Ik denk, dat er zoiets bestaat als een, hou u vast, supratekstuele gulden ratio, een ideale verhouding tussen boodschap en aantal woorden in teksten. Die verhouding is niet absoluut, niet star, ze verandert met het verstrijken van de tijd. Honderd jaar geleden was ze anders dan nu. Het ideale aantal woorden was toen ongetwijfeld hoger.
In het archief van de Maatschappij van Welstand* berusten brieven van de Leidse hoogleraar J.J. Prins, in de tweede helft van de negentiende eeuw jarenlang bestuursvoorzitter van de Maatschappij. Ik heb ze gefotografeerd en getranscribeerd en iedere keer als ik ze lees, vraag ik me af waarom ze zo mooi zijn. Hij was geen taalvirtuoos, deed volgens mij ook geen moeite. Zijn brieven zijn zakelijk, kernachtig, nuchter. Nu me vanochtend dat concept van ideaaltaal is ingevallen, meen ik het te begrijpen: meer dan wie ook benaderde hij de vigerende gulden ratio.**
* BHIC
** Het meest zinnige wat je over deze blog zou kunnen zeggen (voor wie wil reageren), lijkt me dit: hoe jij nou, beste Hesperdum, anno 2015 kunt weten hoeveel die gulden ratio toentertijd bedroeg, gesteld al dat er ooit zoiets onzinnigs heeft bestaan? Of nog bestaat?! Waarop ik zou kunnen antwoorden, dat ik veel toentertijdse teksten heb gelezen én dat ik een doorgeleerd taalkundige ben met een hoofd waarin dat soort normen makkelijk ontstaan. Kijk maar naar mijn foto. En nu u weer. Maar dan echt. Hup!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten