dinsdag 31 juli 2018

In het licht van de eeuwigheid

Ik kan niet plannen. Ik maak voortdurend dubbele afspraken. Of ik spreek dingen af waar ik helemaal geen zin in heb. Duurt nog drie weken, denk ik dan, ik red me er wel uit. Wie dan leeft, wie dan zorgt.
Natuurlijk is dit niet het echte probleem. Zo'n care-free tiep ben ik helemaal niet. Het echte probleem ligt dieper. Het echte probleem is echt een probleem. De verwoording hierboven dient alleen maar om een niet zo modieus, reëel gebrek, salonfähig te maken. De keiharde waarheid is dat ik geen nee kan zeggen, never nooit nie. Ik ben zo assertief als een badspons. En daar kun je vandaag de dag gewoon niet meer mee aankomen. Vin ik zelf ook! Tijd voor hulp. Tijd voor een beetje coaching. Hóóg tijd. Vin ik zelf ook! Aan het volk van Bladel heb ik beloofd om alle woensdagavonden op de heemkamer te zijn en nou beloof ik vanavond aan Ingrid om aanstaande woensdagavond naar Den Bosch te komen omdat het daar door drukte en omstandigheden even niet van gekomen is. De familie S. heb ik een coherent en steekhoudend verhaal beloofd over onze lokale geschiedenis, dat ik vanwege drukte en omstandigheden die ik had kunnen en hád voorzien, niet afkrijg. Vrijdag ga ik naar de begrafenis van mijn tante, hoewel ik op het werk de enige ben die nog over is (niet op vakantie is, bedoel ik, niet nog in leven of zo). Voor 21 september moet er een geupdate historische rondwandeling (probeer daar uw hoofd maar eens omheen te krijgen: een geupdate historische rondwandeling) door Bladel te zijn. Voor dementen. Iemand moet al een beetje na gaan denken over de begroting van volgend jaar en bij gebrek aan enig financieel vernuft in de hele, hele verre omgeving heb ik beloofd om dat dan maar zelf te doen, hoewel ik er vollédig van verstoken ben. Mijn oom die nog wel leeft, heb ik een exemplaar van het jaarboek met het verhaal van Karel van Heijst beloofd; het staat waarschijnlijk in de editie van 2011 waarvan we er... geeneen meer hebben. Bij Abdullah zou ik gaan eten, een dove Armeniër zou ik waarschuwen als we bij halte Turfweg zouden zijn (is gelukt, al had ik er nog nooit van gehoord; blijkt tussen Veldhoven en Steensel te zijn); mijn medecursisten dat we morgen wel wat eerder kunnen beginnen waardoor ik in de spits met de trein naar Breda moet (duurder en drukker); verschillende meisjes dat ik met ze zou trouwen (kleuterschool). Had juffrouw Sjan me maar nee leren zeggen in plaats van met rechts te schrijven. Jong geleerd is oud gedaan, hing er nota bene aan de muur! Maar ja, we konden nog niet lezen hè. En juffrouw Sjan deed niet aan coaching, dat kenden ze toen nog niet.
Het is niet anders. Ik krijg het n-woord niet uit mijn strot. Coaching en wonderen daargelaten, zal ik ermee moeten leren leven. Steeds weer de stress van die onvervulbare beloften, het negatieve zelfbeeld dat erdoor opgeroepen wordt, steeds weer het wegleggen van een goed boek omdat je je niet kunt concentreren vanwege die stress, steeds weer dat schrijven, schrijven, schrijven tot diep in de nacht omdat er weer eens een dilemma aan zit te komen.
Prijst u gelukkig, nee-zeggers!
Alleen één ding hè: ík kom in de hemel! En jullie hebben een hoop uit te leggen aan de ouwe Sint P.
"Jaaaah, maar de coach had gezegd..."

vrijdag 27 juli 2018

Overkomst

Van de week loopt C. binnen, telefoon aan zijn oor. Hij heeft zijn broer aan de lijn. Ik moet hem zelf maar even spreken.

C. loopt al drie woensdagen achter mekaar binnen. Een man van weinig woorden die zich hoegenaamd niet interesseert voor lokale geschiedenis. Fietsen is zijn ding, van Parijs naar Brest en vice versa. Niettemin raken we aan de praat. Op de heemkamer kan ik dat, aan de praat raken, aan de praat bréngen. Op de heemkamer bent u in mijn territoor and you wíll talk.
Een week later verschijnt hij opnieuw, dit keer met een sjieke rol behangpapier waarop alle C.'s die ooit in onze streek hebben geleefd. In druk! Op een sjieke keukendeur hoort een sjieke stamboom. Neem wel de Bodoni MT mensen. Past in elke keuken!
Hij wijst naar een plek laag in de boom, naar een voorouder die overkwam uit Riel en de Vorselse molen pachtte of kocht, rond 1710 als ik me goed herinner. Meteen schiet me het lange artikel van J.W. Hagen te binnen  in ons jaarboek van 1992, dat handelt over de staatse jaren van onze molens. Ik pak het uit de kast en laat het hem zien. De voorouder komt er inderdaad in voor.

Dat is dan wel weer leuk, dus C. koopt het boek. “Is ook wel iets voor mijn broer”, meent hij.

Broer woont in Oudekerk aan de Amstel, wist ik al. Is hoogleraar aan de VU. Vraagt of hij kan komen kennis maken. Wil eens zien wat voor boeken wij zoal hebben.
Ik vraag waar hij is.
Hij is thuis.
“Dan wordt het lastig”, merk ik op, “het is nu tien voor twee. Tegen de tijd dat u hier bent zijn we alweer gesloten.”
“Hoe laat gaat u dicht?”, vraagt hij, in zijn stem een zweem van ongeduld.
“Om vier uur”, antwoord ik.
“Luister, als ik nu aanrij, ben ik er om kwart over drie. Okay?”
“Ja natuurlijk”, ik, blij verrukt.


Ik ben dat niet gewend, zo’n mobiliteit. Om tien voor twee te bedenken dat je om kwart over drie honderd kilometer verderop wilt wezen. Zonder dat daar iemand op sterven ligt. Ik moet denken aan wat wijlen de oude, uit Rotterdam overgekomen mevrouw Kranenburg uit de Van Dissellaan placht te zeggen: “Bladelse mensen komen hun dorp niet uit."*



* Kan zijn dat ze zei "katholieken komen hun dorp niet uit", dat weet ik niet meer.
 

zaterdag 21 juli 2018

Wasgoed

Daarnet op de radio: een vrouw kan tijdens een vakantie in Praag niet op het meervoud komen van het woord "slot", in de betekenis van kasteel, burcht. Het woord "sloten" dringt zich op maar ze denkt dat dat iets heel anders betekent. Dingen op fietsen en in deuren. Ze concludeert dat er voor het woord "slot" in de kasteelbetekenis geen meervoud bestaat.
Ik moet zeggen dat ik zelf ook even twijfelde en de geruststellende uitleg van de dienstdoende taalkundige nodig had voordat ik het volgende kon bedenken.
Taal is de concretisering van een model. Dat model heet grammatica. Erbinnen bestaat de entiteit "zelfstandig naamwoord". Deze heeft de eigenschap dat ze kan vermeervoudigen. Van elk concreet zelfstandig naamwoord bestaat dus een dito meervoud. Dat doet de grammatica. Uw wasmachine draait omdat er grammatica inzit. Zo simpel is het. Betekenis, uw wasgoed,  doet er niet toe.
Het feit dat we bij "sloten" uitsluitend denken aan fietsen en deuren duidt erop dat we bomen kappen om het bos niet te hoeven zien.


maandag 16 juli 2018

De sigaar

Gisteren doken er op Facebook een paar grootboeken op van de oude sigarenfabriek van Claassen. Verkoopboeken, van kort voor de oorlog. De orderadministratie. Veel namen, aantallen en (administratieve) nummers. Lokaal-historisch niet zo heel erg interessant maar als tentoonstellingsobjecten natuurlijk van grote waarde. Mijn naam erbij. Allicht. Misschien wil de eigenaar ze wel afstaan als ik hem (naar waarheid) vertel dat ik tot mijn negentiende in Hapert heb gevoetbald en lieg dat ik er tot mijn 56e ben blijven wonen, geen carnavalsfeest heb overgeslagen (hé, ik was verkleed, toch?!) en altijd ben blijven schrijven met de mij door juffrouw Schoenmakers op 1 augustus 1968 verstrekte kroontjespen. En dat de zeurpiet uit Bladel, die liever wat bouwstenen had gehad voor een alomvattende naoorlogse geschiedenis van de Kempen mijn tweelingbroer is en dat die overweegt om te verhuizen naar Amsterdam.
Opgeruimd staat netjes, zal ik erbij zeggen.

