Neen” antwoordde deze, ik ga ook voor uit.” Intusschen stond de verslagene nog voor de deur. Toen Snoeren daarop deze opende en naar buiten ging riep de verslagene: “achtervolg je me nu nog? Dan steek me maar dood.” Op dit gezegde haalde Snoeren z’n mes uit den zak en stak daarmede met groote kracht naar v.d. Veken, eerst in de buik, later nog in het hoofd. Na de steek in de buik is de verslagene in elkaar gezakt. Toen een der ooggetuigen, tegen Snoeren zeide: “zoo, moet jij hier de menschen dood steken”, is hij naar huis in het Pelgrimspad gevlucht.
Zoodra v.d. Veken vlak voor het genoemde logementje op de trottoir was neergevallen, heeft een der getuigen de politie gaan waarschuwen, terwijl anderen den getroffene, die geweldig veel bloed verloor, overdroegen naar de overzijde der straat onder een lantaarn, teneinde beter te kunnen zien wat er gaande was.
De zwaar verwonde leefde toen nog, doch was al geheel buiten kennis en nadat de commissaris van politie den heer Caarls en inspecteru Meyvaart reeds een kwartier na de verwonding tegenwoordig waren, heeft men v.d. Veken het volkslogementje binnengedragen. Daar was ook terstond dr. Deelen en even later dr. Proot, aanwezig, die nog wel trachtten door het leggen van een voorloopig verband redding te brengen, doch niet konden verhinderen, dat de verslagene door de verschrikkelijke verwondingen en het vele bloedverlies, omstreeks kwart voor tien den laatsten adem uitblies.
Even tevoren had den kapelaan van Iersel den stervende nog het H. Oliesel toegediend.
Terwijl de dokters aan den verwonde hunne beste zorgen besteedden, is inspecteur Meyvaart met een agent van politie naar de woning van Snoeren op het Pelgrimspad gegaan om den dader te arresteren. Deze was, toen hij zijn daad volbracht had, naar huis gevlucht en had daar erg onder den indruk van het gebeurde en geheel versufd tegen vrouw Schuurmans gezegd: “geef me gauw mijn goei kleeren, want de politie komt me dadelijk halen.”
Meer heeft hij niet meer kunnen spreken en hij was zoo zenuwachtig, dat hij zijn horloge niet eens kon afdoen. Toen inspecteur Meyvaart de woning binnentrad zat Snoeren op een stoel wezenloos te kijken, terwijl hij het mes, met twee handen omklemd, voor zijn buik vasthield.
Terstond werd hij gearresteerd en naar het hoofdbureau van politie overgebracht, waarheen ook kort daarna, onder grooten toeloop van volk, het lijk van den verslagene v.d. Veken per brancard werd vervoerd.
Het onderzoek werd nog dienzelfden avond door de politie begonnen en Zondagmorgen voortgezet. Snoeren bekende terstond, doch maakte daarbij den indruk in ’t geheel niet te beseffen van welk een vreeselijken omvang zijn daad was. De man gaf ook geen ongunstigen indruk en zooals men ons mededeelde, staat hij bij de politie ook niet ongunstig aangeschreven. Het mes, waarmee hij de verwondingen heeft toegebracht is een verschrikkelijk wapen; ’t is een dolkmes, waarvan het lemmet ruim een decimeter lang is en met een heel scherpe punt uitloopt.
De justitie, die Zondagmorgen telegraphisch was gewaarschuwd, arriveerde des middags en bestond uit mr. J.W.E. van Haren Carspel, substituut officier van Justitie, mr. Kist, rechter-commissaris en mr. Sassen griffier, terwijl de militaire arts dr. Heijl was mede gekomen om met dr. Proot de lijkschouwing te verrichten. De Justitie begon met den dader Snoeren een verhoor af te nemen, tijdens hetwelk genoemde doktoren zich met het lijk van den verslagene bezighielden.
Dit bracht aan ’t licht dat het lichaam van v.d. Veken op afschuwelijke wijze met het mes was toegetakeld en dat niet minder dan vier verwondingen waren toegebracht, waarvan twee direct doodelijk. Het lijk vertoonde op de eerste plaats een doodelijke wond in het achterhoofd, waar het mes de verlengde merg had getroffen. Zonder de overige verwondingen zou v.d. Veken menschelijkerwijze gesproken, hieraan reeds hebben moeten sterven. Op de tweede plaats had het lichaam een afgrijselijke wonde in de buik, een wonde, die ruim 10 c.M. lang was en breed, dat men er wel een hand kon inleggen. Volgens verklaringen van getuigen moet Snoeren, toen hij de steek toebracht met het mes nog een draaiende en wringende beweging in het lichaam gemaakt hebben; vandaar die groote gapende wonde. Het mes doorsneed daarbij ook de lever. Verder vertoonde het lijk nog een wonde aan de onderkin en een in het linkerdijbeen.
Na het onderzoek werd door de Justitie een bevel afgegeven tot onmiddellijke inhechtenis neming van Snoeren en werd deze Zondagavond nog omstreeks half zes naar Breda overgebracht. Het lijk van den verslagene werd gekist en ook dien avond overgebracht naar het Kerkhof van de parochie ’t Goirke.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten