dinsdag 27 februari 2018

Outlook

Aan elke wand een letter: de N aan de kant van Casteren, de Z aan de kant van Dalem, de O aan de kant van Eersel en de W aan de kant van Bladel. Zo leerden we de windrichtingen. Voor mij niet minder dan een levensles. Waar op de globe ik ook ben, ik weet altijd waar het noorden, het zuiden, het oosten en het westen is: het noorden aan de kant van Casteren, het zuiden aan de kant van Dalem, het oosten aan de kant van Eersel en het westen aan de kant van Bladel.

zondag 18 februari 2018

Haus Geräte GmbH

Gisteren bezoek van buurtvereniging De Hoef int museum. Dan moet de kachel aan en wel ruim van tevoren, anders is het bij ons zelfs niet een klein beetje warm. Er was dus tijd voor een oude Boer en Tuinder (12 juli 1973) uit het archief van de Neterselse connectie. 
Daarin het volgende artikel:


De auteur is geen hoogvlieger: afwasmachines namen indertijd niet zozeer geen "grote" als wel geen "hoge" vlucht. Vast staat ook dat afwasmachines nooit - ook in 1973 niet - het idee hebben gehad dat ze relatief duur waren, al waren ze dat natuurlijk wel ("verkoopprijs boven de duizend gulden"). En déze zin begrijp je pas als je weet dat hij financieel is ingestoken: "Opmerkelijk is bijvoorbeeld dat sinds er meer kleurentelevisie wordt gekeken minder huisvrouwen toekomen aan een automatische afwasser." Gedoeld wordt hier op de karigheid der middelen, niet dat u denkt dat huisvrouwen alle dagen voor de TV hingen. Mánnen hingen voor de TV. Ajax en Feijenoord. Daarom moest er  kleurentelevisie komen en schoot er geen geld meer over voor het gemak der huisvrouw.
Met het woord "huisvrouw" werd heel héél vroeger overigens (ik zit nog in de uitlegmodus) een huwelijkse staat bedoeld. "Angelina Jolie, huisvrouw van Hugo Leijten." Een beroep werd het pas later. En een weinig aansprekend beroep pas nóg later.
Het hele artikel is natuurlijk een historische misser. Het mag dan even geduurd hebben, de afwasmachine is vandaag de dag onmisbaar. Alleen superouderwetse lieden menen in 2018 nog zonder te kunnen. Ik, om maar eens een monnik te noemen, al wil ik er wel op wijzen dat het vloeroppervlak van mijn keuken waarschijnlijk nóg kleiner is dan dat van de huisvrouw anno 1973. In mijn vorige verblijf had ik er wel een maar nadat ik in 2002 al scheidde van mijn huisvrouw, raakte ik later ook mijn vaatwasser kwijt. Ik heb niks lux' meer over.
Of het moet warm water zijn.
Toen het bezoek vertrokken was en Theo verklaarde dat hij thuis op zijn flikker zou krijgen als-ie niet heel snel zou gaan, bleef ik alleen met de afwas. Twaalf kopjes-en-schotels, twaalf gebaksbordjes, zeven lepeltjes, vijf vorkjes. Vanuit de thuis opgedane routine pakte ik vlotjes de afwasbak, de afwasborstel en het afwasmiddel, draaide de warmwaterkraan open en stond wat te mijmeren, toen ik merkte dat het water niet warm werd. Toen ook viel me het briefje op boven de kraan (dat daar thuis bepaald niet hangt) met de tekst: "Zuinig met energie! - geen warm water - max 10 min (stekker zit er niet in)."
Ik heb het toen maar duurzaam gedaan.

zondag 11 februari 2018

Hanny Michaelis (2)

"Ik kijk al dertig jaar geen voetbal meer", zeg ik tegen mijn zus. Die denkt ik er elke zondagavond nog met een bord friet op schoot voor ga zitten.
Toch ben ik voldoende bekend met de oeverloosheid van het gezanik erover om te weten dat de analyse van Hanny Michaelis zal komen als een welkome afwisseling. Ze is bij een wedstrijd van haar gymnasium, het Vossius. Eldert is de jongen waar ze verliefd op is, net als haar klasgenote Greetje:

Vandaag waren we weer naar de voetbalwedstrijden. Het was enig, ongelofelijk spannend en er is goed gespeeld, van beide kanten. Toch was Vossius sterker, ze hebben gewonnen met 2-1. Eldert heeft zowaar het eerste doelpunt gezet, maar los daarvan was hij de enige zwakke plek in het elftal. Nog altijd kon hij niet met zijn linkerbeen trappen, zodat hij, als hij de bal toegespeeld kreeg, eerst een hele tijd eromheen moest draaien als een kat om de hete brij, voor hij hem een schop kon geven. En bovendien was hij niet 'bij' genoeg, hij stond altijd te ver naar achteren en slaagde er bijna nooit in de bal op tijd te bereiken. Een en ander had tot gevolg, dat hij na afloop, ondanks zijn doelpunt, weer van alle kanten misprijzingen kreeg te incasseren. Greetje en ik hadden medelijden met hem en zeiden maar steeds, dat hij toch maar een doelpunt had gemaakt, waarop hij weer in een goed humeur kwam en een triomfantelijk lachje had.

Het is scherp gezien van d'r: zonder linkerbeen draai je er voortdurend omheen. Arme Eldert. Je wordt er namelijk wel mee gebóren.

Seccus!

De collecte voor de Hersenstichting in Hapert heeft 1321 euro opgebracht. 102 daarvan kwamen van mij. Ik heb me al opgegeven voor volgend jaar al hoop ik dat ik dan niet naar Dalem hoef. Zoals de vader van Rene Vosters zei: ge moet aachterum komme. Ik hou daar niet van. In Amsterdam doen ze dat toch ook niet? Ons Rene had de portemonnaie mee, dus ik liep nog voor niks ook. 
"Gô mer wir nur binnen", zei ik, "ik du de poort wel dicht."
Toen ik wilde oversteken naar Piet Schilders' moest ik wachten op een passerende hardloper. Ik had sterk het idee dat het dezelfde was die vroeger in de Molenstraat al regelmatig voorbijkwam, veertig jaar geleden. Hij liep alsof-ie nooit was gestopt.
Hans Vennix is werkzoekend zag ik. We waren klasgenoten op het Rythovius. Nu zijn we vrienden op Facebook. Op school had hij de vreemde gewoonte om woorden om te draaien, achterstevoren uit te spreken. Hij kon het waar je bij zat, ook lange. 
Hij vraagt iedereen om uit te kijken naar een baan voor hem. Zal ik doen. En niet schrijven seccus of zoiets flauws. Of misschien ook wel. Misschien kan-ie er nog steeds wel om lachen.
Las gistermiddag De zaak Collini van Ferdinand von Schirach. Gevonden in Duizel. In één keer uit. Lichte kost. Over de oorlog. Ik wist van hem in mijn boekhandelaarsleven. Werd zeer bewonderd door de goeie mensen. Er was iets met een Baldur von Schirach, ook iets met de oorlog (eigenlijk kun je zoiets vandaag de dag niet meer zeggen, "er was iets met". Googelen, denkt u dan). 
In het boek zegt een patholoog-anatoom tegen een co-assistent: "De man is dood, neem je tijd." 
Het is ál lezen momenteel en niks geen heemkunde. Carnaval en nog geen letter klaar van het jaarboek. Wie helpt mij?
Op 20 februari is de terugkomavond van de stamboom-groep. Plant mijn overbuurvrouw precies op die avond de jaarlijkse vergadering van de eigenaren-vereniging. Waar moet een man zijn agenda verstoppen om te voorkomen dat een vrouw er in gaat zitten bladeren? Op het kerkhof?
Mijn computer heeft me vijftien maanden achteruitgezet. Dat wil zeggen: ik hem. Ik had wat CD's van wijlen een heemlid mee naar huis omdat ik vermoedde dat ze vol stonden met foto's. Dat stonden ze ook, alleen liep wel alles vast hier, de voordeurbel en de magnetron en everything electric daartussen. Het is nu weer november 2016 digitaal bij mij, ik heb mijn hele Bladelse leven nog voor me.
Belangrijker evenwel: ik bezit nu een foto die ik nog niet kende. Lizette Vosters staat erop, als ik me niet vergis, in een kleuterschool-setting, samen met een paar andere kinderen en... een non. De aanwezigheid van de non doet (mij) vermoeden dat de foto genomen is in het eerste van heur (Lizette's) en mijn kleuterschooljaren. In ons tweede jaar kleuterden we namelijk bij de niet-non juffrouw Sjan.
Ik herinner me helemaal niets van dat eerste jaar. '66-'67. Het is er dus wel geweest.
Ik durf de foto niet op Facebook te zetten. 
Eerst mijn zus maar eens vragen wie dat jongetje helemaal links is.
Waar is éénoog ook weer koning?
Voordat Lizet Vosters zich ermee bemoeit, bedoel ik.




