zaterdag 1 juni 2013

Hoedje Wip

In 1888 schreef Jacques Panken, gemeentescretaris van Duizel en Steensel, het volgende in het net*:

Aanteekeningen omtrent het ontnemen .. teruggeven, het instorten, enz. der R.K. Kerk te Duizel, alsmede omtrent de R.K. schuur- of noodkerk, enz. te Duizel.
Opgemaakt – en uit zeer geloofwaardige bronnen geput – door H.J. Panken secretaris van Duizel, c.a., den 16 April 1888, ten dienste van het gemeentearchief.
De R.K. Kerk te Duizel (die thans wederom bij de R.K. van Duizel in gebruik is) werd in 1648 aan de R.K. van Duizel ontnomen en kwam alstoen in handen der Protestanten.
De R.K. ingezetenen van Duizel gebruikten daarna eene nood- of schuurkerk; (het perceel waarop deze noodkerk was gebouwd, is thans kadastraal bekend als weiland, sectie A. n: 251, hoort toe aan Hobbelen en Cors: Dielis, met Bogaars Hubertus en wordt in de wandeling “Hobbelendries” genoemd.
De R.K. Kerk die zooals boven is gemeld aan de R.K. van Duizel in 1648 was ontnomen werd hen in ’t laast der 17e eeuw teruggegeven en omtrent ’t jaar 1798 door hen wederom in gebruik genomen.
Ongeveer 2 jaren na die ingebruikneming en wel ter oorzake van den hevigen storm die den 9 November 1800 woedde is de kap der R.K. Kerk te Duizel (welke kerk ook hedendaags bij de R.K. van Duizel in gebruik is) des namiddags omtrent 4 uren van genoemden dag ingestort.
Door den Zeer Eerw: Heer Guillelmus Cools Pastoor der R.K. Parochie Duizel werd in den namiddag van den 9 November 1800, in bovengenoemde ingestorte kerk, aan de Duizelsche kinderen onderricht gegeven in de Christelijke leering of den Catechismus, zooals op iedere Zondag gebruikelijk was.
De Eerw: Heer Pastoor voornoemd werd bevreesd dat de kerk niet bestand zoude blijven tegen den steeds in hevigheid toenemenden storm, daarom staakte Hij het onderricht, liet de kinderen naar huis gaan en zorgde dat Zijne Parochianen zooveel mogelijk, in kennis werden gesteld dat er in den namiddag van dien dag geen Lof zoude zijn. Om alle gevaar te voorkomen liet Zijn Eerw daarenboven de kerkdeur sluiten.
Dat door deze doeltreffende maatregelen mogelijk grootere onheilen zijn voorkomen blijkt hieruit: dat om ongeveer 4 uren des namiddags van dien dag de geheele kap der kerk instortte, terwijl er geen enkele ingezetene in de kerk was.
De noodkerk (tot welker slooping nog niet was overgegaan) bood weerstand aan dien hevigen storm van den 9 November 1800, zoodat dezelve terstond na het instorten der kerk bovenbedoeld, wederom door de R.K. van Duizel werd in gebruik genomen.
Uithoofde der noodzakelijke en groote aan te brengen herstellingen door het instorten der kap veroorzaakt en uithoofde van gebrek aan middelen om die herstellingen te bekostigen, konde de ingestorte kerk eerst in ’t jaar 1822 andermaal in gebruik genomen worden, waarna dezelve tot op heden steeds bij de R.K. van Duizel is in gebruik kunnen behouden worden.
De hulp- of noodkerk, meergenoemd, is in ’t jaar 1822 afgebroken en geheel gesloopt.
De bekendmakingen (publicatiën) van wege de burgerlijke gemeente Duizel werden ten tijde dat de nood- of hulpkerk voor de Godsdienstoefeningen gebruikt werd, steeds afgekondigd op het gemeenteplein gelegen in de onmiddelijke nabijheid dier nood- of hulpkerk, welk gemeenteplein thans grootendeels (door middel van een kleine greppel) omsloot is, een driehoekige vorm heeft en in ’t jaar 1880 van wege de burgerlijke gemeente is beplant met eikenheesters, welke heesters thans weelderig beginnen te groeien.
Ten slotte verdient nog vermelding dat sedert het jaar 1648 (zijnde ’t jaar waarin de R.K. kerk in handen der Protestanten overging en aan de R. Katholieken van Duizel werd ontnomen) nimmer meer dan één Protestantsch gezin in Duizel vaste woonplaats had, en wel geen buiten dat van den Dorpsonderwijzer of schoolmeester, welke Onderwijzer destijds rechtstreeks van Rijkswege werd aangesteld.

Hoewel verantwoordelijk voor en misschien ook wel de eigenlijke beheerder van het publieke archief, denk ik niet dat hij put uit papieren bronnen. In plaats van ze te kwalificeren als 'zeer geloofwaardig', zou hij ze in dat geval gewoon vermeld hebben.
Iemand die het weten kan, vertelde mij onlangs, dat op 9 november 1800 ook in Son en Breugel het hoedje van de toren waaide. Mijn kop eraf, als ook het Duizelse verhaal niet afkomstig is van iemand die het weten kon.**







* RHCe, toegang A-0260, invnr. 1115. Op ruitjespapier. Voor het nageslacht. Ik geef het maar door.
** Ik ben zo vrij om dat in de kleine letters maar weer terug te nemen. Het kan ook gewoon door pastoor Cools zijn opgetekend in het liber memorialis. Dat bestaat: er zijn waarschijnlijk minimaal twee parochiale gedenkboeken op gebaseerd en Jeroen van de Ven van het Meertens-instituut heeft het ingezien gehad.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten