Ik weet niet of ik het al eens heb toegegeven. Ik geef nogal makkelijk toe, ik ben een toegeeflijk mens dus de een of ander onder u talrijken weet het misschien al: ik kan moeilijk van huis. Wat Ank Kranenburg zei over haar Bladelse kennissen geldt ook voor mij: ze komen hun dorp niet uit. Het feit dat Frau Schorn en haar ternauwernood over de grens gelegen pension zo prominent aanwezig zijn in meerdere Kempische-dorpen-zoals-ze-waren-facebook-groepen, bevestigt dat alleen maar. Net zoals het feit dat ik elke dag naar Eindhoven fiets alleen maar bevestigt dat ook ik... mijn dorp niet uitkom. Al blijf ik het gevoel houden dat dat Hapert zou moeten zijn (daarin ben ik uniek: ik ben de enige Kempenaar die het dorp niet uitkomt waarin hij niet... is).
Het verbaasde me dan ook dat ik vorige week inging op een aanbod om het weekend door te brengen in een caravan ver buiten mijn dorp.
Ik zeg daar meteen achteraan: het was een beetje als het geven van een jawoord tijdens een huwelijk: het uitspreken en er onmiddellijk spijt van hebben (ik hoor dat wel eens zeggen).
Ik had nog niet toegestemd of er arriveerde een email met een waslijst aan instructies en essentiële weetjes. EN DIE LEES IK NIET. Misschien handig om te weten voor u: emails met een pragma-gehalte van meer dan 10% LEES IK NIET. Ben ik niet tegen bestand. Moedverlies, depressie, ik kan het niet. Wie mij brieven stuurt, doet er goed aan de envelop te versieren met bloemetjes, zonnetjes, engeltjes, poesieplaatjes of wat u maar aan impragmata (spreek uit: imprágmata) in uw kast heeft liggen, iets wat de ABN AMRO bijvoorbeeld maar niet wil begrijpen.
Aanvankelijk kwam ik dan ook de caravan niet in.
Dus de hardcopy onder in mijn rugzak toch maar gespeld.
De rest was kinderspel.
"Als het pragmatisme een isme was, hing ik het aan", was ik daar en toen geneigd te liegen.
Het werd een heerlijk weekend. Het weer zat mee, ik ben poepiebruin geworden, ik heb wijn gedronken (wat ik nog maar zelden doe), chips gegeten (wat ik vrijwel nooit meer doe), bonbons gekocht en onaangebroken in de koelkast gezet én daar gelaten (wat me van mijn hele leven nog niet is gelukt) en door de omgeving gezwalkt, gedragen door een nieuwe verliefdheid (iets wat (me) dan weer regelmatig gebeurt maar deze is van de teevee dus langer dan een zomer zal die niet duren). Ik heb gelezen in de herinneringen van Annie Salomons, in een inleiding op de filosofie van George Berkely en in de Brief Lives van John Aubrey (die vorig jaar wonder boven wonder mee de Arke Noachs in zijn gegaan en nu het sieraad mijner Bladelse boekenkast uitmaken), allemaal door mekaar, al kan dat ook de wijn geweest zijn. En natuurlijk weer eens geblogd en oh ja, vandaag in 64 minuten van Eindhoven naar Bladel gefietst, een terugwegrecord (wind tegen!).
Vrijdagavond nog het eerste concept van de stamboom voor het jaarboek zitten doornemen. Moest even. Daarna geen letter heemkunde meer, nog niet de allerminimaalste fractie van een gedachte eraan.
Eén ding nog. Iets onvermijdelijks eigenlijk, nu ik terugblik op de onderneming. Natuurlijk voerde het me allemaal terug naar de tijd dat we de zomers doorbrachten in de caravan van mijn schoonouders in Groesbeek: het minimalisme, het aandoenlijke ratjetoe in de voortent, de washokken, de kinderstemmen, de ondermaatse fietsjes waarop de gasten zich verplaatsten over het terrein, het afwassen.
Vooral het bed was een déja-vu. Ik heb geslapen zoals in tijden niet maar wel diagonaal. Ik ben geen wiskundige dus vraag me niet naar het verband maar er was iemand die ik die nacht heel erg miste. En meer nog die zondagochtend.
Goddank dus voor die eeuwige verliefdheden. Een mens moet tenslotte verder.