dinsdag 13 augustus 2013

Graven en gravinnen

In 1927 deed de Bond van Katholieke Leeszalen onderzoek naar de stand van zaken ter zake de 'Plattelandslectuurvoorziening' in Brabant. Mevrouw Irma Meyer stelde daartoe 200 Brabantse gemeenten de volgende 7 gewetensvragen:
1. Wordt er in Uw gemeente veel gelezen? Wie zijn in hoofdzaak de lezers?

2. Kunt U ons als verzorger der school- of patronaatsbibl het peil schetsen der meest gevraagde boeken? Beperkt zich dit tot Marlitt, Melati van Java, Courths-Mahler enz. of worden auteurs als Benson, Bordeaux, Marie Koenen, Bazin, Marie Gijsen redelik veel gevraagd?
 
3. Is er somtijds vraag naar populair-wetenschappelik werk, of in 't geheel niet?

4. Hoe is de lectuurvoorziening in Uw gemeente? Staat de uitlening geheel op zichzelf of gaat die uit van Patronaat, Vincentiusvereniging of anderszins?

5. Ontvangt U misschien boeken uit een grotere leeszaal of werkt U uitsluitend met eigen boekenbezit? Indien dit laatste het geval is,kunt U dan misschien opgeven, hoe groot dit is? Zijn het uitsluitend romans?

6. Hoeveel boeken worden ongeveer per week uitgeleend?

7. Wordt er voor de geleende boeken contributie geheven? Is de som van dat contributiebedrag aanzienlik genoeg om van tijd tot tijd nieuwe boeken aan te schaffen?
*
114 gemeenten reageerden. Uit de reacties maakte mevrouw Meyer op dat er op het platteland gretig gelezen werd… op de paar plaatsen waar boeken voorhanden waren en dat was jammer genoeg lang niet overal, om niet te zeggen: bijna nergens. Werk aan de winkel kortom, voor de Bond. Opdat niet driekwart van de bevolking helemáál niet zou lezen en de rest veroordeeld zou zijn tot ‘colportage-romans’ over ‘graven en gravinnen’ nadat men zich door het plaatselijke leeszaalbestand had heengelezen.
Het antwoord op vraag twee, de vraag naar de kwaliteit der aangeboden boeken, pakte niet zo heel best uit:

Zevenbergsche Hoek meldt: 'drakenlectuur, Moedersmart, Beatrice de Verstootene, Gravin en bedelares'; in Waspik wordt de 2e groep boeken niet 'gevraagd', maar de eerste wordt 'verslonden', Vught leent 90% No1 en 10% No2 uit. Uit Rijen: 'de meest boeiende romans met liefdesavonturen'; vanuit Kruisland kregen we het volgend tekenend berichtje: 'boeken worden niet gevraagd, alleen verstrekt', dus daar krijgen ze niet eens de gelegenheid zelf te kiezen; in Raamsdonksveer lezen ze 'liefde-, sensatie-, en detective-romans'; en in Prinsenhage 'zuiver katholieke werken met een tendenz'.**
Over Vught, voor alle duidelijkheid: de lectuur daar bestond dus voor 90% uit flutromannetjes (Courts-Mahler) en voor 10% uit literair werk (Marie Koenen). De hoge literatuur van mevrouw M. was katholiek en is grotendeels vergeten.***
Het was ook niet zo dat de plaatsen met de hoogste inwonertallen ook de meeste uitleningen hadden te melden. Integendeel:

Drunen heeft 3150 inwoners, een bibliotheek van 500 banden; er worden slechts 10 à 20 boeken per week uitgegeven. Steenbergen-De Heen (360 inwoners) bezit 100 boeken en leent er wekeliks 40 à 60 uit, Of daar gewerkt wordt!


* Bibliotheekleven, jrg. 13 (1928), p. 66-77. Het gaat hier om het verslag van een inleiding door mevr. M. gehouden op de jaarvergadering van de Bond op 24 juli 1927
** in mevrouw M.'s presentatie helaas geen woord over de situatie bij ons
***
E. Marlitt was het pseudoniem van Friederieke Henriette Christiane Eugenie John (1825-1887). Duits schrijfster van romans over... graven en gravinnen. Ook de (honderden) boeken van Melati van Java (1853-1927; pseudoniem van Nicolina Maria Sloot) misten de diepgang die het bibliotheekwezen volgens mevrouw M. aan de Brabanders was verschuldigd. Hedwig Courts-Mahler gold als de ongekroonde koningin van het lichte spul.



Bazin was Rene Bazin (1853-1932). Antoon van Duinkerken in De Tijd over hem: 'Hij is een braaf romanschrijver geweest, de braafste romanschrijver van Frankrijk. Zijn boeken waren voor devote menschen geschreven en ze eischten niet veel intelligentie, want in tegenstelling tot de Kerkvaders hebben vele hedendaagsche schrijvers, die werken voor het devote publiek, de bedenkelijke overtuiging, dat daar niet bijster veel intellect bij mag zitten. (..) Hij was de schilder van het zuinige familieleven der plattelandsche Franschen (..) Dat leven zag Bazin naïef, en hij vertelde er naïef van, soms een beetje zeurig (..)'
Van Duinkerken vergelijkt hem met onze eigen naïeveling: 'Bazin is voor veel Roomsche menschen over de heele wereld geweest, wat Jan Renier Snieders was voor ons in Brabant: een brave romanschrijver, die vertelde van dingen, welke je reeds wist, maar die je toch graag nog eens hoorde herhalen.' Enig verschil tussen beiden was dat Bazin volgens van D. ‘wat voorzichtiger omging met zijn moedertaal’ (‘gedecideerd slecht proza’).
Met Benson bedoelde mevrouw M. waarschijnlijk R.H. (Hugh) Benson, katholiek priester en zoon van E.W. Benson, zelf aartsbisschop van Canterbury. Overleed in 1914 en schreef vijftien romans.


Henry Bordeaux was ooit bij de paus en overleed op hoge leeftijd in 1963. De Tijd citeerde de literatuurhistoricus René Lalou over hem: ‘dat hij katholiek was in die zin van het woord, die het tegengesteld maakt aan universeel en dat niemand meer dan hij er toe heeft bijgedragen, dat men het begrip streekroman associeert met verveling.’ R.K. Marie Koenen overleed vier jaar eerder, eveneens op hoge leeftijd en heeft zich in deze evenmin onbetuigd gelaten. Marie Gijsen stond in heur en mevrouw Meyers tijd bekend als 'Brabantsche novelliste'.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten