Iets wat ik gisteren las in de pantry bij de koffie-automaat, op mijn smartphone. Een stuk in de digi-Groene van een leraar Nederlands met een afkeer van het woord 'passie'. Hij citeert een personage uit Otmars zonen: "Het woord passie vond hij kitsch, dweperig, en bovendien zelfgenoegzaam - alsof het een verdienste was, je ergens voor interesseren - hij zou het p-woord nooit in de mond nemen." En de leraar vervolgt: "Daar komt bij dat jongens en meisjes die tegen de jongvolwassenheid aanschurken niets zo gĂȘnant vinden als grote mensen die over hun passies uitweiden. Ze dulden het nauwelijks van zichzelf en dat zal er mede de oorzaak van zijn dat het woord saai hun in de mond is bestorven. (..) Saai is precies het goede woord om een overdosis bevlogenheid uit ongewenste hoek op afstand te houden en tegelijkertijd duidelijk te maken best wel iets gewend te zijn als het om ervaringen op de grens van het zegbare en het onzegbare gaat. Daar tussenin ontstaat een ruimte om te groeien die zo intiem is dat niemand er mee te maken heeft."
Ik vraag me af of wat hier over jongeren en literatuur wordt beweerd, niet ook geldt voor jongeren en erfgoed. Is het niet gewoon onze valkuil - en niet alleen de onze - dat we menen onze passie te moeten overdragen?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten