Vandaag pyamadag. Mijn aanrecht vol van drie dagen afwas, mijn broodrooster op de grond. Fauré op de koptelefoon.
Het jaarboek dus bij de drukker. Relaxen, zou je denken. Paniekaanvalletje natuurlijk als er op pagina 2 een bestuurslid blijkt te ontbreken maar daarna toch wel? De drukker is een tovenaar, snijdt plakjes uit het PDF en vervangt ze zonder de paginanummers te verstoren in hun slaap. Ademhalen dus, bijkomen, doorstarten.
Zou je denken.
De maandag na verzending een gesprek met de afdeling die niet wil wat ik wil. Na maanden van accommoderen, dacht ik stappen te kunnen zetten. Het tegendeel bleek waar. Zeven paar hakken in het zand en de hele bubs rechtsomkeert de oude loopgraaf in. Terug in het stadhuis had ik zin om een lampenkap op te zetten en me voor te doen als onderdeel van de Dutch Design Week.
De dinsdag na verzending bij de tandarts. Mijn tandarts is een vrouw. Een vrouw om maar eens bij weg te lopen. Er was wat stuk. Terwijl ze het zat te maken dacht ik: ik wil zo intiem niet meer zijn met jou.
De woensdag na verzending weer een vrouw. Margriet. Kwam bij ons kijken. Wil wat qua werken. Cum laude afgestudeerde historica met een autistische stoornis. Kwam geen woord uit, zat almaar te schuiven op d'r stoel en wilde nog roken ook. Hield van boeken en archieven, nota bene paleografie in d'r mars. Dus ik haar aanbevelen bij de collega's verderop. Ik weet dat er een klus ligt die anders blijft liggen. Maar beren. Alleen maar beren op de weg. Een ochtend in de week was bespreekbaar maar als het meer moest worden, hoorde het eigenlijk een betaalde baan te zijn en daarvoor geen geld want het management... en de regering... En doemscenario's. Alleen maar doemscenario's. Misschien steekt ze de boel wel in de fik hier!
's Avonds ter heem viel ik middenin een bestuursvergadering. Ik ben maar aangeschoven. Ze hadden me sowieso nog wat te vragen. Was ik bij de open dag? Nou, eigenlijk niet, want in Ootmarsum, in een huisje op die dag. Erg aan toe. Kon ik dat niet verzetten? - Het huisje? - Nee, niet het huisje.
Het is me gelukt. Voorwaardelijk. Zodat ik zondag 26 november aanwezig ben op onze open dag. Het minste wat ú dus kunt doen, is ook komen. Onze jaarlijkse tentoonstelling gaat dit jaar over molens. Molens die buiten staan en draaien op Openmolendraaidag en, bij gebrek aan materiaal, ook over koffie- en gehaktmolens.
De hele dag ouwe kranten en tijdschriften zitten lezen. PC's 55 en Kempenaers. Voordeel is dat alle aangekondigde evenementen al lang geleden hebben plaatsgevonden. Je hoeft er niks mee. Je bladert, je leest koppen en af en toe wat inhoud en bekijkt de koppen in de advertenties. Die eeuwige twee van de uitvaartservice waarvan er één een karikatuur is van mijn schoonzus, die van zichzelf al... En in de landelijke verstekelkrant dan ineens het diametraal andere in een column: "Ouders laten zich gemakkelijk voorstaan op de liefde voor hun kinderen. "Als ze aan mijn kinderen komen, komen ze aan mij!" Uitzonderingen daargelaten is dat biologisch allemaal prima geregeld en hoeven we de ouders die van hun kinderen houden niet te prijzen. Het zijn de goede stiefouders of liefdevolle docenten die bewondering verdienen, eigenlijk iedereen die zich ontfermt over andermans grut." Ik had de uitzonderingen weggelaten en heb de resterende twaalf PC's ongeopend bij het oud papier geveegd. Gestold leven is voltooid leven zeg ik altijd maar.
In dezelfde krant een stuk over een zelfstandig tekstschrijfster die terugverlangt naar het kantoor waar ze achttien jaar heeft gewerkt: "Het maakt niet uit dat ik er flets en onfris bijloop, want ik zie toch niemand." Een ander, weer terug: "... ik merk dat ik veel rust krijg door de vaste werktijden en op kantoor werken." Geldt ook voor mij wel. Ook ik ben wel gebaat bij mijn kantoor. Maar ik ben er wel zink bij gaan slikken zodat tenminste mijn hormonen vloeibaar blijven.
In de stapel wat oude Rosdoeken. Opgemaakt in Word, zie ik nu. De inhoud is schraal. Net als wij zouden ook zij het lef moeten hebben om niet te publiceren als er niets te publiceren is. Ik bedoel: wij zouden dat ook moeten hebben.
Ook in de stapel: bericht van de bank. Aflossen mag. Veel geld verdiend dit jaar. Klinkt alsof ik belegger of ondernemer ben. Nou, ik ben ambtenaar. Op 1 januari jongstleden stond al vast dat ik goed zou verdienen dit jaar en op 1 januari aanstaande staat het dat weer. Daarbij een kantoor en Ans, die me van de week out of the blue complimenteerde met mijn nieuwe trui. Ik wist me helegaar geen raad. In al de jaren die we hokken, heeft ze het nog nooit ergens anders over gehad dan de misstanden in de zorg. In mijn dromen verwijst ze me stelselmatig naar Faby. Jezus mens, denk ik dan, als ik wakker ben en niet meer zo overtuigd van haar gelijk, ga asjeblief eens mee met je tijd, zeg. (dit is verkeerd om. De dromen hadden voor de trui gemoeten. En is sweater niet een veel fijner woord?)
Wat ik hier ook wel eens droom: als De Profeet op de stoep voor de kerk en dan voor mijn leven rennen naar Reusel. En dan niet vooruit komen, u kent dat wel, die nachtmerriepap in je benen.
(in feite ren ik natuurlijk naar Hapert maar Reusel rijmt beter met rennen)
Gisteravond kiespijn. Het mens heeft me van de regen in de drup geholpen. Ben op de bank gaan liggen en heb naar een reeks korte speelfilms liggen kijken, van jonge cineasten. Strakke, gebalde, betekenisvolle films. Als ík mijn stukken kort wil houden, heb ik drie dagen pijn in mijn onderrug. Ik ga ook niet meer met de bus. Gisterochtend zag ik mezelf in een van de spiegelingen die het buszitten rijk is en ik beviel me helemaal niet. Ik ben daar steevast de oudste, de chauffeur niet uitgezonderd. Voor me zat een meisje te appen met haar vriendinnetje achter me, ik als de dood ertussen. Ik doe het niet meer. Ik neem voortaan de auto. Ik voel me jonger in mijn auto.