zaterdag 25 maart 2017

S.V. Vienna

Zat vanavond mijn tijd weer eens te verdoen met het surfen door oude kranten toen ik dit bericht tegenkwam. Net onder het midden is het te doen:


Het interessante is hier niet zozeer dat wij het er kennelijk regelmatig goed af brachten en ook niet dat onze beste speler weer eens in de grond had getrapt en de kraker tegen Geldrop zou moeten missen, als wel dat dat gebeurde in de wedstrijd tegen Vienna. Vienna? Wenen? In de 3e klasse H?
Als je de naam googelt, beland je overwegend in Oostenrijk, zoals te verwachten, met uitzondering van dit ene berichtje op de site van Eindhoven in Beeld:


"LEW is in 1928 opgericht door een groepje Oostenrijkers die bij Philips werkten", weet voormalig voorzitter Ad Bierens te vertellen. "De naam LEW lag toen nog ver van ons verwijderd: onze voetbalvereniging is destijds begonnen als SV Vienna. In 1934 volgde de oprichting van VIOS, een buurtvoetbalclub die toen al speelde op 't Schoot. Die naam werd in 1935 weer veranderd in Valencia omdat er al een VIOS bleek te bestaan. Dan volgen de oorlogsjaren die veel invloed hebben gehad op het voortbestaan van de club.

De Oostenrijkers die SV Vienna hadden opgericht moesten terug naar hun eigen land, en ook veel Nederlandse leden van Valencia vertrokken verplicht naar Duitsland of doken onder. In 1943 hadden zowel Vienna als Valencia te weinig leden over en richtten samen een nieuwe club op: de Eindhovense Boys.

Een jaar later gaat de dameshandbalclub samen met de Eindhovense Boys en omdat de dames geen boys waren, word de club voortaan Ligato genoemd (dat betekend 'verenigd' in het Italiaans). In 1948 volgt weer een fusie: Ligato en Speeltuinvereniging Eindhoven West gaan samen: pas vanaf dat moment heet de club LEW: Ligato Eindhoven West.

Ook LEW is intussen ter ziele.


Interessant zijn ook de ideeën over tactiek die men koesterde in die tijd. Als ik het goed lees, speelden zowel Vienna als Velocitas in een 2-3-5 opstelling. Dat kom je nog maar weinig tegen! 

