Een columniste overkomt iets herkenbaars: ze zit op een terras en iemand vraagt hoe het met 'r gaat, een vage kennis, die het luchtig wil houden en de virtuositeit bezit om dat met zwier en omhaal van woorden te doen. De columniste spreekt van een 'genre' en voelt zich voor het blok gezet. Er wordt van haar geëist dat ze zich "voegt naar andermans genre". Ze begrijpt dat ze een schijnbaar vluchtige anekdote dient op te dissen die niettemin iets diepzinnigs in zich bergt. Uiteindelijk - nog voor ze een woord heeft uitgebracht - is het haar rij-instructeur die haar redt: die placht haar voor te houden dat de meeste ongelukken gebeuren "doordat mensen voortdurend in elkaars plaats denken".
Ze vervolgt: "Het probleem van vraag-en-antwoord is dat het laatste de logische consequentie moet zijn van het voorgaande. De vraag doet zich misschien sympathiek voor, maar blijkt een tiran die alles en iedereen aan zich wil onderwerpen; ieder antwoord dat de vraag serieus neemt, is een "ja" op zich, een bereidheid met de vraag mee te buigen, mee te doen aan een gesprek dat vaak geen gesprek is maar een set eisen."
De columniste (is ze dat wel?) is Niña Weijers (het golfje op de tweede n-van-Nina zit linksboven op het toetsenbord, pal onder de escape). Ze schrijft dit in de Groene Amsterdammer, waarop ik vorige week een abonnement heb genomen. Nou, dat heb ik er dus al uit! De verhalenbundel Days of Awe van de schrijfster A.M. Homes ("personages die lijden onder hun onvermogen 'nee' te zeggen") heb ik al besteld (op mijn boekenkraam, vroeger op de markt, onderscheidde ik de categorieën "literatuur" en "romans" en rangschikte ik het weinige dat ik had van A.M. Homes steevast onder de laatste; had ik het dan zo mis?) en de burn-out die één op de zeven Nederlanders oploopt omdat zijn of haar werkzame leven een antwoord dient te zijn op een vraag, voel ik al wekenlang aankomen. (Maar dat komt wel goed. Binnenkort heb ik een week vrij en ga ik op bezoek bij een columniste uit Maarn. In Maarn zitten de mensen alle dagen op de terrasjes in hun achtertuin. Ze geven je koffie en appelgebak en vragen hooguit of je slagroom wil. En dat het nu alweer kwart over één is, overleef ik ook wel. Ik kan best een antwoord zijn op de wereld-die-soms-een-vraagteken-lijkt, ik wil alleen af en toe op mijn gemak op een terrasje kunnen zitten)