Overdenking en gedicht bij het gvd dat Th. van L. de oude ontviel toen ik hem van de week tegenkwam op de Willem van Oranjelaan en vertelde van een levensgevaarlijk geval, dichtbij.
Gvd is strikt genomen geen dialect. Ze zeggen het in heel Nederland en al sinds Bonifatius.
Mijn associatie met dialect wordt denk ik getriggerd door de manier waarop Th. - en vroeger bijvoorbeeld ook mijn opa - het uitsprak.
Dat gaat ongeveer zo: een driedubbele g, dan de diepte in om de o op te halen, een bruggetje over, dan even adem in en dan, en dan: slinger je uit alle macht je domme discus naar de stomme einder.
Als het niet het pietluttige piepen is
van een naam;
niet het holle haken
naar een zin.
Niet het tellen van een ziel,
niet het omheinen van de lucht.
Als het is wat er uit je strot komt
als de Dood hem dichtknijpt.
Als het scheurt en brandt en wroegt en krimpt en nie kan en...
stokt.
Als het geen angst wasemt maar is;
als het harten breekt en wiegt,
niet wint
dan... vooruit.