zondag 5 maart 2017

Unne kuukske

Gisteren kreeg ik het nummer 2017-1 van het tijdschrijft inbrabant in de bus. Het was een cadeautje voor leden van de Heemkundige Studiekring De Acht Zaligheden. De kring komt uitgebreid aan bod in het nummer.
Daarin staat ook een stuk over het Brabants dialect, getiteld Brabants. Brabantser. Brabantst. Het is geschreven door de Neerlandica Kristel Doreleijers. Zij heeft onderzocht hoe "gebruikswijzen van het Brabantse woordgeslachtsysteem zich ontwikkelen". Ze bedoelt dat ze gekeken heeft naar de beroemde Brabantse geslachts-n. Zevenhonderd (700) "sprekers" uit Noord-Brabant heeft ze zinnen uit het "Standaardnederlands" laten vertalen naar het dialect. De resultaten laten nogal wat variatie zien. Een voorbeeld.
Deelnemers werd gevraagd "mijn hoed" te vertalen naar het dialect. De helft koos voor "mennen hoed", een kwart voor "menne hoed" en een kwart voor "men hoed". Het moet zijn "mennen hoed". De helft heeft het dus fout. De helft! Driehonderdvijftig (350) man! Aan de hoed ligt het niet: met de mannelijke zelfstandige naamwoorden tuin en hof ging het net zo. Met het vrouwelijke zelfstandige naamwoord camping ging het daarentegen wel goed.
Het is mij niet helemaal duidelijk wat onderzoekster hieruit concludeert. Er fietst nog een tweede onderzoek door het stuk, naar het gebruik van de geslachts-n door Brabantse vloggers namelijk. De conclusies die ze trekt lijken meer gebaseerd op de uitkomsten dáárvan. Ik meen echter te mogen aannemen dat het experiment met hoed, tuin, hof en camping er op wijst dat het (correcte, traditionele) gebruik van de geslachts-n, door haar terecht als een kenmerkende eigenschap van het traditionele Brabantse dialect beschouwd, onderhevig is aan slijtage.
Nu, dat lijkt me wel te kloppen, gezien die vijftig procent.
Is dat erg? Neu, eigenlijk niet. Alles slijt.
Intussen vraag ik me wel af of de onderzoekster van tevoren goed is nagegaan of die zevenhonderd dialectsprekers dat echt wel waren. Ik kan me namelijk niet voorstellen dat iemand die voorgeeft dialect te spreken "men hoed" uit zijn strot krijgt. Ik vind dat zo'n eclatante fout dat ik geneigd ben de toekomst van het dialect veel somberder in te zien dan onderzoekster: wie "men hoed" zegt is al veel meer kwijt dan de geslachts-n, "men hoed" lijkt me een symptoom van een veel groter verlies. Het gevoel voor de geslachts-n maakt onderdeel uit van een veel bredere, als het ware onder het dialect bestaande en daarvan het fundament vormende intuïtie. Het verlies van het een heeft consequenties voor het ander. Een Brabander kan niet zijn geslachts-n kwijtraken en tegelijk foutloos blijven in wat er overblijft.
Is dat dan erg? Neu, eigenlijk niet. Zonder dialect draait de wereld gewoon door. Misschien nog wel wat geolieder. Zelf ben ik het Standaardnederlands er al bij gaan doen onder meester Van de Put, die toen al zei (ik doel hier op de jeugdige leeftijd van zijn leerlingen) dat we niet ver zouden komen met het Haopers.
Uit haar vlogger-onderzoek destilleert onderzoekster het fenomeen van de hypercorrectie. Vloggers als Wim Daniëls en Braboneger zouden bij wijze van act of identity opzettelijk zulke ten hemel schreiende fouten maken (hypercorrigeren) als "unne kuukske". Ze zouden er hun Brabants-zijn mee willen onderstrepen. Misschien is het niet alleen een act of identity maar ook een act of protest, tegen het gestage verdwijnen namelijk van (facetten van) het Brabantse dialect.
Nu, dat geloof ik graag. Ik kan maar één andere reden bedenken waarom iemand bij zijn volle Brabantse verstand "unne kuukske" zou zeggen en die noem ik hier liever niet.
Is hypercorrectie erg? Neu, eigenlijk niet. Hoe meer varianten hoe meer vreugd. Onderzoekster spreekt van "een nieuw soort authenticiteit" en daar ben ik het van harte mee eens. De varianten zijn ánders dan het origineel, niet fout en even authentiek. Het woord "continuüm" valt, waarbinnen aan het ene eind het Standaardnederlands ressorteert en aan het andere de taal van tante Miet van Dûisel. Daartussen de varianten: Brabants, Brabantser. Afhankelijk van waar en met wie je bent, maak je je taalkeuze.
Ik geloof inderdaad dat zoiets bestaat. Ik hoor mezelf in elk geval regelmatig zwalken in de middle. Ik vind het ook een buitengewoon interessant gegeven. Ik denk alleen wel dat het continuüm zal versmallen. Er zal maar één eind overblijven en onderzoekster noemt daarvoor zelf de redenen: globalisering en digitalisering. 
Is dat erg? Neu, eigenlijk niet. Alles heeft één einde.
Het enige wat die ontwikkeling volgens mij nog enigszins zou kunnen vertragen, is de opkomst van migrantentalen. Behalve dat die oude fasen aan het continuüm onttrekken, voegen ze er misschien nieuwe aan toe. Dát vind ik nog veel interessanter.








zaterdag 4 maart 2017

Op eûw stem ik nie!