vrijdag 2 februari 2018

Anecdote cum cane

Kom ik gisteren bij iemand aan de deur voor de Hersenstichting (zo’n Hans-Christian-Andersen-voordeur die open kan in (twee) delen), doet er een jonge vrouw open met in haar kielzog een hond, een groot, zwart beest met lugubere zwarte ogen. De hond blaft als een dolle, de vrouw maant het beest om stil te zijn, kan mij amper verstaan, maant het nog eens en loopt naar achter als ze begrepen heeft dat er geld moet komen. Hond blijft en blijft blaffen, ik ben blij dat hij me niet te lijf kan.
Na een minuut of wat komt de vrouw terug met een haffel muntjes. De hond staat nog steeds z'n best te blaffen. Ze zegt zoiets als “nou kan het wel voort” en als het dan toch niet kan: “Het zal wel ergens goed voor zijn.” Het zal wel ergens goed voor zijn.
Natuurlijk bedoelt ze het geblaf van de hond en niet de centen voor de Stichting die ze uit het hoopje in haar op het dichte deurdeel rustende handpalm staat te pikken. Maar omdat ik haar woorden toch ook met de hond niet goed in verband kan brengen, vraag ik: “De hond?” Waarop ze begint te lachen. En ik ook.
Tot zeker drie huizen verder duurt dat lachen van mij. Ik lach oprecht en ik snap de humor niet. Drie huizen lang loop ik krom van het lachen en ik vat hem gewoon niet. Misschien is het de distantie tussen vrouw en hond die je voelt in "ergens goed voor". Zo praat je niet over je hond. Tenzij, wacht eens even, tenzij... Slimme vrouw, slimme man, domme hond. Dat zal het hem zijn.
Intussen, nu, later, vraag ik me af of ik wel zo geschikt ben om in Hapert te collecteren. Of ik niet een geval bij uitnemendheid ben van wat ik zelf aan de deur steeds verklaar: alle beetjes helpen. Iemand moet tenslotte in d’n donker die eindeloze weg op en dan kan het maar beter ne manskèèrel zijn. Ik ben er geboren natuurlijk en af en toe kijkt een vrouw me aan alsof ze een jeugdliefde herkent maar echt een volwaardig lid van de gemeenschap ben ik net zo min als Abdul, mijn benedenbuurman. Ik ben een buitenstaander, weliswaar een met een innemend, altijd vaag bekend gezicht, een atletische gestalte enz. enz. maar uiteindelijk toch (niet meer dan) een buitenstaander.
Ooit is dat fijn. Zo’n lachwekkende anekdote cum cane maak je alleen maar mee met vreemden. Onder mekaar heb je geen reden om je af te vragen waarom je loopt te lachen en het leven zo leuk is.
Ik turf tegenwoordig het aantal keren dat ik een beetje verliefd word.
De centen telt de Stichting maar.