Gisteravond Micha Wertheim gekeken. Hij is erg goed. Hij is zo goed dat je het idee krijgt dat-ie niet heel erg zijn best hoeft te doen om een mooie voorstelling te maken. Waardoor je bij alle bewondering toch ook weer denkt dat het tijd wordt dat-ie wat anders gaat doen. Ik zat vroeger bij wiskunde wel eens naast een raadselachtige jongen - Ben genaamd - die altijd maar tienen haalde voor zijn proefwerken. De eerste drie kwartier van zo'n happening zat hij te bladeren in het tabellenboek dat je erbij mocht hebben en pas de laatste vijf minuten krabbelde hij wat op zijn proefwerkvel. Het ging zo snel en er stond uiteindelijk zo weinig dat ik wel eens dacht dat hij niet het proefwerk had gemaakt maar zo maar wat wiskundige overpeinzingen aan het papier had toevertrouwd, die zo geniaal waren dat de leraar ze ook niet begreep en hem daarom steeds maar tienen gaf.
(Is u het woordje "ook" opgevallen in de vorige zin? En vraagt u zich nu af waarom het er staat? Wie nog meer dan? Heb ik soms gezegd dat ík ze niet begreep? Dacht het niet hè!)
Ik droom al drie nachten van een meisje dat ik niet ken. Overdag dan. 's Nachts mag ik hopen van wel want we wonen in een appartement op de eerste verdieping vooraan in de Lindenstraat, tegenover de speeltuin. Ze heeft een klein, wit hondje dat zichzelf uitlaat. Ze zet het buiten en vervolgens rondt het het blokje Lindenstraat-Leeuweriklaan-Van Gerwenstraat-Korenveldstraat en weer terug door de Lindenstraat. Het rent achter een veel grotere hond aan, die weer achter een op afstand bestuurde speelgoedauto aanrent. De bestuurder zal John Mollen wel zijn.
Ze is oogverblindend. Lang, donker haar, krullen. Ze doet me denken aan een Marokkaans meisje - Gaoui genaamd, achternaam - waarmee ik lang geleden kortstondig heb samengewerkt op het cliëntenarchief van de Sociale Dienst van de gemeente Breda. En daar dan de Nederlandse versie van. Ik weet wél waar ze vroeger woonde: hoek Korenveldstraat-Lindenstraat, schuin tegenover Mary van de Ven, langgerekt bekeken. Ze is erg bijgelovig. Strooit allerlei strooisel op de stoelen als we gaan ontbijten.
Ik ben mijn focus kwijt. Ik hang maar wat rond. Ik loop maar wat te dagdromen. Zit maar wat te doen. 's Ochtends weet ik nooit of ik de fiets, de bus of de auto zal nemen. Een dezer dagen vergeet ik nog te kiezen en verschijn ik niet op het werk. Een passieve vorm van keuzeverzuim die verder in mijn familie niet voorkomt.
Ik zit weer op een sportschool. Ik vind het zo moeilijk om te beginnen op sportscholen. Je wordt voortdurend belaagd door enthousiaste jonge mensen, die mee willen denken, schema's voor je willen maken, je work-out vóór je zouden doen, als het kon. Maar ik kom al mijn halve volwassen leven op sportscholen. Ik weet het onderhand wel. En ik hou het toch niet vol. En ik word er toch niet jonger op. En ik zit en sta en loop toch maar te mijmeren. Zelfs daar.
Ik ben hier al eens eerder geweest.
Ik kom hier regelmatig.
Misschien is dit wel waar ik woon.
Volgens de auteur die jouw schrijfstijl volgt is thuis, daar waar je...
BeantwoordenVerwijderen