Lezen en schrijven

Aan het eind van de dag bel ik mijn vriendin.
"Hoe was jóuw dag?" vraagt ze (zij is aan het revalideren, zij mag eerst).
"Relaxed", antwoord ik. "Vanochtend gelezen, vanmiddag naar Turnhout gefietst. Een uur en twaalf minuten volgens Google. Ik wist niet dat het zo dichtbij was. Altijd gedacht dat je in Turnhout al bijna in Antwerpen was. Leuk fietsen ook, langs het kanaal."
Over het lezen geen woord. Lezen doe ik alleen. Over lezen kan ik alleen maar schrijven. In Turnhout bleek ook al snel dat ik er liever over lees dan er ben.

dinsdag 10 juli 2018

Automatiek der herinneringen

Op 4 augustus hou ik mijn referaat voor de familie Van Sambeeck over de geschiedenis van Bladel. Ik geloof dat ik elders al heb aangegeven dat we dat normaal niet doen. Normaal leiden we onze gasten rond en vertellen het een en ander over de objecten waar hun oog op valt. Een coherent verhaal hebben we niet. Onze historie is nostalgie. We zijn een automatiek vol herinneringen. Je haalt er wat uit en wij eten mee.
Enfin, dat voor een andere keer.
Ik had gedacht als volgt te beginnen: "U dient zich te realiseren dat de geschiedenis van Bladel in niets afwijkt van die van Hapert of Reusel. Of van enig ander Kempisch dorp."
Een mooi begin. Een geleerd begin.
Een fout begin.
De geschiedenis van Bladel verschilt wel degelijk van die van Hapert en Reusel. Ik ken gewoon de verschillen niet. Ik niet.
Tja.
Naar verluidt is het een geslacht van schoolmeesters, de Van Sambeecken. Ik hoop het. Die kennen de verschillen vaak ook niet.

zondag 8 juli 2018

Smoes

Gisterochtend geen Abdullah. Om elf uur had hij bij mij moeten zijn voor zijn wekelijkse taalles. Om kwart over elf liep ik naar beneden en belde aan. Thuis was hij ook niet.
Dan maar een keer niet, overwoog ik, ik app hem van de week wel. Het kwam me wel goed uit ook. Kon ik mooi het Brakman-Vestdijk-brievenboek uitlezen. Het ligt al zes weken op de grond naast de bank, 160 pagina's och arm. Heb er al twee keer omheen moeten stofzuigen.
Gisteravond wel degelijk een Abdullah. Ik had het idee dat ik laat thuis was maar niemand sliep nog. Muziek van de kant van de markt, gelach en gepraat van om de hoek, in de woning van Abdullah groot licht en veel volk. Ik dacht al dat hij me gezien had toen ik aan kwam rijden, er gaat hier geen auto voorbij of Abdullah registreert hem. Hij kwam naar buiten gelopen en bood zijn excuses aan. Hij had bij vrienden geslapen in Eindhoven, er waren feesten en gezelligheid geweest, zijn taalles was hij glad vergeten. Ik stelde hem gerust, maakt nie uit, volgende week beter. Hij luisterde amper, lachtte, praatte me bij over zijn week (de baan in Tilburg gaat niet door, te weinig groeikansen) en nodigde me uit om iets te komen meevieren met hem en zijn vrienden, wat weet ik niet, zoals steeds als hij op zijn gemak is, praatte hij veel te vlug, vakantie misschien, is er vakantie? 
Ik verzon een smoes want ik feest niet, iets wat ik lang niet heb hoeven doen, een smoes verzinnen. Dat Syrische feestbeest denkt zeker dat alle Nederlanders hetzelfde zijn.