HL: Huub, Huub van Haopert, kende me nog? Hugo Leijten, ût de Meulenstraot.
HH: Hugo, jazeker ken ik je nog. We hebben nog samen gevoetbald als ik me goed herinner.
HL: Klopt jè, in 't derde. Dès lang geleeje.
HH: Hoe is het met je? Woon je nog in Hapert? Ik zie je nooit.
HL: Ik woon in Blaal. Sens vurrig jaor.
HH: En daarvoor in Hapert?
HL: Daor vur in Eindove mer daor geeg ut nou nie um. Ik kom eigeluk de nuwe gemintegids haole.
HH: Is die niet bij je bezorgd?
HL: Jewèl mer hij hing er half ût en toen is ie nat gerègend.
HH: Ach, excuses kerel, ik maak er een notitie van. Bij de receptie kun je...
HL: Mer nou ik hier toch ben woo ik ut eigeluk over iets anders hebbe.
HH: Vertel.
HL: Nou dè zal ik oe zegge, ik woon hier nog gin...
HH: Kan ik je overigens een kop koffie aanbieden?
HL: Koffie? Ja genog.
HH: Neem plaats.
HL: Ût d'n automaat? Hedde gullie gin koffiezetapparaat?
HH: Wordt aan gewerkt kerel. Vertel verder. Je woonde in Eindhoven.
HL: Ons vrouw was een Eindovese. Vur men hai ut nie gehoeve.
HH: Aha. Dus jullie wonen nu in Bladel.
HL: Ikken allèèn. We zèn geschaaie. 
HH: Ach. Hè. Altijd betreurenswaardig. Kinderen?
HL: Kender nie nèè.
HH: Een geluk bij een ongeluk.
HL: Nou, ik vèèn, daor hedde gullie niks mee te maoke.
HH: Is ook zo. Neem me niet kwalijk. Je was aan het vertellen.
HL: Jè. Wa woo ik nou ôk wir zegge?
HH: Je woonde net in Bladel.
HL: O jè. Ik woon dus nog gin vier mônd in Blaal of ze trekke munne rûitenwisser d'r af.
HH: Van je auto bedoel je?
HL: Van munnen auto jè. D'n èèrrem. Middendur!
HH: Hè wat vervelend! Dat is nou niet wat je noemt een fijn welkom voor je in onze gemeente.
HL: Ik vèèn 't un schandaol.
HH: Heb je aangifte gedaan?
HL: Dè heb ik gedôn jè.
HH: En?
HL: Ze duun er niks mee.
HH: Heeft de politie je uitgelegd waarom?
HL: Um dè ze te lûi zèn! Ze gôn liever erreges langs de weg stan te flitsen.
HH: Waar woon je?
HL: In de Kônninklukhûislaon.
HH: Daar is toch een WhatsApp-groep actief? In het kader van de buurtpreventie? Als ik me niet vergis staat die vermeld in de gemeentegids.
HL: Daor geeg ut nie um! Ze moeten van mennen auto afblèève. Tis toch godnondeju godsgeklaogd dè ge in dees land nie ins mir oewen auto vur de deur kunt zette zonder dè z'r mee d'r tengels aanzitte! En gullie duut er niks an, dè wul ik mer zegge. Gullie snapt nie dè gewôôn mense lek ikke daor van lèèje.
HH: Luister Hugo, als wethouder en als dorpsgenoot spijt het mij heel erg dat dit je overkomen is. Ik begrijp hoe vervelend het voor je is.
HL: Gè snapt er hullemol niks van! Dè zit ik nou net te vertelle. Mee oewe wotsep. Gullie snapt gewôôn nie dè mense... dè mense... lek ikke, hè? dè die daor van lèèje en daor kaod van worre.
HH: Hugo, nogmaals...
HL: Want ik was nog nie klaor ôk nie hè.
HH: Vertel.
HL: Want toen wier ut dus carnaval en ik denk, mèn zulle ze nie hebbe mee dè keffee hier vlakbè, ik zet um een eindje wèèr dè ze 'r nie wir an zitte mee durre zatte kop.
HH: Dat is misschien niet onverstandig geweest. Al kan ik je verzekeren dat wij en ook de organiserende verenging er alles aan doen om het carnaval...
HL: Dus ik wul sondegsmiddegs efkes nur m'n zuster in Eindove en wa denkte?
HH: Ik eh... Weer de ruitenwisser?
HL: Stat-ie godverdomme middenin d'n optocht!
HH: Oei, dat is inderdaad...
HL: Ik kon nie bè munnen auto! Ik kon er nie komme! Nog un wonder det-ie nie beschadigd is mee al die brèèj waoges.
HH: Hugo, ik beloof je dat ik er volgend jaar bij de vergunningverlening rekening mee zal houden. We zijn er kennelijk onvoldoende in geslaagd de route van de optocht kenbaar te maken.
HL: Dur geeg ut nie um! Gullie moet hul dè carnaval afschaffe! Daor hebbe mense lek ikke laast van in ons daogeluks lèève. Gullie... gullie snapt dè gewôôn nie. Gullie bent allèèn mer mee oe aaige bezig.
HH: Luister Hugo, ik zal er bij de burgemeester op aandringen dat de omgeving van je woning wordt opgenomen in de politiesurveillance én ik zal me er sterk voor maken dat er volgend jaar geen carnavalsoptocht plaatsvindt. Ik heb het zelf ook altijd...
HL: Dur geeg ut nie um! Gullie snapt nie dè gewôôn mense... gewôôn mense... Ho es, hee, nou moete me nie bûite zette, hee, wel godverdomme! Ik ben nog nie klaor mee eûw! Bleft van mèn af! Ik krèèg oe nog wel hè. Gè bent nog nie van men af! Dur komme wel verkiezingen an hè. Op eûw stem ik nie!






donderdag 2 maart 2017

Duodecimaal

Goed, mensen. Luister. Wat me vandaag toch allemaal overkomt. Eerst word ik aan mijn jas getrokken door ene Frank Krijnen. Hij moet in de andere Molenstraat gewoond hebben. Of ik wil meewerken aan zijn facebookgroep Hapert zoals het was (de recente oprichting waarvan me weer eens is ontgaan. Ik word ook zo navelstaarderig van dit weer). Vervolgens staat er ene Henk Voets aan de digideur. Of er nog meer is over de Voetsen. De Voetsen! Dat is jaren geleden! En toen nog iemand - niet eens de eerste - die informeerde naar de bidprentjes die ik hier eens op het bord heb geprikt (om te lezen overigens, niet om te kopen).
Mensen, luister. Hapert zoals het was: graag! Ik ben van de partij. En mijn zus ook. We hebben alweer ruzie, net als voeger. Dat wordt leuk!
Wat de bidprentjes, de ansichten en het Conrad-boek (ook dat) betreft, het volgende. Ik lijd aan wat in de medische wereld bekend staat als de duodecimale koorts, een vorm van malaria die ik heb opgelopen tijdens mijn diensttijd in Libanon. Leijders aan deze ziekte worden om de twaalf jaar getroffen door een acuut verlangen naar licht en leegte, wat ze ertoe drijft om zich manisch, op grote schaal en alsof hun leven ervan afhangt te ontdoen van spullen die ze ervaren als overtollig en verstikkend. Boeken, foto's en andere collecties moeten het vaak massaal ontgelden. Meubels belanden van de ene op de andere dag in kringloopwinkels. Sommige dier stakkers verkopen zelfs hun huis en betrekken minimalistische appartementen om datgene te voorkomen wat uiteindelijk steeds weer onvermijdelijk blijkt: een algehele herspulling zodra de koorts geweken is.
Bij mij was het vorig jaar weer zover. Ik heb er bidprentjes noch ansichtkaarten aan overgehouden en maar een paar boeken, waaronder niet, denk ik, vrees ik, de gesigneerde Conrad.
Vergeef mij.