Lezingen begonnen zo. Misschien ook een enkele preek, dat weet ik niet meer. Het leuke was natuurlijk dat je geen idee had. Er lichtte wat op, je registreerde het en besteedde er verder geen aandacht aan.
In die tijd hoorde ik in een arts op mijn autoradio zeggen dat je af en toe eens moest terugkeren naar een hobby of bezigheid uit je jeugd. Daar zou een ontspannende werking van uitgaan. In zijn geval waren het elpees. Hij had ze al die tijd bewaard en steeds als hij over zijn toeren dreigde te raken, ging hij ze een avond lang op zijn gemak zitten draaien en bekijken. Terugvallen in oude groeven was het devies.
Mijn prentbriefkaarten zouden zich er misschien nog voor lenen. Mijn postzegels niet meer. Daar is de magie intussen wel uit. Elpees had ik niet. Met elpees had ik niks. Misschien breekt me dat wel op nu. Als die arts postzegels had verzameld, was hij waarschijnlijk nooit op het idee gekomen van die opbeurende regressie. Wij filatelisten kijken vooruit. We moeten wel.
Rond nieuwjaar ben ik begonnen in Voskuil. In die tijd liep ik verloren in de werelden van anderen en achtte men het dienstig dat ik weer eens ging vertoeven in de mijne. Bij nader inzien, dacht ik meteen, schoof mijn nachtkastje wat dichter naar mijn bed, zette er een schemerlamp op en begon mijn dagen af te sluiten in het gezelschap van een groep studenten Nederlands in het naoorlogse Amsterdam. Elke avond even, in de weekeinden wat langer.
Bij nader inzien, dacht ik meteen. 1208 pagina's.
Gisteren las ik het uit.
Wat nu?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten