Mijn wasmachine heeft het begeven. Begon te steigeren bij het centrifugeren. Ik denk, dit is niet goed, noch komt het dat nog. Een nieuwe moest er komen.
Negentien jaar heb ik hem bij me gehad. Hij is van net na mijn scheiding. Mijn ex wilde onze Miele. Uit medelijden is ze die van mij nog mee wezen uitzoeken, bij de Harense Smid toen nog. Hij was van een obscuur merk, ik denk, ze draait me een loer maar hij heeft het negentien jaar lang prima gedaan. Een eerbiedwaardige loopbaan. Al moet ik daar wel bijzeggen dat hij nooit fulltime heeft hoeven werken.
Net als hij moet de nieuwe een hok in waarin je niet dood gevonden wil worden. De droger en de magnetron krijgt hij bovenop zich. Verder hangen er rond: de wasmand, de sporttas, een doorgaans wat ineengezegen PMD-zak, boodschappentassen, de stofzuiger, de strijkplank (met de stofzuigerslang als een boa-constrictor om zich heen gedraaid), een nogal waardevolle collectie prentbriefkaarten en de CV-ketel met expansievat. Ik maak daar zelden schoon. Ik woon daar niet, mijn spullen wonen daar.
Nu de nieuwe erin moet, moeten er vreemden in en dan blijkt dat ik genoeg van mijn moeders xenofobie in me heb om het opgeruimd te willen hebben. Wat je noemt immaterieel erfgoed.